• No results found

3° FABIUS SEVERU S

In document SEVERUS. F ABIU S (pagina 36-68)

D E R D E B E D R Y F E E R S T E T O O N E E L . D E K E I Z E R , F A U S T I N A , £ M U I U S , C A L I S T H E N E S . F A U S T I N A .

K

An al mijn ftreelen nu mijn Keizer niet bekoorcn? Heeft uwgenege hert dan alle gloed verlooren ? Zijtgy 'tnict,dievol luf t mijn boezem hebt gedrukt» En van mijn Maagdefchoot de bloezem afgeplukt ? Kan uw genadig oog deeze oogen, zoo vol vonken Van liefde, weigeren eens vrmd'l ijk toe te lonken ? Wat misdaad deed ik aan mijn waarde bedgenoot, Dat hy, afkeerig, mijne omhelzingen verftoot ?

K E I Z E R .

Mijn zinnen, door 't gewicht van zorgelijke zaaken Gedrukt, zijn n iet geftelt om 't aangename blaaken Van uwaantrek'iijk oog te ontfangen, en met gloed Weerom te voeren in uw brandende gemoed.

F A U S T I N A . Zoo mind gy my ?

K E I Z E R .

Waar toe dit twijfelachtig vraagen ? F A U S T I N A .

Begeerte om my alleen > alleen te doen behaagen, Maakt dat mijn y ver, als met duizend oogen , waakt, Of ook een tweede mijn geheiligd bed genaakt.

K E I Z E R . (len .

Gymoet me t zulk ee n taa l mijne oorennietvervee -F A U S T I N A .

Kan u de Moeder niet ? zoo laat haar krooft u ftreelen ;

Is dit de vrugt niet van ons Vorft'lijk huwlijksbed ?

Is dit de vreugd nie t daa r uw hoop was opgezet ? Schaft

>

T R E U R S P E L . 31

Schaft deeze u zoo veel angft als hy, die, kloek ter

waa-{OCH '

Thans rta uwe ondergang en laatfte (hik komt gaapen ? Dwingt zulk een teeder her t u niet meer voorzorg af Als hy ? die u nu dwingt te zorgen voor uw ftaf". Hy zal, met u, zich wel by vyariden betrouwen, Daar gy, by de ander, voor een vyand werd gehouwen. Hoe laftig is den pracht van 't Keizerlij k gewaat ? En de ingebeelde roem van hoogbewind van ftaat ' Wanneer een ander, met gevreefde ftaale vingreri, 't Gebied zich eigend, en weet na zijn zin te fling'ren.

K E I Z E R .

'k Begrijp uw mceningjtnaar befweer u,by mijn kroon, Dat ik zal waaken voor de welftand van uw zoon. Dat Fabius eerlang zal voelen, höe een Vader, (de r Een Vorft, zichwreekc n moe t aan ieder Rijksverrt -Vorftin, dit zy genoech , en ftelle uw hert geruft.

C A L I S T H E N E S .

Het voegd de Prins, dat hy des Keizers handen kuft , Hy moet eerbiedig e n voor aUes dankbaar weezen.

& M I L I U S .

Heer Vader, nu gy waakt heb ik geen leet te vreezen. Ik dank u voor die gunft, en 't geene ik méér genoot.

F A U S T I N A .

Hoe is de Keizer du s van vreugde enluft ontbloot ? K E I Z E R .

'k Verwacht de Stadvoogd, die zo o daa^lij k m y deê Dat hy my lpreeken quam. (weete n

F A U S T I N A .

T> •• L 1 r , H e t heef t my vaak gefpeeten, Dat mijn beleef t onthaa l u w hert

C A L I S T H E N E S .

Het Keizerlij k geduld te veel. oawSY v c rg F A U S T I N A .

Ikzal....

-$z F A B I U S S E V E R U S C A L I S T H E N E S .

Gy terg d Dus zijne oplopentheid. I k zie de Stadvoogakomen. Ey > neem uw affcheid toch !

T W E E D E T O O N E E L . V A L E R I U S , M A R C E L L U S , K E I Z E R »

F A U S T I N A , f M I L I U S , C A L I S T H E N È S .

V A L E R I U S . TeryjenHgtnttnKji\er.

w Y hebben iers vernomen,

'tGeene, aan uw Majefteit, alleeni g dien d ontdekt , Des bid ik dat ook zelfde Keizeri n vertrekt .

K E I Z E R .

Het zal gefchieden. Mijri Vorftih,wild nu vertrekken; Hoe ver mijn liefde gaat zal ik u haaft ontdekken Met meer gelegenheid. Vaarwel , mijn Keizerin, Verlaat u op mijn zorg.

F A U S T I N A .

'k Verlaat my op uw min. Fauft. c/Emil. (,ahfthtnet Urnen. D E R D E T O O N E E L . K E I Z E R , V A L E R I U S , M A R C E L L U S .

K E I Z E R .

W

At hebt gy beide ontdekt ? fpreek op,daar 's niet te vreezen.

V A L E R I U S .

Dat Fabius aanftonds hier by de Vorft zal weezen, Verzelt met Hopluy, die hem zeer genegen zijn. Hy heeft bedektelijk veel krijgsvolk in de fchijn

T R E U R S P E L . 3 ;

Van edelliên en knechts, de Hofplaats doen bezetten: En zal de toegang van uw Kamer zelf beletten . De gallery is reeds met zijn gevolg gevuld .

K E I Z E R .

Hy ftel zijn kracht in 't werk. Gy, mijn getrouwe, zult Hem, door mijn liftigheid, zie n in mijn handen

raa-(ken: En n u gy dus my, van uw trouw komt zeeker maaken, Waar in ik altijd heb mijn toeverlaat gefteld,

Zal ik ontdekken, hoc ik zijn bedekt geweld

Ontworft'len zal. 'k wil hpm zoo yrindelijk ontfangeri. Zoo ftrooken, dat zijn hert in twijfeling zal hangen. Of al zijn Hofverraad hem zoo veel zeege wel Kan geeven, als ik zelf hem in de handen ftel : Maar als hem alles dus fchijnt na zijn zin te lukken > Zal zijn geduchte magt voor mijne voorzorg bukken, Hy fterven, en de kroon weer vaft ftaan op dit hoofd .

M A R C E L L U S .

't Schijnt zich de Keizer reeds deeze uitflag al beloofd; Ik vrees zijn arm zal u dit oogenblik verrafTchen .

K E I Z E R .

'k Heb 't volk al by de hand, dat op zijn arm zal paflèn, Zijt maar geruft. Wa t waant mijn opgeblaazezoon, Dat i k niet waak voor d e eer, en ' t recht van deez e

(kroon? Neen, hy zal 't anders i h zij n ondergang bevinden .

M A R c E L L u s .

Hy fteunt op 't aanzien van zijn krijgsdcugd, roem en

K E I Z E R . (vrinden .

Die zecgekrijtery, dat juyehen ben ik moe ,

Eer hy my dood, is 't beft dat ik hem dooden doe. (ven, Maar om geen achterdocht aan 't waakende oog te gec-Gaameêby zij n gevolg, heeft u zijn haatgedreeve n Uit alle uwe ampten, gyzult doo r mijn liefd e weer, En om uw trouw, u lien herfteld in liefde en eer.

Marcel, iinntn.

-34

F A 3 I U S S Ë V E R Ü S V I E R D E T O O N E E L .

K E I Z E R , V A U R I U S ,

V A L E R I U S .

H

Y zoekt,met in de fchijn van hier te zeegepraalen, Uw val> en zal die lift,zelf me t zijn val, betaalen.

K E I Z E R .

Een ander oogwit> als 't bewaaren van mij n kroon, Dwingd my, tpijt pligt e n bloed. Prins Fabius te dooit, 'k Vrees voor gee n rijksgeweld , 'kben nie t beduch t (voor laagen, Zijn inborft is te grootfch o m Zich zoö laf te draagen. Al wat ikdaat'lijk aan Marcellus heb verklaard , Is ver van 't raadflot da t mijn boezem heeft gefpaar d Voor u, wiens trouw alleen di t ftuk was te openbaaren.

V A L E R I U S .

Mijn trouwheid zal uw gunft gedienftig evenaaren. Maar vleyu niet teveel me t de inborft va n de Prins, Hy dingdu naden hals,ofüaat g y eenigfints

Noch twijfel aan 't befcheid u uit het heir gefchreeven?

K E I Z E R

-Een and're reeden heeft my tot zij n dood gedreeven. Ik min Vituria, wiens fchoonheid mij n gemoed Zoo heeft geraakt, dat zy my alles waagen doet Om dat genot . Noc h eer , noch bloed, noch kroon,

(noch pligten, Doen mijn verlieftheid voor haar heilig aanzien

zwig-(ten: En wijl ik',otn hiertoe te komen, weg noch kans Kan zien, als door de dood en neederlaag haars mans,

Zoo moet hy fterven.

V A L E R I U S .

„ Ach! wat hoor ik • zoo mijn reeden, Mijn raad, en trouw aan u ooit eenig voordcel deeden. Zoo mijn genegenheid by u in achting is ^

T R E U R S P E L %i

(Zoo volg mijn raad, mijn Vörft, 'k voel eene ontfteJte-Wijl my te binnekomtwatnafleep van elended, (nis> Gy Rome,cn u,befcheert met de achtbaarheid te

fchen-(den, Die's Keizers naam zoo hoog alo m heef t opgevoerd .

K E I Z E R .

't Verhaal ontfteld u, denk hoe my de zaak ontroerd. Maar toch, wat is uw raad ?

V A L E R I U S .

Laat die ged achten vaaren * Zoo gy uw Heerfchappy en leeven wilt bewaaren.

K E I Z E R . En hoe?

V A L E R I U S * „Wat zeg ik beft?

K E I Z E R

-Kan 't zeekerder gefchiên» Als door zijn dood, die 'k maar alleenig heb te ontzien? Zijnftervenzalaanmyeen dubbel d leeven fchenken , Wie dan mijn kroongezag, en liefde kunnen krenken f Wat maakt u dus verzet ? wat bin d uw tong dus in ? Wantzorgtgy voor mijn lijf? ikleefnui n mij n min» Zoo doe mij n ziel'c genot van haar verlangen ftnaaken.

V A L E R I U S .

Zoo 'kueerbiediglijkïets mag indachtig rnaaken , Denk dat gy Keizer zijt, dat een lafhertighei d Als dceze is, tot uw val een vaftc grond flag leit, Dat gy aan haar gedacht, en Vorftelijke neeven , Zult volle ftof van wraak en ongenoegen geeven, Dat ook uw bedgenood, die u zoo heftig mind, Die u verheugd heeft, door het teele n van een kind, Als zy uw afkeer ziet, van minnenij d ontfteeken , Zal trachten deezc hoon, aan u of haar , tewreeken. Dat ook een burgcry, die wankelt me t den raad , In Hofkrakeelen zee r lichtvaardig overflaat .

S6 F A B I U S S E V E R U S

. K E I L E R .

'k Heb ai die zwarigheid en meerder överwoogeri, 'k Weet alles wat gy my noch meer zou d zeggen moo:

( ge n :

Maar weet ook,dat mijn liefde alreeds zó ver my bragt> Dat alle tegenraad wer d voor quaaraa d geacht .

V A L E R I U S . Indien Fauftina u ?...

K E I Z E R .

Noch eensik leen geen ooren Aan inzicht, of belang, betaamen,ofbehóoren . Ik min, dat's reeden dat ik ook genieten wil.

V A L E R I U S . Een rcedenlóoze min. ..

K E I Z E R .

Valerius, zwijgftil.

Wat riaam mijn liefde krijgt,ik zal haartoch beminnen. V A L E R I U S .

Tc Zal nochmaal tragteri, dooi- de reeden, u te winnen^ 't Is fchand'lijk dat gy na uw dochters liefde ftaat.

K E I Z E R .

Een, die zijn eige zoon,zelf tot de dood toe, haar, Zou die nu fchand zien, in zijn echtgenood te minnen?

V A L E R I U S .

Hy maakt zich haar'lijk, nu hy u tracht te overwinnen. K E I Z E R .

Zy haar behaaglijk, fchoon zy my verwonnen heeft . V A L E R I U S .

„Wat raad ik nu, dat hem gee n achterdenken geeft ? K E I Z E R .

Ik zié mijn lijfftaffiers, daar zal de Prins al weezen. V A L E R I U S .

Nu hebt gy meer uw liefde, als hy uw haat te vreezen, Die kan hem maar voor eens ontlijven tot zijn ftraf; Maardeezeliefdezal u flrafièn to t aan't graf.

VYF-T R E U R S P E L . 37 V Y F D E T Q O N E E L .

F A B I U S , B A L B I N U S , M A R C E L L U S , A T -T I L I u s , met een gevolg van z.wiigetide

Leegerhoofdeti,enEdellteden. K E I Z F . R , V A L E R I U S , ^ Keizers lijfwacht.

F A B I U S .

I

K kom>Heer Vader, om u 't recht verhaal te geeven^ Van'tgeene ik met uw magt in Duitüand he b

be-(dreeveni Dat, door mijn Oorlogsroê, di t roemen fta myvry, Gegeefeld, eind'lijk boog voor uwe Hecrfchappy , Ontfangende het juk, gedienftig op zijn fchouwd'ren, Van uwe winterbende e n Slot, e n Steedehoud'ren.

K E I Z E R .

Gyzijt my welkom: toc h ik hoorde al hoe' t geluk Öns zeegeDde, en uwe arm de Vyand üocg in 't juk. De dienft , di e 't Vaderland heeft door u w deugd

ont-(fangen* DoetHofenburgery me t ongeduld verlangen, Om uwe zeegekoets, met vrolijk handgeklap, Te volgen in de drang der oude Ridderfchap, Die u , omringt van pracht der Pritfterlijkereyen3 Door zeegeboogen, na de Kerk van eer, zal leyen..

F A B I U S .

'k Zal by die ftacy ook mijne oorlogsgiften doen , En met de buit van Goud en Zilve r ruim vergoên. De koften van de tocht; 'k zal daar ook by vereeren Een maet van flaaven en gevangene Oorlogsheercu. Voorts Vaanen , Paarden , Veldtrompctten , en al

('tgeon, Daar ik met zeege,tot uw heil, heb om geftreên.

K E I Z E R . (ren ,

Gyqueetu als een held; maa r zoratijds moeftikhoo -C3 Da c

38 F A B I Ü S S E V E R U S

Dat gy'tontzach al voor uw Vader had verlooren. 'k Vertrouwde u alles goeds, hoeze«fel k was beducht, 'k Sloeg nimmermeer geloof aan BrïèVen,of 't gerucht, Dat my berichten quam j hóe al de Pylenaaren, En lichte Ruiters, u voor Keizer reeds verklaaven. De Vaanfoldaten, en haar Hoofden, zijn bereid U voo r te ftellen tot een tweede in 't Rijksbeleid : Dat ey, tot vijfmaal toe, Augultus zijt geheeten, En fesmaal, 's Rijks behoudj dat elk heeft uitgekreeten. Dit 's prrze toevlucht} ja, wel tienmaal, zulk een held Moet ons bevrijen van 't Uitheemfche krijgsgeweld: Voorts, dat dit üaaffche vol k nu een s zou adem fchep

-(pen, En de Adelaar met moed wéér klaauw , en wieken

rep-Wat is van dit gerucht? (pen .

F A B i u s .

'k Weet van dat juichen niet.

K E I Z E R .

'k Vergeef ' t u, of 't aldus, of anders is gefchied : En om te toonen hoe ik meen met u te leeven, Zeg wat gy eifchen komt, uw Vader zal 't u gee ven. Is't dankichrift va n den raad? is 't deel in J

tRijksge-(zach? Is 't meer als zegepraal ? ik wil van deezen dag

Een teeken geeyaij hoe ik ooit uw deugd bekroonde. F A B i u s.

Indien ik toeftond dat Heer Vader mv dus loonde, De fchaamte zou 't vergrijp, van die hovaardigheid, 2vly drukken op de kaak: indien mijn krijgsbeleid, By Vader werd erkend als...

InhttbnigentmtvaHhtptten PmJMtrd, Ut hj mdrrzlj» T*n\cr verhirgtm luti.

K E I Z E R .

Op, ik ben verraaden! 4DpmijnStaffiers! me n zoekt in' s Keizers bloed te

T R E U R S P E L . 39 ]Bn hoe mijn Zoon na mijne,en uwe, neêrlaag haakt.

VA L E R » U S .

V Marcellus ntemt de Ptn'ywd tf»

Ontftel u niet, mijn Vorft. K E I Z E R .

Wie kan mijn dood weêrhouwcn! Maargy, doo r wiens beftierdeeze aanila g isgebrou

-(wen, Verraader s floot uw kling, noch rookende van 't bloed Der vyanden > in 't hert, dat gy erkennen m oet (den . Voor ' t eenige aan wiens liefde u w leeve n isverbon

-F A B i u s .

Heeftooitverfchooning, by de Keizer plaats

gevon-Nu zal't de mijne doen. den ?

B A L B I N U S .

Gy kend uw dappre Zoon. K E I Z E R .

Heb i k hem daartijk noch de Staf niet aangeboón ? Wat wil hy meer? of moet m ijn hartebloed de vlekken. Van't godloos Rijksverraad, me t hooger ver f

bedek-F A B 1 u $. (ken? 't Geweer, da t uit mijnborft, i n j't buigen, daartij k (fchoot, Verburg ik , om mijn lijf, in halsgevaar en nood, Te weeren, en mijn dood elk duur betaald te zetten, Die my befpringen. wouw ; 'k mifdee d nooi t aan d e

(wetten Van kinderpligt; maar, om te fpreekcn uit de borft, Ik vreefde al heimelijk voor Hofverraad, en dorft My ongewapend, op uw woord, niet hier begeeven..

K E I Z E R . Gaf ik hier reeden toe- ?

F A B 1 u s .

'k Wift dat u was gefchree venA

Dat eenige aanflag ftil by ray wierd onderleit; {^fu vreelcieikdat, e n dit, e n ander valic h befchci d

4o F A B I U S S E V E R U S

Uw licht bewegen mogt,tnijne onfchuld op te komen, En heb ik Vader niet, hy heeft my niet te fchroomen. *k Bezweer u by mijn Hoofd, dat, wat gy zaagt of ziet,

Hy toont \i\n 'Borftvaptn.

AlleenJgjtotmijnlijfsverxeek'ringjisgeichied.

B A L B I N U S .

'k Verzeeker dit de Vorft by mijn geluk , en Deegen.

A T T I L I U S . weegen . ,'k Verpand my voor dat woord,en ook van 's Veldheeq

K E I Z E R .

Het fmert my in de Ziel, dat mijn genegenheid, Mijn guoft, mijn liefde en woord zoo dwar s werduit

-(geleit, En geen meer wortcl3en vertrouwen heeft gefchooten , In u,mijn Zpon, die 'tal hebt van mijn handgenooten.

V A L E R I U S .

Nu hy het oogwit weet, ftel zich de Vorft geruft .

K E I Z E R .

Welaan, mijn Kind, 'k heb u wel duizendmaal gekuft, Toen uwe onnozelheid, mijneen u w Moeders oogen, In uw bevalligheid vernoegd, en opgetoogen, Behaagde, voel op nieuw, nu ik uw kaaken druk, Hoe zich dit hert verheugd in u, en uw geluk.

V A L E R I V S ter jijden tèsvu MarttÜm.

Marcellus, ach J ik vrees dat hy my aan zal klaagen.

M A R C E L L U S .

Hy houd u voor zij n vriend. F A B i ü s.

'k Weet u niets op te draagen Als mij ne eerbiedigheid, en onbcv lekte trouw.

K E I f E R .

Ga groet de K eizerin, terwijl ik raadflag hou,

Met dceze Heeren, om op 't prachtigfte u te onthaalen, Met al uw Helden, in 't aanjtaande zecgepraalen.

F A B i v s.

'k' Gehoorzaam uw bevel,uw heusheid maakt my ftora.

J?>*. tali. %Attil, UtgiThtoficn, frebmntn.

\-T R E U R S P E L . 41

K E I 1 E R .

„Ga Heen,ontrouwe,'k wacht u leevend niet weerom, S E S T E T O O N E E L .

K E I Z E R , V A L E R I U S , M A R C E L L U S . Des Keizers Lijfwacht.

K E I Z E R .

M

(wen>

Yn Lijfftaffiersjgy zul t te zamen wacht gaan hou-Hier in de voorzaal.Nu ftaat al mijn hertsvertrouwen ,

Lijfwachten timtm»

Op u , nu zie ik 'r recht van uw bekommering ,

Efi. dat zijne aanflag, die 'k zoo liftig daar onrfpring,

Mijn dood to t doelwit had. Eerf t wilde ik hem ontlij -fven Uit minncluft,nu kom t ook wraak my daar toe drijven.

Ttgtn CMarcellui.

Ga dan, terwijl hy zich aan fchijn van gunft vergaapt, En op die wacht geruft in's vijands armen flaapt: Verralch hem met die kling to t mijn bederfgefleepen , Hy werde in 't fpreeken > metFauftina, aangegreepen j En afgemaakt, k zal haar verblinden metdieichijn , En hy in 't minfte daar niet op zijn hoede zijn. (der , Ga heen,met mijn Staffiers;maar ko m vooral niet weeOf bren g ook tecken dat uw hand hem floeg te r nee -fder.

Tfjjr» Valcrmtt

En gy, die 't oogwit kend, van mijn genegenheid, _ Draag zorg, dat, met geweld of lift , door uw beleid, Vituna teritond werde in mijn magtgegeeven. 'kWerd nu van dub'le drift onweerbaar aangedréeven , Van wraak op mijnen ZoQn,van liefde tot zijn Vrouw. Gaat beide, volgt mijn laft, en blijft mij n wil getrouw. Gy zuitgenieten,wat gy zult tot loon begeeren. Ik zelf zal onderwijl Baibinu s weer doen keeren,

4i F A B U T S S E V E R y S .

En houden, met zijn Zoon, zoo lang hem in gelprek. Tot ik een uitflagvan uw beider dienft ontdek; (ven . Dan zullen zy eerlang mijn wraak op 't felfte ook

proe-"Oe Kji\er botntn. S E V E N D E T O O N E E L

V A L E R I U S , M A R C E L L U S . V A L E R I U S .

H

(ven,

Oort gy die laft wel ? die my meerder kan bedroc-Als al de Hoop, die 't hert voor deeze heeft geftreeld, My ooit vermaaken kon, Marcellus, ach! verbeeld U een s mijn flechte fl^at , 'k moet haar den Keize r

f brengen, Als't voorwerp van zij n liefde , om wie n i k my ging In bloedig Hofgefchil, en doodelijk gevaar: (menge n Ik help haar winnen, en gewonnen mis ik haar! (ven De wraak vernoegt uw hert; en 't mijne, door het der-Van lang gehoopte min, moet in zijn driften fterven.

M A R C E L L U S . HymindVituria?

V A L E R I U S . Hy mind Vituria!

En dreigt elk die hem ftoord,met de uitterfte ongenai, Ach! kon de wreedheid, die hem Fabiu s doet dooden, Hem haa r ook haaten doe n ! 'k heb u mijn handge

-(boodcn In uwe wraak, ey! bied my de uwe in mijne min.

M A R C E L L U S . 'k Beken ik fta verfteld, my valt geen middel in, Om haar uit 's Keizers hand, in uw geweld te krijgen.

V A L E R I U S .

Zou al mijne arbeid, al dit hoopen, haaken, hygen, Zoo vruchteloos vergaan ? 6 neen! ik zal, in fpijt,

T R E U R S P E L . 4 ?

Van 't Keizerlijke ontzach en zijne minnenijd . Mijn min vervolgen, en het uiterfte eer gaan waagen ; AU dat ik zulk een buit mijn Vyand t/ huis zal draagen: Want wie haar pevcns my durft lieven, acht ik voor Mijn Vyand.

M A R C E L L U S .

Zacht, mijn Heer, geef reeden wa t gehoor. V A L E R I U S .

Gy krijgt uw wraak, en hoop van Julia te winnen. Ik vloek de Keizer, hoe, zal hy zijn Dochter minnen?

M A R C E L L U S

Wees niet te hevig; maar tree zelf in uw gemoed; Wat pligten zi jn'er, dien de min niet fwichten doet ?

V A L E R I U S .

Wat raad dan ? want ik heb, met al mijn tegenfpreeken , Hem maar tot achterdocht, en feller liefde ontileeken. Indien ik om zijn ....

M A R C E L L U S .

Zacht, ik vind gelegenheid, Laat ons de Keizerin ontdekken hoe 't hier leit. Zy zal, verneemende des Keizers liefde, woelen, Om, door uw minnedrift, haar minnenijd te koelen: Haar haat en fpijt, mij n wraa k e n liefde , u w drifte n

(trouw, Maakt dat ik van uw weniêh, my als verzeekert hou.

Valer, i&tarc.hrmen.

VIER-44 F A B I U S S E V E R U S , V I E R D E B E D R Y F

E E R S T E T O O N E E L .

F A U S T I N A , V A L E R I U S , M A R C E L L U S . F A u s T I N A .

V

lturia kon dan mijn Keizers oog behaagen! Hy mint haar ? Huw'lijks goónjmoet ik die fmaad

(verdraagen ?. Ik fterf van minnenijd > ontrouwe bedgenood, 'k Vervloek my, dat ik u ooit gunft, of liefde bood! Wee my! en wee mijn kind!

V A L E R I U S .

'k Heb zijn geduld gebrooken, En om mijn oogwit, ftout zij n drifte n weederfproo

-F A U S T I N A . (ken .

Swjjg ftll van deeze dienft, g y bood my flechs de hand, Niet myjmaar wel tot hulp van uwegeile brand, (wen , Gy mind haar meede! ach my! verlaatenfte aller vroti-Endje lafhartige verzuimt zijn kling te douwen In 't hert van Fabius ? ten dienft van uwe min ! Gevcinfde vrinden, eerd gy dus uw Keizerin ? Die va n uw hand d e kroon voo r naaren Zoo n ver

-fwachte, En in zijn Heerfchappy ook na uw grootheid trachte, Gefchied my dit van u, wien ik voor vrinde n ken, Wat wacht ik al van haar, aan wien i k haat'lijk ben! Ontrouwe, laftige en myneedige gemoeden ,

Watachterdenken kan zich voor uw loosheid hoeden? De Keizer heeft met u een oogwit, g y een min, En een bedriegery, va n my alleen in'tzin .

Vervloekte minnedrift, die , daar ik al mijn duchten, Mijn zorgen , mijn gevaa r dag t deezen da g t e ont

-vluchten, My

T R E U R S P E L . 4*

My overrompeld met een onruft, die 't gemoed Meer quelling als de luft tot grootheid lijden doet. Benaauwde, elendige leer wreeken of ftraks fterven, (J zelf verweeren, of u zelve ftraks bederven. Verachte Vrouw! voldoet uw min de K eizer niet ? Maak dat gy in uw wraak, uw fpijt vernoegen ziet. JMaar ach J aa n wie n moe t i k my 't eerft e e n felft e

(wreeken ? Aan u, wiens lafheid my in deeze nood laat fteeken y Of aan de Keizer ? die mijn min dus (chand'lijk hoond> Of aan Vituria ? die zich zoo fchoon vertoond ; Ofaan my zelf? die aan verwijfde en flappe hande n Een Mannelijke daad beval, hem aan te randen, Die my alleenig maar fcheen in de weeg te flaan:

In document SEVERUS. F ABIU S (pagina 36-68)