• No results found

Factoren die de gedachten van juridisch professionals over kennisgebruik

5. Conclusie en Discussie

5.2. Factoren die de gedachten van juridisch professionals over kennisgebruik

De resultaten toonden aan dat de rol van de factoren in het beïnvloeden van de cognitieve valentiewaardes groter was dan in het beïnvloeden van de affectieve

valentiewaardes. Zo bleek dat juridisch professionals vaker rapporteerden over de cognitieve valentiewaardes in relatie tot de factoren. Daarnaast werd duidelijk dat alle zes de factoren de cognitieve valentiewaardes van juridisch professionals ten aanzien van kennisgebruik konden beïnvloeden. Dit resultaat komt overeen met wat het UMTM veronderstelt. De belangrijkste bevinding was ook in dit geval dat de sociale factoren ‘verbondenheid’ en ‘de subjectieve norm’ de grootste impact bleken te hebben op de gedachten die men had omtrent de gevolgen van het gebruiken van kennis. Dit wijst mogelijk uit dat de individuele en organisatorische factoren een minder belangrijke rol hierin speelden.

Met betrekking tot de mate van verbondenheid bleek dat wanneer juridisch

professionals een hoge mate van verbondenheid ervaarden, zij positievere gedachten hadden over wat het kennisgebruik hen persoonlijk zou opleveren. Allereerst, omdat zij in dat geval meer op de hoogte waren de kennis van hun collega’s en hierdoor beter wisten wie zij konden benaderen voor kennisgebruik. Onderzoek stelt dat dit een belangrijke voorwaarde is voor kennisgebruik en laat zien dat de kennis van medewerkers binnen organisatie pas bruikbaar is indien zij op de hoogte zijn van elkaars expertise (Cross, Parker, Prusak, Borgatti, 2001). Verder bleek dat juridisch professionals bij een hoge mate van verbondenheid meer zekerheid hadden over de bekwaamheid van hun collega’s en hierdoor de kwaliteit van de gedeelde

kennis beter konden inschatten. Hieruit blijkt dat zij ook belang hechtten aan het vertrouwen dat gebaseerd is op cognitie van McAllister (1995) dat hierboven eerder is beschreven.

Omtrent de subjectieve norm bleek dat een positieve subjectieve norm kon resulteren in positieve gedachten over wat het kennisgebruik kon opleveren. Indien er sprake was van een positieve subjectieve norm rapporteerden juridisch professionals namelijk positief over de toegankelijkheid en de bereidheid van hun collega’s om hen te helpen bij kennisgebruik. Ook voorgaand onderzoek toont het belang aan van een werksfeer waarin het leren van elkaar de norm is voor kennisuitwisseling. In een dergelijke werksfeer zullen medewerkers eerder geneigd zijn om actief deel te nemen aan kennisuitwisseling op de werkvloer (Taylor & Wright, 2004; Wang & Noe, 2009). Daarnaast is het in dat geval waarschijnlijker dat kennisdelers de kennisgebruikers daadwerkelijk wat leert door actief mee te denken aan oplossingen in plaats van kennis te ‘dumpen’ bij de kennisgebruikers (Cross et al., 2001).

Tevens duidden de resultaten aan op een onderling verband tussen de twee sociale factoren ‘de subjectieve norm’ en ‘verbondenheid’. Ook dit resultaat komt overeen met wat er in het UMTM wordt verondersteld, waarin wordt aangenomen dat de mate waarin iemand zich wil voldoen aan de subjectieve norm afhangt van de mate van verbondenheid die hij of zij ervaart. In de huidige studie kwam naar voren dat indien er sprake was van een negatieve subjectieve norm omtrent kennisgebruik, juridisch professionals geneigd waren om collega’s waar zij zich verbonden mee voelden te benaderen voor kennisgebruik. Dit wil zeggen dat juridisch professionals minder geneigd waren om te handelen volgens de (negatieve) subjectieve norm indien zij een hoge mate van verbondenheid ervaarden.

Tenslotte bleek dat zowel de subjectieve norm als verbondenheid indirect de cognitieve valentiewaardes konden beïnvloeden. Beide sociale factoren bleken namelijk verbonden te zijn met de organisatorische factor ‘handelingsvrijheid’. Met betrekking tot de subjectieve norm bleek dat wanneer collega’s zich betrokken en open opstelden ten aanzien van kennisgebruik, juridisch professionals zich vrijer voelden om de kennis van hun collega’s te gebruiken. Wat betreft de mate van verbondenheid kwam naar voren dat indien juridisch professionals zich meer verbondenheid voelden met hun collega’s, zij meer de ruimte ervaarden om kennis te kunnen gebruiken. In dat geval wisten zij namelijk bij welke collega zij terecht konden en waren zij beter in staat om de kwaliteit van de gedeelde kennis in te kunnen schatten. Deze verbanden wijzen mogelijk uit dat juridisch professionals bij een positieve subjectieve norm en een hoge mate van verbondenheid minder druk ervaarden om zelfstandig tot oplossingen te komen.

2014). Echter liet de empirische studie van De Brabander en Martens (2018) zien dat er mogelijk wel sprake is van een verband tussen de sociale factoren en de organisatorische factor ‘handelingsvrijheid’. De belangrijkste bevinding van de empirische studie van het UMTM was dat de aard en eigenschappen van de activiteit bepalend zijn voor in hoeverre de verschillende factoren een rol spelen in de motivatie (De Brabander & Martens, 2018). Aangezien een activiteit als kennisgebruik sociaal van aard is, is het in dat geval niet opmerkelijk dat uit de huidige studie blijkt dat de sociale factoren ‘verbondenheid’ en ‘de subjectieve norm’ de mate van ervaren handelingsvrijheid konden beperkten of vergroten. Dit is tevens een mogelijke verklaring voor waarom de sociale factoren continu op de voorgrond treden met betrekking tot de invloed die deze factoren hebben op de affectieve en cognitieve valentiewaardes ten aanzien van kennisgebruik.