• No results found

Na Gabriele D’Annunzio’s vertrek uit Fiume, bleef de geschiedenis van zijn bezetting in de vorm van een mythe voortleven in de fascistische ontstaansgeschiedenis. Terwijl voor D’Annunzio het avontuur in Fiume eindigde, gaf de symboliek van zijn verloren strijd juist nieuwe hoop voor de ideologie van het fascisme. ‘È giusto che Fiume abbia per noi questo alto valore simbolico: la sua lunga odissea la rende sacra all'Italia,’ beschreef Il Popolo d’Italia de symboliek van Fiume eens.124 De odyssee van Fiume, wat

doelt op de lange zwerftocht die de Fiumaanse geschiedenis was en waarbij verschillende staten zich de stad wilden toe-eigenen, gaf Fiume een heilige betekenis voor de Italiaanse natie. De eeuwige zoektocht van Fiume naar verlossing, kon nu worden voortgezet door het fascisme. En ook de strijd om Fiume kon het fascisme namens het vaderland nu weer oppakken.

Het fascisme wist zich als ideologie vanaf de jaren 1920 steeds dieper in de politieke realiteit te manifesteren.125 Het ontwikkelde zich tot een politieke religie, die

met een sacrale revolutionaire strijd de natie hoopte te regenereren. Vanaf 1922 bouwde het fascisme langzaam haar politieke macht op, toen de fascistische partij plaatsnam in de regering. Onder leiding van politiek en ideologisch leider Benito Mussolini creëerde de fascistische partij langzaam maar gestaag een politiek regime. Mussolini had zich van hoofdredacteur van het socialistische tijdschrift Avanti! en later van het fascistische orgaan Il Popolo d’Italia, tot Duce, spiritueel leider, van fascistisch Italië ontwikkeld. Voor Mussolini persoonlijk en voor het fascisme in het algemeen, nam Fiume een belangrijke plek in; het speelde een grote rol in de ontstaansgeschiedenis van het fascisme. De historicus Gumbrecht toonde in een studie over de plek van Fiume in de ontstaansgeschiedenis van het fascisme al aan dat het idee van verlossing als theoretisch of filosofisch concept van het fascisme bevestiging vond in D’Annunzio’s bezetting van Fiume.126 Het concept van verlossing verwees niet alleen naar de geografische

124 Zonder auteur, ‘Da Fiume a Roma. La Nazione italiana memore e ardente celebra oggi la Marcia di Ronchi

Decennale’, Il Popolo d’Italia (12 september 1929) 1: 1.

125

Wanneer ik in dit hoofdstuk de term “het fascisme” gebruik, zonder verder te specificeren tussen ideologie en regime, is dit dan ook een bewuste aanduiding, daar ik in dat geval refereer naar het samenvallen tussen ideologie en regime.

126

Gumbrecht, ‘I redentori della vittoria’. Het begrip “verlossing” vindt zijn oorsprong in de

verlossingstheologie en verwijst naar de reddende hand van God of de Messias die een volk bevrijdt uit een noodlijdende situatie. De daad van verlossing heeft het karakter van een opoffering. In politieke context kan dit

55

verlossing van de stad – waar de naamgeving van het irredentisme dan ook op wijst – maar ook naar een spirituele verlossing.

Inderdaad wijst Gumbrecht hier op een belangrijk element in de verhouding van het fascisme ten opzichte van de geschiedenis van Fiume. Hij gaat hierin verder dan historici als De Felice en Ledeen, die D’Annunzio’s revolutie in Fiume slechts vergelijken met Mussolini’s fascisme.127 Maar tegelijkertijd onderkent hij het feit dat de relatie van

het fascisme met Fiume gebaseerd was op een geconstrueerd historisch narratief. Een analyse van de constructie van dit narratief biedt inzicht in de betekenis van Fiume voor het fascisme. Dit hoofdstuk analyseert daarom het fascistische discours rondom Fiume. Het onderzoekt hoe het fascisme zich de historische herinneringen aan Fiume wist toe te eigenen. Een uitgebreide analyse van de fascistische beeldvorming van Fiume en D’Annunzio’s bezetting van de stad toont dat het fascistische narratief een complex, maar zorgvuldig opgebouwd narratief was. De mythe rond Fiume gaf zo bestaansrecht aan de fascistische zoektocht naar een grote natie.

3.1 Het fascisme en de idee van de natie

Toen Italië in 1922 een fascistische partijstaat werd, kon het fascisme zich geheel met de natie vereenzelvigen. De fascistische revolutie had tot doel de staat en de natie één te laten worden. Italianità moest onder de bevolking verspreid worden. De Carta del Lavoro, de fascistische grondwet, legde dit in 1927 vast door te verklaren dat de natie een morele, politieke en economische entiteit was die tot de fascistische staat behoorde.128 Het idee van de natie, zoals deze door de Partito Nazionale Fascista (PNF)

en de invloedrijke fascistische denker Giovanni Gentile werd uitgedragen, was een samenvoeging van aan de ene kant een cultureel nationalisme dat was terug te voeren op de avant-gardistische wortels van de fascistische ideologie - en dat een “romantisch” beeld van regeneratie nastreefde - en aan de andere kant een politiek nationalisme, dat streefde naar een modernistisch (programmatisch) idee van een maakbare samenleving.

Het idee dat een culturele en politieke vorm van nationalisme samenhingen binnen het fascisme is pas vrij recent doorgedrongen in het historisch debat. De ook verwijzen naar een martelaar of revolutionair. De vorm van de daad is belangrijker dan het resultaat ervan. Daden van verlossing hebben dan ook altijd een representatieve functie, de verlosser heeft daarom een semi- goddelijke status, en dit maakt de plek van uitvoering tot een heilige plek, een altaar van de verlossing. Zie ook: H. Fries (ed.), Handbuch theologischer Grundbegriffe. Studienausgabe, Band I (München 1962) 303-319.

127

De Felice, Mariano (eds.), Carteggio D’Annunzio-Mussolini; Ledeen, The first duce.

56

historicus Zeev Sternhell wees in de jaren 1980 al op de culturele wortels van het fascisme in het Franse intellectuele milieu van begin 20e eeuw.129 In de decennia daarop

bouwden de historici Walter Adamson, Matthew Affron, Mark Antliff en Emilio Gentile verder op dit idee. Zij wezen de vooroorlogse Italiaanse en Europese culturele avant- garde aan als bron van de fascistische ideologie.130 Roger Griffin introduceerde het

modernistische regeneratiedenken als sleutelbegrip in het ontstaan van het fascisme. Zo verbond hij het politieke en culturele fascistische nationalisme met elkaar. Ideeën over een spirituele regeneratie van de natie, die leefden onder vooroorlogse intellectuelen, zetten zich voort in de fascistische ideologie en vonden hun weerklank in het politieke maakbaarheidsideaal van het fascistische regime.131

Het fascisme streefde naar maakbaarheid van het nationaal bewustzijn. Zo maakte het van de “mythe van de natie” een “seculiere religie van de staat”. De cultus rond de Duce zorgde er voor dat het fascisme in staat was het mystieke, romantische idee van de natie om te zetten in politieke realiteit. Het streven naar italianità, zoals dat vanaf het Risorgimento tot uiting was gekomen, werd meer dan ooit een staatsaangelegenheid. Net als bij de begin 20e eeuwse avant-garde, werd het streven

naar italianità ook nu bewerkstelligd door een zoektocht naar nationale regeneratie, naar la Grande Italia en naar moderniteit. Maar het ideaal van een patria voor alle Italianen werd vervangen door het ideaal van een fascistische natie. Het nationalisme was niet langer verbonden aan principes van vrijheid en onafhankelijkheid van de natie.132

Expansie van de natie was een belangrijke pijler voor het fascisme. De fascistische mythe van de natie had een triomfalistisch karakter. Het fascisme was overtuigd van haar superieure morele en politieke beschaving en streefde daarom naar verspreiding van de fascistische natie.133 Volgens Mussolini onderscheidde het fascisme

zich hierin van andere vormen van (Europees) nationalisme. Zo schreef hij in 1920, naar aanleiding van de Europese territoriale kwestie in Dalmatië:

129

Zeev Sternhell, Neither Right nor Left: Fascist ideology in France (Berkely 1986); Zeev Sternhell, Mario Sznajder, Maia Asheri, The birth of fascist ideology. From cultural rebellion to political revolution (Princeton 1989).

130

Adamson, Avant-garde Florence; Affron, Antliff (eds.), Fascist visions; Emilio Gentile, “La Voce” e l’età giolittiana (Milaan 1972); Emilio Gentile, Il culto del littorio. La sacralizzazione della politica nell'Italia fascista (Rome, Bari 1993).

131

Griffin, Modernism and fascism, in het bijzonder: 179-188. Zie ook: Oliver Zimmer, Nationalism in Europe, 1890-1940 (New York 2003) 80-89.

132

Gentile, La Grande Italia, 144-145.

57

Quanto alla Dalmazia noi dissentiamo nettamente dai nazionalisti romani. Questo equivoco fra nazionalismo e fascismo – sorto in taluni centri – deve cessare. I nazionalisti, come tutti i buoni partitanti legati a un sistema mentale rigidamente immutabile, biascicano le giaculatorie strategiche del 1914 (i socialisti quelle economistiche!). Come se da allora ad oggi, niente di cambiato ci fosse sul mondo. Inoltre, il nazionalismo romano è imperialista, mentre noi siamo espansionisti; è pregiudizialmente monarchico, anzi dinastico, mentre noi, al disopra della monarchia e della dinastia mettiamo la nazione.134

Door zichzelf aan het begin van de jaren 1920 als “expansionistisch” aan te duidden, stelde Mussolini de natie en haar beschavingsmissie in het centrum van de aandacht. Dit stelde het fascisme tegenover het op materiële macht en dominantie gerichte imperialistisch nationalisme.

De buitenlandpolitiek in de jaren 1920 en 1930 concentreerde zich, onder invloed van Mussolini, die als premier grote invloed op het buitenlands beleid had, sterk op nationale expansie. Dit uitte zich aan de ene kant in (financiële) steun voor de Italiaanse natie in het buitenland, zoals bijvoorbeeld voor de Italiaanse partij op Malta, culturele organisaties als de Società Dante Alighieri en voor fascistische organisaties over de hele wereld. Mussolini voerde dit beleid voorzichtig, daar hij het buitenland wilde verzekeren dat het fascisme geen dreiging voor de internationale politieke verhoudingen zou betekenen. Maar aan de andere kant beoefende Mussolini wel degelijk een buitenlandbeleid dat tot doel had de Italiaanse invloed rond de Adriatische Zee te vergroten. In 1923 bombardeerde hij het eiland Corfu, als waarschuwing voor Griekenland, dat een Italiaanse generaal vasthield op de grens met Albanië. Italië zou haar macht laten gelden op de Balkan als dat nodig was. De Italiaanse actie was tevens een uitdaging van de internationale vredesverdragen van na de Grote Oorlog, die revolutionairen als D’Annunzio en fascisten vooral als een nederlaag voor Italië beschouwden. Fascistisch Italië probeerde vervolgens regelmatig deze verdragen uit te dagen of te negeren.135

Pas vanaf de jaren 1930 uitte Mussolini openlijk de wens dat het fascisme over de wereld verspreid zou worden, in 1934 berichtte hij dat de Italianen een militaire natie zouden worden.136 De combinatie van het superioriteitsidee van de fascistische

natiestaat en het verlangen naar imperialistische macht maakte het fascistische

134

Benito Mussolini, ‘Ciò che rimane e ciò che verrà’, Il Popolo d’Italia (13 november 1920) 1: 1.

135

Lowe, Marzari, Italian foreign policy, 183-210.

58

nationalisme steeds meer tot een imperialistisch nationalisme. Hoewel het buitenlandbeleid van Mussolini ook irredentistisch kenmerken kende – zo was “verlossing” van Fiume een eerste prioriteit, zoals later in dit hoofdstuk zal blijken - was het beleid in uitvoering wel degelijk imperialistisch, wat ook steeds verder intensiveerde. De mythe van de natie werd langzaamaan verdrongen door de mythe van een imperialistische beschaving. Deze ontwikkeling kwam voort uit de buitenlandse politieke context; het nieuwe machtsevenwicht na de oorlog tussen imperialistische grootmachten zorgde voor een steeds groter belang van een stevige positie van de eigen natie ten opzichte van buitenlandse naties.137

De koloniale oorlog – een “beschavingsoorlog”, die Italië vanaf 1935 in Ethiopië voerde, was een uiting van dit nieuwe denken over het nationalisme. Na een periode waarin het fascisme zowel in binnen- als buitenland aan respect verloor, kon Italië zich met de oorlog in Ethiopië in de internationale politiek – al was het deze keer negatief- weer op de kaart zetten. In eigen land won Mussolini hiermee - aan het begin van de oorlog - weer respect. In de loop van conflict ontstond echter veel verontwaardiging over de misstanden van het Italiaanse leger in Ethiopië.

Een ander voorbeeld van het veranderde nationalistische denken was het ‘L’irredentismo senza romanticismi’ debat, dat in 1936 en 1937 onder Italiaanse – voornamelijk fascistische - historici woedde. Dit debat was een reactie op het verschijnen van het gelijknamige boek van Mario Alberti in 1936. De historicus had betoogd dat het recht van Italië op de terre irredente een natuurlijk, categorisch en absoluut recht was en dat de geschiedenis van het irredentisme daarom geen enkele mythe nodig had: het moest vrijgemaakt worden van elke romantiek.138 In deze

overweging werd het laatste restje “romantisch” nationalisme (gebaseerd op culturele aspecten van een natie, vaak een geconstrueerd nationaal gevoel), dat het irredentistische idee van de natie omvatte, weggezuiverd en moesten irredentistische claims plaatsmaken voor het natuurrecht van de superieure, dominante natie.

Alberti's boek was een reactie op de mythevorming die al voor en tijdens het fascisme was ontstaan rond de terre irredente. Sinds de oorlog stond Dalmatië in het centrum van de nationale belangstelling. Fiume in het bijzonder behoorde tot de

137

Gentile, La Grande Italia, 175-176.

138

Mario Alberti, L’irredentismo senza romanticismi (Triëst 1936). Reacties op het werk van Alberti zijn verzameld in: Zonder auteur, La revisione storica del più recente Risorgimento: "L'irredentismo senza romanticismi”. Opinioni, atteggiamenti e polemiche (Como 1937).

59

fascistische mythe van de natie. En in tegenstelling tot wat Alberti in 1936 schreef, was deze mythe niet alleen omgeven door romantiek. De mythevorming rond Fiume diende een pragmatisch doel, zoals hieronder zal blijken.

3.2 Fascistische interesse in Fiume

‘E Fiume? Che cosa sarà di Fiume?’139 Terwijl de Italiaanse regering na afloop van de

Eerste Wereldoorlog in Parijs in onderhandeling was over de toewijzing van Fiume aan Italië dan wel aan het nieuwe Joegoslavië, uitte de fascistische beweging in Italië haar zorgen over het lot van Fiume: ‘La vita politica italiana è un tumulto di aspre polemiche, ma pure nel fervore della nuova incanzante battaglia non possiamo dimenticare la città indimenticabile.’140 Het fascistische dagblad Il Popolo d’Italia gaf aan dat ondanks de

interne politieke strijd die in Italië woedde – waarmee het blad doelde op hun eigen politieke strijd tegen de liberale socialistische regering van premier Francesco Saverio Nitti – het lot van de stad Fiume niet vergeten mocht worden. Een kleine twee weken voor D’Annunzio’s mars van Ronchi naar Fiume was dit een opvallende uitspraak. Il Popolo leek namelijk te suggereren dat de fascistische politieke strijd en het lot van Fiume twee afzonderlijke aandachtspunten waren. Maar vanaf het moment van bezetting zou Fiume juist voortaan de kern van de fascistische politieke strijd vormen. Deze opvallende ontwikkeling in de relatie tussen het fascisme en de bezetting van Fiume – van geïnteresseerde buitenstaander naar (externe) participerende partij – was al waar te nemen in de eerste weken van de revolutionaire bezetting van Fiume.

Begin september nam bij Il Popolo de aandacht voor Fiume toe. Het dagblad schreef dat Fiume bij Italië hoorde, zoals ook in het Verdrag van Londen was afgesproken. Hoewel de Italiaanse regering in de onderhandelingen in Parijs nu vooral de vrede probeerde te bewaren, bleef de italianità van Fiume onbetwist, de stad had altijd bij het vaderland gehoord en willen horen. De Italiaans Fiumaanse Edoardo Susmel (1887-1948), redacteur bij Il Popolo, riep op 10 september, in naam van Fiume, Italië nog eenmaal om hulp. Hij waarschuwde dat Amerika, Groot-Brittannië, Frankrijk en Joegoslavië allen probeerden Fiume van Italië af te pakken.141 Hoewel de aandacht

voor “de zaak Fiume” bij de fascistische beweging dus wel toenam, legde deze het initiatief tot het bieden van hulp aan de stad bij de internationale politiek van de

139

Zonder auteur, ‘E Fiume?’, Il Popolo d’Italia (1 september 1919) 4: 4.

140

Ibidem.

60

regering: ‘Parigi sta decidendo e deciderà.’142 Over een eigen initiatief tot ingrijpen werd

niet gesproken. Zoals uit het vorige hoofdstuk al bleek, bevestigde ook Edoardo Susmel in zijn geschiedschrijving uit 1941 over de Mars van Ronchi, dat de hoofdredacteur van Il Popolo, Benito Mussolini, geen interesse had getoond in het leiden van de bevrijding van Fiume.143

Pas een paar dagen voordat de mars van Ronchi naar Fiume plaatsvond, werd Mussolini op de hoogte gesteld van het feit dat er een annexatie plaats zou vinden. Of hij, net als degenen die de mars hadden voorbereid, Gabriele D’Annunzio op dat moment al de meest geschikte kandidaat vond om de mars te leiden, is lastig na te gaan. Wel deelden Mussolini en D’Annunzio na de oorlog hun gedachten over hoe het nou verder moest met de revolutie van “het nationale leven”, zoals duidelijk wordt uit hun briefcorrespondentie. In een brief van 1 januari 1919 schreef de hoofdredacteur van Il Popolo al aan D’Annunzio dat ‘lo scoglio di Quarto può essere ancora una volta la tribuna e l’altare del Poeta e del Capitano.’144 Nogmaals kon de rots van Quarto, waar Garibaldi

zijn Mars van Duizend begon en D’Annunzio al eerder aanzet tot de oorlog gaf, dienen als begin van een revolutie. In dezelfde brief gaf Mussolini aan waarin zijn strijd met die van D’Annunzio overeenkwam: uit de Italiaanse overwinning in de oorlog moest nu eens een hernieuwing van het nationale leven voortkomen; en de ‘saboteurs’ van de oorlog – Giolittiani, socialisten en degenen die niet tot doel hadden een langdurige revolutie in gang te zetten – moesten opgeruimd worden.145

Vanaf het begin van de Mars van Ronchi, was “de zaak Fiume” niet meer weg te denken van de voorpagina’s van Il Popolo. Aan de vooravond van zijn tocht naar Fiume had D’Annunzio zijn ‘compagno’ al geïnformeerd: ‘Il dado è tratto. Parto ora. Domattina prenderò Fiume con le armi. Il Dio d’Italia ci assista.’146 De redactie van het fascistische Il

Popolo was vol enthousiasme over de actie van D’Annunzio. De gehele editie van 13 september, de dag na het begin van de mars, was eraan gewijd. Mussolini schreef in zijn redactioneel commentaar dat Fiume nu eindelijk terug zou komen bij Italië. Hij wees de suggestie dat er een eventuele nieuwe oorlog zou komen van de hand: Italië, Kroatië,

142

Mussolini aan D’Annunzio, brief gedateerd: 12, 13 juni 1919: De Felice, Mariano (eds.), Carteggio D’Annunzio-Mussolini, 7.

143 Eduardo Susmel, La marcia di Ronchi (Milaan 1941) 369. 144

Mussolini aan D’Annunzio, brief gedateerd: 1 januari 1919: De Felice, Mariano (eds.), Carteggio D’Annunzio- Mussolini, 3-4.

145

Ibidem, 3.

61

Frankrijk en Engeland waren geen vijanden; D’Annunzio wilde niemand overheersen. Mussolini sloot zijn stuk af met de woorden ‘viva Fiume italiana’ en de mededeling dat Il Popolo de ‘nieuwe dramatische, maar buitengewoon interessante situatie die D’Annunzio had gecreëerd’ nauw zou volgen.147 Uit dit laatste bleek wederom dat

Mussolini de gebeurtenissen rond D’Annunzio volgde, maar dat hij er zelf geen onderdeel van was.

Inderdaad volgde het fascistische Il Popolo de revolutionaire gebeurtenissen in Fiume op de voet. Mussolini’s dagblad wierp zich op als spreekbuis van D’Annunzio’s revolutie. Toespraken, manifesten en verslagen verschenen dagelijks op de voorpagina. Hieruit komen twee verschillende motivaties voor de revolutie naar voren. Ten eerste klinkt uit de door D’Annunzio en de tijdelijke Fiumaanse regering gepubliceerde teksten de nationalistische strijd voor eenwording van het vaderland door, zoals die door Garibaldi was begonnen. Zo stond op 17 september in een boodschap van de Fiumaanse regering groots op de voorpagina van Il Popolo te lezen:

Gli Italiani di Garibaldi hanno ascoltato il grido straziante di Fiume; e sono a Fiume fermi, ben fermi, roghi d’anima, spade di volontà. I fratelli Fiumani non sono pecore da vendere; nè la città santa è città di baratto. […]Ricordatevi che a Fiume il rogo è acceso, e che due sole parole fanno i discorsi: O Italia o morte.148

De annexatie van Fiume werd zo in de traditie van Garibaldi’s strijd voor het vaderland