• No results found

Filterwerking: mogelijke verklaringen

4 Aard, gebruik en filterwerking van buitengerechtelijke

4.4 Filterwerking: mogelijke verklaringen

In het voorgaande hoofdstuk zijn hypothesen geformuleerd over de filterwerking van buitengerechtelijke geschilprocedures. Omdat, zo is gebleken, slechts over een beperkt aantal procedures gegevens over filterwerking voorhanden zijn, kunnen deze

verklaringen voorlopig nog niet breed-kwantitatief worden getoetst. Daar komt bij dat er tussen de 10 (clusters van) procedures waarover wel er wel gegevens zijn, zeer weinig variatie in de filterwerking is te bespeuren. Dit tekort aan variatie in de afhankelijke variabele maakt het bijna onmogelijk om kwantitatief onderbouwde verklaringen te genereren.

Niettemin valt er in beschrijvende zin al wel één en ander te zeggen over de omvang en de variatie van factoren, die volgens de hypothesen van invloed zijn op de filterwerking van buitengerechtelijke geschilprocedures. Daar waar de gegevens het toelaten brengen we deze factoren voorlopig in verband met de filterwerking van de in de vorige paragraaf genoemde geschilprocedures.

4.4.1 Kosten voor partijen

In het vorige hoofdstuk is de basishypothese geformuleerd dat naarmate de kosten (zowel financieel als in termen van tijd) van een gerechtelijke procedure toenemen, de filterwerking van buitengerechtelijke procedures stijgt. De drempel om een gerechtelijke procedure te starten wordt immers hoger. Echter vanuit de theorie over de ‘beslisfout’ bij eenmaal gemaakte kosten bleek ook een alternatieve hypothese mogelijk: men betrekt de reeds gemaakte kosten óók bij de beslissing om al of niet door te procederen: omdat men al (veel) heeft geïnvesteerd krijgt men het gevoel niet terug te kunnen. In hoeverre is in het empirisch materiaal ondersteuning voor deze hypothesen te vinden?

Financiële kosten van buitengerechtelijke procedures

Wat betreft de financiële kosten van procedures zijn vaak géén eenduidige (gemiddelde) cijfers te geven. Een belangrijke verklaring hiervoor is dat de kosten van een zaak over het algemeen sterk afhankelijk zijn van het zaaksbelang in kwestie. De duurste

procedures lijken de Raad van Arbitrage (voor de Bouw), de KVCG en de NOFOTA (gemiddeld € 5.000,-). Voor de KVCG wordt, in lijn met de verwachting in hypothese 1, inderdaad een hoge filterwerking geschat: 99%.

Voor de gebruiker kostenloze procedures zijn de geschilprocedures bij de Reclame Code Commissie, Raad voor de Journalistiek, de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) en de Ombudsman (€ 0). Ook het aanhangig maken van een zaak bij de Huurcommissie of bij één van de Geschillencommissies Consumentenzaken kent een lage kostendrempel, resp. € 11 en € 30. Alléén van de CGB en de Huurcommissie is de filterwerking bekend. Deze zijn onverdeeld hoog (95%), maar niettemin enkele procenten lager dan de filterwerking van de KVCG. Dit biedt vooralsnog geen steun aan de verwachting (alternatieve hypothese) dat de filterwerking afneemt naarmate de gemaakte kosten hoger zijn.

Kosten van gerechtelijke procedures

Het heeft weinig nut om de griffierechten van verschillende typen rechtszaken hier in absolute termen te presenteren. Het hangt immers voornamelijk van de aard en omvang van de zaak en van de draagkracht van een partij af, hoe hoog de kostendrempel zal uitvallen. Met name het zaaksbelang (een geschilkenmerk) zal daarbij een rol spelen. Niettemin geldt in het algemeen:

- Zaken voor de sector kanton hebben een lagere kostendrempel (geheel door eiser te voldoen) dan zaken voor de rechtbank (door zowel eiser als gedaagde te voldoen). Dit onderscheid hangt echter eveneens sterk samen met het

zaaksbelang;

- Bestuursrechtelijke en huurzaken hebben een lagere kostendrempel. Op basis hiervan zou men verwachten dat de filterwerking van zaken die vanuit de volgende buitengerechtelijke procedures in een gerechtelijke procedures zouden doorstromen, kleiner is dan die van andere:

- Zaken vanuit de Bedrijfscommissies Overheid, Welzijn, de Huurcommissie en een deel van de CGB-zaken;

- Zaken vanuit de bezwaarprocedure30 en de Huurcommissie.

Dit omdat de kostendrempel voor het alsnog starten van een rechtszaak voor deze zaken lager is dan voor andere zaken zoals arbitrage. Omdat de filterwerking te weinig varieert tussen procedures, is deze verwachting echter nog niet te staven.31

Doorlooptijden van buitengerechtelijke procedures

Figuur 4 geeft de gemiddelde doorlooptijd van de verschillende procedures weer,

voorzover de gegevens beschikbaar bleken (waar mogelijk is de gemiddelde doorlooptijd over de jaren 2000-2004 berekend). Van die procedures waarvan de filterwerking bekend is, is deze ook weergegeven.

Arbitrageprocedures lijken het langst te duren (gemiddeld rond de 240 dagen; het NAI meldt 180 dagen). Opvallend zijn de lange doorlooptijden van de Raad van Arbitrage voor de Bouw (ruim 16 maanden) en van de arbitragecommissie voor geschillen tussen ingenieurs en hun opdrachtgevers, welke valt onder de beroepsvereniging KIVI-NIRIA (24 maanden ofwel 2 jaar). Bindend advies neemt de helft van de gemiddelde

doorlooptijd voor arbitrage in beslag: 118 dagen (bijna 4 maanden). Mediation duurt gemiddeld ongeveer 70 dagen. De procedures bij de Raad voor de Journalistiek en de Commissie Gelijke Behandeling duren gemiddeld 93 dagen (3 maanden). Over overige procedures (o.a. mengvormen van arbitrage, mediation en bindend advies) zijn niet voldoende gegevens voorhanden om gerichte uitspraken over te doen.

De filterwerking verschilt te weinig tussen de procedures om een verband te kunnen leggen met doorlooptijden.

30 Zaken vanuit de Ombudsman komen vaker bij de civiele rechter terecht, waar het gaat om schadevergoedingen.

31 Door informanten van veel arbitrageprocedures wordt bij de vraag, welke rechter vervolgens in aanmerking zou komen gemeld dat doorstroom naar een rechter überhaupt niet relevant is omdat de procedure in principe als ‘eindstation’ is bedoeld (zie ook het begin van dit hoofdstuk).

Figuur 4 Gemiddelde doorlooptijd van de buitengerechtelijke procedures

ACBMed ACB Mediation voor het Bedrijfsleven AIBouwk Arbitrage Instituut voor de Bouwkunst BCoverh Bedrijfscommissie Overheid

BCWTZ Beroepscommissie Toegang Ziektekostenverzekeringen CGB Commissie Gelijke Behandeling (CGB)

DSI Dutch Securities Institute Huurcie Huurcommissie

KIVI Niria Beroepsvereniging voor Ingenieurs KNVB Koninklijke Nederlandse Voetbalbond

KVCG Koninklijke Vereniging het Comité voor Graanhandelaren NAI Nederlands Arbitrage Instituut

NMI Nederlands Mediation Instituut

NOFOTA Netherlands Oils, Fats and Oilseeds Trade Association Ombudsm Nationale Ombudsman

RCC Reclame Code Commissie RCCBeroe Beroepscommissie RCC RvABouw Raad van Arbitrage voor de Bouw RvdJ Raad voor de Journalistiek

SGC Stichting Geschillencommissies Consumentenzaken SGI Scheidsgerecht voor de Grafische Industrie

TAMARA Transport and Maritime Arbitration Rotterdam-Amsterdam

TAM ARA SGI SGC RvdJ Rv ABou w RCC Bero RCC Omb udsm NOF OTA NMI NAI KVC G KNV B KIVI NI Huur Cie DSI CGB BCW TZ BCov erh AIBou wk ACB Med 800,00 600,00 400,00 200,00 0,00

Doorlooptijden van rechtszaken

Niet alleen de financiële kostendrempel (griffierechten, advocaatkosten) is relevant in de beslissing om al of niet alsnog naar de rechter te stappen, ook de verwachte doorlooptijd van een rechtszaak is dat. Dit past in de basishypothese in voorgaand hoofdstuk. Eshuis (2005:22) vond dat net als bij griffierechten, ook de doorlooptijd (hier: van

dagvaardingen) toeneemt met het zaaksbelang. Echter, duidelijker dan bij griffierechten ligt de doorlooptijd bij de sector civiel beduidend hoger dan bij de sector kanton.32 Dit heeft te maken met verschillen in de procedure. Verwacht kan dan worden dat zaken in een buitengerechtelijke procedure die bij de sector kanton zouden terechtkomen, mogelijk een lagere filterwerking hebben. Het betreft onder meer: Zaken vanuit de Bedrijfscommissies Overheid, Welzijn, de Huurcommissie en een deel van de CGB-zaken. Zoals herhaaldelijk aangegeven varieert de filterwerking te weinig tussen de procedures om een verband te kunnen leggen met doorlooptijden van rechtszaken.

4.4.2 Opbrengsten: met de procedures behaalde resultaten

In het voorgaande hoofdstuk werd de verwachting geuit dat, hoe hoger de opbrengsten van een buitengerechtelijke geschilprocedure in termen van behaalde uitkomsten voor partijen, hoe minder waarschijnlijk het wordt dat een rechtszaak tot aanzienlijke mééropbrengsten leidt. Dit zou kunnen betekenen dat filterwerking van

buitengerechtelijke geschilprocedures hoger wordt.

Oogmerk van de procedure

De opbrengst van een buitengerechtelijke procedure hangt deels samen met het

oogmerk ervan. Sommige procedures zijn bedoeld als alternatief voor de rechter, dus als eindstation. Voorbeelden zijn arbitrageprocedures; de consumentenprocedure bij de SGC; en de procedure bij de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). Na het volgen van deze procedures kan een rechter alleen nog op vorm (op een beperkt aantal juridische aspecten, dus marginaal) toetsen, en de zaak niet meer inhoudelijk doorlichten. De rechter heeft dan dus een beperkte competentie. De meerwaarde van een rechtszaak is in deze gevallen beperkter dan wanneer de rechter nog wel inhoudelijk kan oordelen.

Behaalde resultaten

Het resultaat van een buitengerechtelijke geschilprocedure zal medebepalen in hoeverre alsnog naar de rechter wordt gegaan. Niet alleen uitspraken en vonnissen, maar ook intrekkingen, schikkingen of ondergrondverklaringen kunnen het resultaat van een buitengerechtelijke procedure zijn. Welk van deze resultaten is bereikt, kan bepalend zijn voor de behoefte aan een rechtszaak. Zo betekent een schikking vaak meer controle voor partijen dan een vonnis. De opbrengsten zijn voor partijen dan mogelijk groter. Eerder in dit hoofdstuk is al aangegeven dat er tussen buitengerechtelijke

geschilprocedures grote verschillen bestaan in de wijze waarop gerapporteerd wordt over behaalde resultaten. Sommige jaarverslagen bevatten louter einduitspraken, terwijl over andere procedures ook andere resultaten worden gerapporteerd.33 Daarnaast wordt er een veelheid aan termen gehanteerd voor mogelijk dezelfde resultaten (bijv.

32 Zieb hiervoor de website van de Raad voor de Rechtspraak:

http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/RvdR/De+Nederlandse+rechtspraak+in+cijfers/Doorlooptijden+2004.htm

33 De procedures met de meest complete en specifieke informatie over de wijze van zaaksafhandeling (meestal in jaarverslagen, soms opgesteld of aangevuld door contactpersoon) zijn: de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), Arbitrage Instituut voor de Bouwkunst (AiBK), Bedrijfscommissie Overheid, FENEX, GIW, het Klachteninstituut Verzekeringen (SKV), de KNVB, de Nationale Ombudsman, Raad van Arbitrage voor de Bouw (RvA), Raad voor de Journalistiek (RvJ), de Reclame Code Commissie en de geschilprocedure voor consumenten bij de SGC (zie bijlage 2).

‘afgedaan’ en ‘uitstroom’). Hierdoor zijn gegevens onderling niet goed vergelijkbaar en kunnen de met procedures behaalde resultaten vooralsnog niet in verband worden gebracht met de filterwerking.

Slagings- en opvolgingspercentages

We beschouwen slagings- en opvolgingspercentages als indicaties van de tevredenheid van partijen met een procedure of van hun acceptatie van de uitkomst. Als een partij tevreden is over een procedure en de uitkomst accepteert, is het waarschijnlijker dat de uitkomst wordt nageleefd. Hierdoor zal een partij niet snel nog naar een rechter stappen waardoor de filterwerking toeneemt.

De mediation-instituten brengen in kaart in hoeverre hun mediations als ‘geslaagd’ kunnen worden beschouwd. Dit geeft tot op zekere hoogte een indruk van de mate waarin partijen achter de uitkomst van de procedure staan en de opbrengst ervan onderschrijven. Deze instituten rapporteren echter niet over de filterwerking van mediation, zodat er vooralsnog geen empirisch verband kan worden gelegd. ACB

Mediation voor het bedrijfsleven concludeerde dat het slagingspercentage voor de jaren 1998-2004 77% is. Ook het NMI maakt melding van een slagingspercentage uitgesplitst naar schriftelijke en mondelinge afrondingsdocumenten. Het percentage slagingen met afrondingsdocument is 69,4% voor de jaren 1999-2004; de slagingen zonder document beslaan 6,7%. Daarnaast wordt nog 1,2% bestempeld als ‘gedeeltelijk geslaagd’.

Ook de Commissie Gelijke Behandeling houdt een opvolgingspercentage bij van haar uitspraken. Om te bezien of partijen zich aan de uitspraken houden, wordt alle follow-up geregistreerd. In het jaar 2004 zou 80% van de betrokkenen zich aan de uitspraak hebben gehouden. Het gemiddelde tussen 2001 en 2004 bedraagt 62%. De filterwerking door het CGB bleek hoog, 95%.

De Bedrijfscommissie voor de Welzijnssector meldde meer globaal dat adviezen ‘veelal worden opgevolgd of aanvaard’. Door respondenten van het Bureau Nationale

Ombudsman werd gemeld dat uitspraken ‘vrijwel altijd’ worden opgevolgd. 34 Over de Raden van Deskundigen, die de samenwerking tussen partijen bij grote infrastructurele projecten tussen opdrachtgevers en – nemers vanaf een vroeg stadium begeleiden, werd gemeld dat deze in veel gevallen een tussentijdse oplossing of schikking tot stand brengen, en daarmee juridisering voorkomen. De geschatte filterwerking van deze Raden bleek extra hoog: 99%. Van de overige procedures zijn geen opvolgingspercentages bekend.

4.4.3 Tevredenheid over buitengerechtelijke geschilprocedures

Een aantal hypothesen in hoofdstuk 3 slaan terug op kenmerken van de

buitengerechtelijke geschilprocedures als zodanig. Zo werd de verwachting uitgesproken dat procedures met kenmerken die een perceptie van fairness (een gevoel van

redelijkheid) teweeg brengen bij de partijen, een hogere filterwerking hebben. De

opbrengsten uit een procedure zijn dan dusdanig dat een rechter in de ogen van partijen weinig extra netto opbrengsten kan genereren. Over de perceptie van fairness door partijen zijn vooralsnog geen gegevens getraceerd. De beperkt aanwezige gegevens over andere procedurele kenmerken, zoals de mate van (a) informatie-uitwisseling; (b)

mogelijkheid tot eigen inbreng; en (c) neutraliteit en respect bij de onafhankelijke derde partij blijken nauwelijks gekwantificeerd en bovendien vaak zaaksafhankelijk35.

Wel beschikken we voor enkele procedures over ruwe gegevens met betrekking tot het meer algemene begrip ‘tevredenheid’ onder partijen; soms op basis van een enquête, soms op basis van een oordeel van een expert binnen de procedure (minder objectief). Slechts 10 procedures geven een dergelijke, meestal ruwe, indicatie van de tevredenheid onder gebruikers. Op een ruwe schaal van 1-3 (1= ontevreden en 3= zeer tevreden) scoren deze procedures goed: gemiddeld 2,6. De verdeling van de 10 procedures over deze ruwe classificering is af te lezen uit tabel 4. De 3 procedures waarvan tevens de filterwerking bekend is zijn vet gemaakt.

Tabel 4 Ruwe classificering van procedures naar tevredenheid bij partijen

Ontevreden Gemiddeld tevreden Zeer tevreden

KIVI Niria ACB Mediation

Raad van Arbitrage voor de Bouw Commissie Gelijke Behandeling (CGB) SGI KVCG TAMARA NOFOTA SGC Geen procedures Ombudsman

Bronnen: zie bijlage 2

De filterwerking van TAMARA, waarover de verwachte tevredenheid lager was dan de tevredenheid over KVGC en CGB, blijkt in de praktijk niet lager. Het niet gevonden verschil kan echter evengoed te maken hebben met de ‘ruwheid’ van de meting. Verder verschilt de filterwerking te weinig tussen de procedures om een verband te kunnen leggen met tevredenheid.