• No results found

SEVERUS. F ABIU S

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "SEVERUS. F ABIU S"

Copied!
86
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

F A B IU S

SEVERUS.

T R E U R S P E L .

Vertoont op de Amfterdamfche Sthouwburg .

T E A M S T E R D A M ,

By de Erfgenamen va n facob Lescailje, o p den Middeldam, naaftdeVifchmarkt , 1680.

(2)
(3)

AAN D E

Weleedeïgeboorne Juffe r M E J U F F E R

MAR I A

VAN OUTSHOORN .

fongvrwne tot Outshoorn, (/nephoel^, &-c.

(Erwijl el k onde r zijn e [bezigheden een uitfpan - I ning zoekt, en van noo-

den heeft j he b ik de mij- ne in de Dichtkunft gevonden. Ee n vermaak, hetwelk , daarveelean - dere de gedachten, en zinnen af - leiden , de zelv e verluftigende ,

* i ech -

(4)

echter aan de Letteroefening houd.

De beroemde Manne n va n onze , en de voorige eeuwen, hebben haar vermoeide penne n o p deez e wij -

ze verpooft. ' t Zal in my dan, di e zoodanige lichten, en verftanden , met alle . eerbiedige achting , in't kleine, en va n verre zoe k t e voU gen , van U Ed' . nie t mifpreeze n werden, da t ik mijneturTchentij d aldus befteede. D e vryheid n u va n een ft of uit t e vinden, die to t een Spel t e fchikken , e n eindelijk met Rijmregelen op te maakea, behoef ik me t geen omda g van redene n te verantwoorden: want wijl4edicht- kunft., eender vrye kunften is ,mag elk die naar zijn beft e kunde , oe - fening, e n zinnelijkheid handelen .

"Maar d e vrymoedighei d , die i k neem, van aa n U Ed' . die in dee- ze ku n ft het oo g doorzichtig, en

het

(5)

het oo r Wede r hebt , dit Treur/pel, op dufdaanige n gron d t e zaame n geftelt, eerbiediglijk op te draagen, beken ik , is met gee n rede n goe d te maaken, als moogelijk met dee- ze eenige, dat he t geichied om t e bctoonen, da t ik ben

IVelecddgcboorcne Jujfer

UEd".

VerpÜchtften dienaar

G.BIDLOO.

VER-

(6)

V E R, T O O N E R S>

F Ü L V I A F A U S T I N A , K'Htrm.

V A L E R I U S > Steedevoogdvan S^mt,, verliefdopW- turia.

6 A L BI N U S , Hoofdman der Kjurelenden, Vadervan lAttilius.

M A R C E L L U S , afgebet HooftmanxvirjloQte M*r naar van Julia.

D E CI U S CARINUS , Rfomfcb K»!*» vtrliefd op Vituria.

JE MI L I U S , des Kji^ers %wmtje.K

C A L I S T H E N E S , "LedemeefiervanMmilius.

F A B I U S S E V E R U S , des K«Vrs voorzon.

Veldheer.

V I T U R I A , $jn Gemalin.

J U LI A j desKji^ers voordochter > beminde van Attiliuj.

A T T I L I U S , Minnaar van Julia, Vertrouwd», van Fabius.

Z W Y G E N D E .

Hoofden van 't Leeger.

Edellieden.

Staatjufferf.

Hofwathters.

HetTreurfpel vertoon d zic h i n he t Roomfchc Hof ? begrijpt den tijd waar in het vertoond werd.

F A .

(7)

FABIUS SEVERUS .

E E R S T E B E D R Y F . EERSTE TOONEEL .

F A U S T I N A , V A L E R I U S . F A U S T I N A .

Aat ons in't buitenhof de s Keizer s oog ontvlieden.

V A L E R I U S .

Hier zij n w y veilig , e n geen Menfch kan onsbefpieden .

Wat onruf t drijf t u w geeft zo o vroe g van't zachte bed?

F A U S T I N A .

Daar heeft de Vorft, noc h ik, d e voeten opgezet, Valerius , Wat flaap zou toch mijn oog bevangen ? Ik zie mijn kind, my zelf, mijn ftaat in twijfel hangen, Van neer te ftorten door mijn ftiefzoon , die alreê, In't Hof gekomen» voert een Heir van vrinden meê j Daar aan den Rubicon zijn Krijgsmagt neêrgeflagen >

Voor haarenVeldheer licht een kans op ons zal waagen.

V A L E R I U S .

Het krijgsvol k mord e a l lang, e n haakt na' s Keizers (dood y 't Blijve onder ons Vorftin, zijn dwinglandy is groot.

Hy deel t zijne ampten uit aa n fchelmcn lan g verban- den ; Verfchopt,en hoont de bloem der vroomfte,cn braafft e (mannen>

Hy bouwt, en breekt, en put 's lands oude fchatkifl uit >

Verrrijkt zich met de cijns, en offergift al s buit; (gen>

Acht Ega,woord,noch eer, dit ftaat gantfeh Rome cee- En maakt de burgers tot lijn zoon alom geneegen ,

A Di e

(8)

a F A B I U S S E V E R U S , Die zeege op zeege haald, en, minzaam en beleefd,' Het hert van 't krijgsvolk door vee l dienft verbonden

(heeft:

Des moet de Keizer op zijn doen e n oogwit paffen , Hy wil geen zeegepraal; maar Rome ftil verrafichen.

F A U S T I N A .

Mijn bedgenoot, om recht te weeten hoe 't 'er ging, Ontbood Marcellus en Balbinus, onderling

Nu in gefprek, en 'k heb alreeds zoo veel vernoomen , Datzelf Marcellus vreefd dat hy ons op zal koomen i 't Zy dat hy waarlijk vreefdi of, door de fpijt vervoerd>

Niet voor den Keizer zorgd, maa r o p zijn krijgsampt (loerdi Want ook Balbinus is van and're taa l en oordeel.

Ik Zal my dienen van dit aangebooderi voordeel;

Niet lijden, zelrs al ftu'rf de Keizer, dat mijn zoon, Verftooten, Fabius zal zien op 's Vaders troon, (gen , Neen, 'k zal nu mijn gemaal met dubble magt befprin- 't Gemoed, dat reeds verkoeld in my te lieven,dwingen Met nieuwe prikkelen •-, 'k deed van mijn oogwit aan Caüfthenes onlangs alleen een Schets verftaan; (pen, Maar hy, verzuft in laage en fchoolfche weetenfchap - Is onbequaam, me t my een Heirbaan op te ftappen, Die na een rijkstroon leid; des, wijl my dit ontichiet, Zoo bid ik u, van wien ik dikmaals raad geniet, (ren, Leen my uw brein en arm; help my mijn zoon verweé- Dat hy dit ftiefgebroed hem nim mer zie braveeren.

Hits meê den Keizer op, die, angftig voor zijn kroon, Niet liever zien zal als het lij k van zi j nen zoon.

Gelukt onze aanflag, en komt Fabius te fneuv'len Door uw geweld ot lift, zoo fweer ik by de heuvelen, Daar Rome vaf t op ftaat, en 't leeven van mijn kind, Dat gy beftieren zult het hooge ftaatsbewind.

Beloof my toch uw hulp!

V A L E R I U S .

Die werd u opgedraagen.

Wat

(9)

T R E U R S P E L . 3 Wat aanflag is 2.00 zwaar > die 'k niet om u zal waagen ?

F A U S T I N A .

Dat dan uw ruftige arm he m neêrftorte i n zijn bloed j

V A L E R I U S .

Geweld isfchaadlijk , daar men lift gebruiken moet.

Gy weet Marcellus wrokt, die, uit alle eer gedreeven, Nu ook in de ongunlt van zijn Hertvoogdes moe t lee-

(ven, Die, al te moedig op haar broeders krijgsgezag , Attilius zijn vrind nu beter zetten mag;

Wiens vader arbeid om van weederzy de zaaken...

Maar zacht, vertrek vorftin,ik zie hem ginds gen&aken.

Ik fpreek u ftraks weerom, indien ik iets vermerk, Dat ons kan dienen in het voorgenoomen werk.

1'Anji. Hipttnt

T W E E D E T O O N E E L .

B A L B I N U S , M A R C E L L U S , V A L E R I U S . V A L E R I U S .

D

Us onverhoeds dacht ik mijn vrinde n nietteont - (moeten.

M A R C E L L U S .

'k Verheug my dat ik u gezond weer mag begroeten.

V A L E R I U S .

Hoeftaathetmetons Heir > hoe met de Prins?

B A L B I N U S .

> , Ikg**

Dat daar van al ten Hoof bericht en tijding is.

Eenzeege, als onze Prin s in Duitflan d heef t bevocht

Is die hier onbekend ? (tea ,

V A L E R I U S .

De lauw'ren zaaTngevlochten, En detereboogen, die zijn Vader bouwen doet, Getuygen dat men van zijn krijgsdeug d we.ete n moet*.

jyiaaruraatenHofgerucht wil nad'rend onheil meiden.

A % B A L -

(10)

4

F A B I U S S E V E R U S ,

B A L B I N U S .

Een vuile geefzel van veele onvermoeide heldeii .

V A L E R I U S .

Men mompelt van verraad, indien men 't weeten mag*

Ey! zegt, wat is'er gaande, onze oude vrindfchap plag In vryheid altemets nét hert eens te openbaaren.

B A L B I N U S .

De haat, en lafter zoekt de Veldheer in te vaaren.

Voor my, ik hoorde noit van aanflag, of verraad;

Veel minder,dat de Prins na 's vaders fchepter ftaat.

M A R C E L L U S .

Balbinus,fpreekt men zoo,om't Hof in flaap te wiegen*

Ofalsmenliftelijk zij n vrinde n wil bedriegen ? Gy ziet wel, welk een lucht thans in het leger broeit j Maar, wil t he t lich t nie t zien, o m datuwftamhui è

(groeit In dcopgeftooke ftorrri, die, komt hy door te breeken, De Roomfche Mogendheid de Hertaar af zal fteeken.

IK achteu altijd vroom, des zwijg, of fpreek recht uit.

Gy weet wat gel d belofte aan't krijgsvolk in zich fluit, Wat Helden hoon en, en hare ampten weg te geeven, War mild by Priefters, en op ftacyfpelen leeven, Te Rome zeggen wil: kortom, gy ziet wel, dat De Veldheer b abius naa 's vaders bchepter vat.

B A L B I N U S .

De Prins kend a l te wel 't betaamen, zijn geweeteri, Zal zich zoo fchand'lijk aan' zijn vader niet vergeeten;

Hy nu, die twijfelt aa n zijn deugd; zy zelf zoo vroom, Dat hy hem wijftzijn pligt,e n wekteen diepe fchroom In zijn gemoed , wan t heef t hy de aanflag voorgenoo-

(men, Zoo is mijn hoop dien flag aldus noch voor te komen i Zoo niet j hy doetgenocch die zijn geweetenquijt , En met genegenheid voor 't Recht der Rijksftaf ftrijd.

M A R C E L L U S .

Bedieri u van dien raad .

B A L -

(11)

T R E U R S P E L . t

B A L B I N U S .

Ik heb geen quaad vertrouwen.

M A R C E L L U S .

Dat gy u van de Vorft, en Prins zoekt vrind te houwen, Begrijp ik al te wel, maar niet, hoe uw gemoed, Uw deftige ouderdom, uw Aad'lijk hartebloed, Zoo (laaft is, dat het, om een jonger Vorft te vleijcn, Zich na zijn dolle zucht, en blinde wil laat leijen.

Kan ook zoo grijs een Hoofd, vernoegd te Velde gaan, En onder 't los gebied, van wulpfcher jaaren ftaan ? Verdraagen dat zijn naam, en groote deugd verftrek -

(ken, Om 't liftige geweld, met aanzien te overdekken ? Of i s 't om dat uw zoon zijn zufter heeft bezind ? 'k Heb haar voor dezen ook, gelij k elk weet, bemind , En, zo o men't zeggen mag , zy my weerom j maa r (zeederr, Ik in mijn krijgsampt door haar broeder wierd vernce-

(derd, Verviel haar liefde, ik heb miffchien te veel getoond, Dat hier een hert, getrouw voor zijnen Keizer,woond.

B A L B I N U S -

Wie twijfelt aan mijn trouw ?

V A L E R I U S .

Die is het Ri jk gebleeken, Toen uw doorluchtige arm de zcege heeft gei trecken, Panonïen, verheert, voor u den Standaard boog, En wat Barbaar he t Hooft oproerig hefte om hoog Verdelgt,of cijnsbaar wierd;uw naarrt, in top geheeven.

Zal, met uw daaden, lang in zeegeboogen leeven, Op eeremunten, en al 't geen de Roomfchc ftaat U tot beloning fchonk, i k bid u Heeren, laa t Geen ongenoegen u in dienft, en vriendfehap fcheijen , Slaat beide, uw hand aan't werk, laat Roome niet be -

(fchreijen, Carinus ondergang, noch Fabius bederf!

A 3 M A R -

(12)

ö FABIU S S E V E R U S

M A R C E L L U S .

De zoon tree, na de dood des Vaders, in zij n erf.

V A L E R I U S .

Leed onze Heerfchappy welee r tweegordianen , Twee Maximinen ? en zoud gy, Marcellus,waanen, Dat nu de ftaat ook niet, ei zeg toch met wat fchijn ? Als by Valeriaan, zou konneii veilig zijn

M A R C E L L U S .

'k Heb,by den Adelaer, den Keizer trouw gezwooren j Hy leeve lang, 'k wil van geen tweede Keizer hooren.

B A L B i N u s . Gy fpreekt of'tzeeker was dat Fabius...

M A R C E L L U S .

Mijn Heer, Gy weet wat ons de Vorft belafte.

V A L E R I U S .

Ier \ijdtn trgtn Tialbinui.

Laat ik, eer Hy heen gaat,hem alleen,als vrind, zijn pligt eens zeg- Ik zal,zoo veel ik kan, de zaik zien by te leggen, (gen ? Marcellus, me t verlof, ik fpraku graag een woord.

B A L B I N U S .

Ik wacht u op deplaats.

M A R C E L L U S .

Mijn Heer, ik volg u voort.

Ba!bi**t bïnntn,

D E R D E T O O N E . E L .

M A R C E L L U S , V A L E R I U S . V A L E R I U S . (ken .

N

U za l ik eind'lijk my ten vollenkonnenwree-

V A L E R I U S . (ken .

Ik van mijn hert s geheim een s met Marceilu s fpree - Hoe heef t d e Keizer uw bericht toch opgevat?

M A R C E L L U S .

Recht oa mijn xin. d e wraak, die zij n gemoed bezar,

% Ver. -

(13)

T R E U R S P E L .

7

Verkropte hy met kunft, 'k deed hem geen zaaken hoo- i e n , Als die hem toonden, dat de ftaat reeds was verlooren.

Tc Heb zoo veel fchijnverraad, zoo veel verdachte taal, Vooraf bedektehj ie gefchreeven, dat geen zaal, Geen hoek, hem veilig fchijnt voor 'sPrincen magte n Dit alles heb ik hem alleenig voorgedraagen: f laagen>

Maar in't geiprek, dat hy ons t' zaamen houden deed, Beklaagde iic'ta:dermeeithethertzecr da t hy leed, In dus zijn*waarde zoon te zien van elk beliegen.

V A L E R I U S .

Een ftreek waa r door gy zelf Balbinus zult bedriegen .

M A R C E L L U S .

'k Zal hem nu raade n dat hy zich ten Hoof begeeft , Balbinus zelf vind goed dat hy n iet wederftreefd (ge n 't Geen 's Keizers wü gebied j komt hy mijn raad te vol- Zoo hoop ik zal de Voril, van angft en wraak verbol- (gen, Mijn aangetergde wraak volvoeren in zijn dood : En Julia, diem y nuuithaargunftverftoot, (gen , Zal da n die fmaad , en wat ik meerder moeft verdraa- Zoo lang ik adem haal, gevoelen en beklaagen.

Maar wat is toc h 't geheim daar gy van fpreeken moet?

V A L E R I U S .

Ik heb de Keizerin, na middernacht, begroet Óp haar ontbod, zy bad dat ik haar toe zou zeggen,

M eê aan haar ftiefzoons val de hand te helpen leggen, Wiens ondergang haar kind kan brengen tot den troon.

'k Heb in' t gewichti g ftuk haa r ook mij n dienf t ge - (boon:

Des zal uw arbeid kracht van haar,en my verkrijgeni Maar, waarde boezemvriend, ik kan voor u niet zwij-

(gen»

Wat inzicht, wat belang, my in deeze aanflag ftijfti De liefde, die 't gemoed met felle fpooren drijft , Doet my Vituria voor alle Juffers minnen,

A 4 'kBe-

(14)

8 F A B I U S S E V E R U S .

'k Beken 't is eerloos^ maar den dolheid voert mijn zin- (nen, Spijt inzicht van gevaar, van echt, en achtbaarheid, Tot die begeerte, daar nu al mijn hoop op leit.

'k Zal haar genieten, of zy my, eerlang bederven, Voor eerft moet haar Gemaal in ballingfchap, of fter-

(ven:

't Zy onze magt, pf lift hem deeze neêrlaag geeft.

Ik fterf van liefde, daar zy in het haaten leeft.

M A R C . É L , L U S .

Zoo weet zy van uw liefde ?

V A L E R I U S .

Ik heb haar aangebeeden, En heimelijk gevleid, met alle aanloklijkheeden;

Maar ach! ik ftorm vergeefs, op de onvcrwrikbre rots, Mijn weekheid, maak t haar hart, mij n need'righeid , (haar trots.

M A R C E L L U S .

Haar echt dwingt haar de Prins voor al getrouw te blij-

V A L E R I U S . (ven .

'k Zal haar dat voorwerp nu uit oog en hert verdrijven, Zelf gaan verpüchten door een valiche vrinderaad, Zo wek ik haar tot liefde, en 's Keifers hert tot haat.

M A R C E L L U S .

En hoe ?

V A L E R I U S .

Ik zal, als tot zijn lijfsbehoud gedreeven , Hem raaden>dat hy zich ten Hoof niet moet begecve n Als wel gewaapent, en met vrinden, dat hy waak, Voor zijn behoudenis, en teegen 's Keizers wraak:

Want wil de Keizer hem met eer, en gunfl ont haaien, En komt hy, door mijn raad te vluchten, ofte draaien^

Zo zal des Vorften heft, vol achterdenken zijn : Verfchijnt h y met veel volks , dat heef t oo k quad e

(fchijn.

Gy onderwijl verhaal op 't breetfte uw wedervaren Ten

(15)

T R E U R S P E L . 9

Ten Hoof, en hoe de Vorft, zich dorft voor u verklaa- (ren.

Rep van geen achterdocht ,prent ook Balbinus in, Dat ik u heb bericht van 's Keizers wil, en zin.

Datgy zijtomgezet, door vrindfchap,recht,en reeden , Beloof hem uwe trouw, met veel gedienftigheeden.

Maar gint s komt Julia, indie n mijn oog niet mift.

Verfchuilen wy ons hier.

M A R C E L L U S .

ts't Julia?

V A L E R I U S .

Zyis't, EnmetAttilius.

VsltT. <Marc. vcrfibutltn \kb.

V I E R D E T O O N E E L .

A T T I L I U S , J U L I A . A T T I L I U S .

^LiO al s ik af wou treeden, Om u, op Vaders beê ? te wachten hier beneeden, Genoot mijn oog't geluk, van u van ver te zien.

Uw broeder, die zij n dienft, door my, u aan doet biên.

Gy wee t tot wel k een proefde nijd hem heeft gedree- fven, Wenfchte, eer hy met gevaar zich ga ten Hoof begee- (ven, Te hooren, hoe de Vorft 't gerucht heeft opgevat, 't Welk zijn beroemde naam onfchuldig heeft beklad i Des vond hy raadzaam, u zijn zufter,eerft t e fpreeken, Ik, dat hy zich voor al in geen gevaar zou fteeken ; Maar aan mijn zorg, en trouw, bevele n di t beleidy Dit vond hy goed, en wacht na my, en uw befcheid.

J U L I A . (ren .

Zo groot een vrindedienft, za l broeder hoog waardee-

A 5 A T -

(16)

FABIUS SEVERUS .

A T T I L I U S .

Met zulk een vrindendienft wou my de Prins vereeren:

Een dienft, die na veel laft, veel kommer, veel gevaar, My u laat vinden, na een rond verkropen jaar .

Wierd by de LauwVen, die mijn krijgsdeugd heeft be- (vochten;

Ten teken van uw min, nu Roos, of Mirth gevlochten, Wat zou die heirtocht m y na volle wenfch vergaan - y En 't hert met dankbaarheid, en zeegen overlaan.

Tc Zou zoo veel loffpraak,-als d e Veldheer zelf, be - (haaien, De Vorft, uw Vader, kon mij n dienft niet meer betaa- (lcn.

J U L I A .

Uw heusheidfehat de liefde e n haar genot te hoog.

A T T I L I U S .

Geen eerenwapenzuyl, noch Marm're zeegeboog, Geen vyandlijke roof, of fteede , offtcevekroonen.

Geen Schild, waa r in een Vorft u w daaden doetver - (toonen, Gntfteekt, met zoo veel vreugd, het ruftige gemoed, Als 't wederkeerend vuur van kuyfche minnegloed.

J U L I A .

Spreekt dus een Oorlogsman ?

A T T I L I U S .

Dus fpreekt een eedel minnaar.

J U L I A .

Een Held die Steeden won ?

A T T I L I U S .

Ach! was hy ook verwinnaar Van uwe fierheid! want al leg ik 't lem mer neer, In 's Keizers dienft gevoerd, met groot geluk en eer, Mijn ziel gevoeld geen ruft; maar, als. een ftorm gedre-

ven, Bejaagd het onderpand van zijn geluk en leeven.

Zoo u mijn liefde dan.. ..

Ju-

(17)

T R E U R S P E L . t t

J U L I A .

Spreek van Heer Broeders zaak.

A T T i L i u s.

Ik hoop op uwe min.

J U L I A .

Die vreefH voor fêllé wraak.

En dat de logentaal zij n, groote naam zal deer en.

A T T i L i u s .

M et wat bericht beliefd u dat ik weer zal kceren ?,

J U L I A .

Dat hy al heimelijk by Vader, en den Raad, Beticht is, dat hy van een aanilag zwanger gaat, Die'tRoomfche Rijksgeza g den boodem in zal druk-

k e n , En hechten aan die val een fleep van ongelukken.

A T T i L i u s. .

Jupijn bewaar den Staat, den Keizer e n zijn Zoon ! Wat helfche logengeeft heeft hem zijn dienft geboón ? Die dit verzieren dorft.

J U L I A .

Men zegt.... maar, om te toonen Dat mannedeugden oo k in Vrouwe herten woonen j 'k Zal zelfden itaat van 't Hof mij n Broeder doen ver-

(ftaan>

Laat ons in ftil te voort den Held begroeten gaan,

A T T I L I U S .

Manmoedige Princes 3 het eedele beweegen

Van deeze uwe y ver maakt mijn breyn en tong verlee- Hoe zy eerbiediglijk uw deugd verheffen moet .

J U L I A .

Ik eere uwe achting, dat my derwaards haairen doet.

Jnlis, \Attili** Urnen

VYF-

(18)

j» F A B I U S S E V E R U S V Y F D E T O O N E E L

M A R C E L L U S V A L E R I U S . M A R C E L L U S .

O

Nlijdelijke fmaad! onleydelijke driften (ten., Van liefde, die 'my zelf mijn nut verbied tefchif- Zy hoont my, en mijn her t vernoeg d zich noc h in't (zien, Van een, di e my meer haat, als ik haar min kan biên.

Maar neen, 'k zal door mijn wraak, mijn zinnen eerft (vernoegen.

V A L E R I U S .

Dan zal de min van zelf, zich naa uw zinnen voegen.

M A R C E L L U S .

Valerius mijn vrind! met welk een minlijkheid, Zachzy mijn vyand aan!

V A L E R I U S .

Haar broer ....

M A R Q E L L U S .

Door zijn beleid , Is tny haar gunft ontzet.

V A L E R I U S .

Die mifdaadzalhy boeten.

M A R C E L L U S . (ten !

Ach! wou zy, na zijn dood mijn minnefmert verzoe -

V A L E R I U S .

Zie wat de tijd u geeft.

M A R C E L L U S .

Zoo i k haar haat weer roer, Ik ken haar fierheid wel, door 't dooden van haar bmêr, Is alle hoop ten eynde.

V A L E R I U S .

En, die haar broer doet fterven, Zal, T c zweer't u, 'sVorften , e n 'sVorftinnen gunf t

(verwerven.

Wat

(19)

T R E U R S P E L .

M

Wat zal Attilius dan baaten zijn gevry.

M A R C E L L U S .

Maar dat mijn min de Vorft . . . .

V A L E R I U S .

Ik neem de zorg op my, Van by de Keizer zelf uw zaaken voort te zenen, Wy moeten haar 't gefprek met Fabius beletten.

Maar, 'k zie Califthenes komt haaftig op ons aan ; Spoed gy u naar de Prins, ik zal hem tegen gaan;

Voorts aan de Keizerin ons overleg ontdekken.

M A R C E L L U S .

Ik u, gy my, wy haar, zy ons, een fteun verftrekken.

S E S T E T O O N E E L .

C A L I S T H E N E S , .fljtóiLius , V A L E R I U S . C A L I S T H E N E S .

M

Yn Heer, ey Ipoed u voort toch n a de Keizerin 1 Hetfchijnt, z y heeft met u iets wichtig s inder i

(zint Want als van dringende angft, en ongeduld geflaagen, Doet zy niet anders,als maar na de Stadvoogd vraagen.

Een dub'Ie Hofwacht, ftaataanbinne, e n buitepoort.

Men mompel t iets , maar 'kheb gee n rech t befcheid fgehoord.

Ikzach Balbinus,met veel Heeren daaflijk fpreeken , Zy hadden 't drok, hy is ter Hofpoorte uit geweeken, Maar de and're gingenvoort de Toorentrap voorby , En fpraken Julia hier in de gallery.

V A L E R I U S . (den .

„Diezalmiflchien d e Vorft de zaaken gaa n ontwin - C A L I S T H E N E S . (vinden . Mijn Heer , 't zal noodig zijn , datgy Mevrouw gaat

V A L E R I U S ,

J, Nu is*t mijn tijdCaat gy ook meede dcnvaards heen?

C A -

(20)

14 F A B I U S S E V E R U S

C A L I S T H E N E S .

De Prins wil in den Hof ee n weinig zich vertreêh.

Valtritu binnen-

S E V E N D È T O O N E E L .

J E M U I U S , C A L I S T H E N E S .

JE M r L i u s .

C

Alifthenes, hoe is mijn Moede r zoo verlegen ? G-y zwijgd? zo o heef t zyoo k flus op mij n vraa g

(gezwegen.

C A L I S T H E N E S .

Ik weet niet wat haar deerd;maar wat haar deeren mach, Volg gy mijn les, ding nooy t door bloed, na Kroonge-

(zach, Tracht u, door deugd> bemind, geëerd en groot te maa- (ken.

Dan hoefd geen leeger,noch ftaffier voor u te waaken.

M M i L 1 u s .

Wie is'er toch ten Hoof, die my niet diend ef l mind ?

C A L I S T H E N E S .

Door hofrelijke dienft werd zomtijds 't oog verblind.

Gebaaren,mond en oog,in plaats van 't hert ontdekken, Voor hinderlaag,en mom en fchilden hier verftrekken, Aan die na ampten ftaat, of liefde > of wraak beoogd.

JE M i L i u s .

Ik merk mijn Broeder, op wiens deugd gy altijd boogd, Staat niet in Moeders gunft, 'k heb hem, als gy, gepree- (zen;

Maar 'kzach ee n afkeer e n verandering i n haa r wee- gen.

Zeg my de reeden, zoo gy kond e n moogt.

C A L I S T H E N E S . .

In't gaan,

£al ik,met onderfcheid, u de oorzaak doen verftaan,

V&mlnu en ^.tiitbcnes »w»*

TWEE-

(21)

T R E U R S P E L . t <

T W E E D E B E D R Y F . E E R S T E T O O N E E L .

F A B I U S , V I T U R I A . F A B I V S.

W

Aarom vermeng d mij n zie l haa r welkomku s mettraanen?

Men ziet, en eerd alom mijn zeegenrijke Vaanen, Ik keer gezond, verrijkt met roem e n Oorlogsbuytj Weeft wel gemoed, nu ik u in mijne armen üuyt.

Hoe ftaat uw aangezicht zoo treurig ?

V I T U R I A .

Ach! mijn weezen Geeft u het recht van mijn bekommering te leezen.

Gy kend uw Vaders aard, gy zijt ten Hoof verdacht, Marcellus van de Vorft ontbooden !

F A B i u S i

'k Heb de wacht Van dezen handel aan Balbinus opgedraagen ;

Die zal bezorgen dat da*ar niets werd voorgeflaagen , Of dat my ftraks de weet van alles werd gedaan.

Attilius is na mijn Zufter toegegaan.

Maar, 'k zie de Steede voogd zoekt my te lpraak te koo- (men»

Ik Zal Valerius

V i T u R i A .

Ach'my 1

F A B I U S .

Wat doet u fchroómen ? Uw aangezicht werd bleek,op 't hooren van zijn naam:

V I T U R I A .

Hy komt, zijt op uw htcde, ik. vind my onbequaam.

TWEE*

(22)

i<S F A B I U S S E V E R U S

T W E E D E T O O N E E L .

V A L E R I U S , F A B I U S , V I T U R I A . V A L E R I U S .

D

E Prins zy welkom; maar belang van hooger zaa- (kcn, Doet my 't gefprek van uw beroemde zeege ftaaken.

Mijn hert, gedreven tot-uw welftand, dwingt de mond 't Geheim te melden, dat my deeze Morgelrond

Te vooren quam j ik zal teh kofte van mijn leeven, Miffchien d e hoogft e proe f va n mij n getrouwhei d

(geeven.

Z o gy mijn vrindedienft aa n 't Hof ontdekken wild j Maar di e zijn leeven dusinecd'ledienftenfpild , Befteed het naden eüch , en zal noyt lof ontbeeren.

F A B I U S .

Wat aanflag is'er gaans ? wat onraad kan my deeren ?

V A L E R I U S .

Ik was, by toeval, ftraks voor 's Keizers flaap vertrek, Alwaar Marcellus, na een wederzijds gefprek , Niet duifterlijk dee d zien, dat hy, van fpijt bezeeten, Om 't miflèn van zijn ampt, was op de Prins gebeeteri . Balbinus > dong voor u met woorden, en gemoed:

Toch mijne tuffen enkomft bekoelde 't hevig bloed.

Ik fprak Marcel^leen, die, na wattegenftreven , My heeft by eede 't woord tot uwen dien ft gegeeven;

Van my gevleid metfchijn> dat Julia van zin, Verandert, de oogen floeg op zijn voorgaande min.

In dit vertrouwen deed hy my zijn boezem open, Verhaalde hoe de Vorft, va n krachtige angi t bekroo - Van op zijn zwakke hals te krijgen uw geweld, > (pen.

Na veel beraaden, als het beft, heeft vaft geftelt , U openhertig , en vertrouwelijk te ontfangen;

En üeyer aan uw deugd ,zijn Kroon gezacn te hangen^

(23)

T R E U R S P E L . 17 Als hachgelijke kans te waagen met een magt, Die, darte l op haar zeege, alleen een wenk verwacht Van haaren Veldheer om het al in roer te zetten, Dathynictwasinftaat va n weere n o f beletten . Dusfcheiden wy: wanneer Fauftina my Ontmoet, Die,na ze een wijl haar luft met laft'ren ha d geboed , My, wien zy veel betrouwd verhaald e dat uw Vader De Veldheer houd verdacht, als voor een rijksverraa - En onder fchijn van liefde, en openhertigheid, ('der , Tot uwen ondergang, al heim'lijk laagen leid:

Ja, dat haar zoon eerlang wel erfgenaam zou weeze n Van 't rijk, dat niemand) als uw trotsheid, had te vree- fzen.

Zy was vol vreugd, het welk my vaft gelooven doet >

Datu ee n hinderlaagbeftooken weeze n moet . 'tZy wat het wil, de Prins zy zwijgende o p zijn hoede, En hou mijn groot e dienft verburge n en ten goede.

F A B 1 u s .

Is'tmooglijk,grootegoón! ikdanku voor'tberigt, En blij f voo r eeuwi g aa n u w vrindfchap hoo g ver -

(pligt:

Maar welk een fchennis wil mijn arm en deugd verraf1 (fchen?

'k Ben tegen dapperheid, maar lift niet opgewaflehen.

Hoekomt de Keizer dus van zijn verftand beroofd ? Ik oorlog voor zijn kroon,en hy dingd na mijn hoofd ? Is dit de liefde van een waaren Vade r eigen? (fteigen . De gramfchap doet my 't bloed, door al m ijne aatfren Denkt oo k mij n Vaden, denkt de raad, denkt Rome (niet, Dat mijn gevréefde magt fleept e onder on s gebied Gantfch Duitfland , me t ee n reek s van rijk e winge -

netten , F.n Rome met de roof quam van haar vijand meften ? Wat wil men zulk een arm belaagen ? maar ik d v/aal, Gyzijc cc zeer bezorgt, e n hebt ligt uit haar taa l

B Iet s

(24)

i 8 F A B I U S S E V E R U S

Iets opgevat, dat u voor mijn behoud doe t vreezen, Of Vader heeft miflchien ontflaage n wille n weezen Van'tquellen, daa r me n ftaag mijne onfchul d in be-

(draaid, En met een fchij n van haat, mijn ftiefmoêrs haa t ge- V A L E R I U S . paaid . 'tZy da t zy dit verdicht om u beangft te maaken, En t fpreken met de Vorft, op hoop van twift, te ftaa- Of dar'crwaarlijkbydeVorftdeezeaanilagis , (ken , Ik bid de Prins, hy waak voor zijn behoudenis.

F A B i u s . Op welk een wijz ?

V A L E R I U S .

Gy zult hier licht'lijk raad iri krijgen.

F A B i u s . Van u de befte.

V A L E R I U S .

Ik wil mijn meening nie t verzwijgen.

Ontmoet u w Vader niet als rijkelij k verzien Van Vrinden, waapen u bedektelijk, miflchie n Zal't utottegenwecr , i n lijfsgevaar, verftrekken j Ik heb genoeg gezeid om u mijn hert te ontdekken, Vaarwel, gehaat e Prins, druk ernftig in uw hert >

Datdeeze raad u door een Vrind gelchonken werd.

Valer, iiruun.

D E R D E T O O N E E L .

F A B I U S , V I T U E I A . V I T U R I A .

I

Kzieu naaulijkofi k moet u weer verliezen, Ach! mijn beminde Heer,nu zult gy moeten kiezer i U bloo t regeeven , op uw Vaders gunft en woord, Of als een Balling, in cen ander waarelds oord, Gaan fwerven; ach! waarom u hier ten Hoof begeeve n Eer gy noch zeeker v/ift wat u werdnagedreeven,

Wat

(25)

T R E U R S P E L . i j WatditgehaareHofjenzijnmifleidetaad,

Van uwen handel zegt: want wij lgy'their verlaat, (Een magt>om, deedliet nood,uw Vaders arm te dwin-

(gen.) Zal hy> met kracht of lift, u ftout of ftil befpringen.

Üfmert! ikbenuquijt , ditftaatmyvaft'lijkvoor . Om onze liefde, geef de ftadvoogd geen gehoor.

F A B i u s .

Met welk een nadruk, va n onmeetelijke krachten, Ontroerd zijn affcheid mijn fneldrijveud e gedachten ! Vaarwel, gehaate Prins ,druk ernftig in uw hert, DatdeeZe raad u door een Vrin d gefchonken werd.

V i T u R i A .

Beflu it niet, voor gy eerft Balbinus hebt gefprooken ; Vertrouw geenfehender, di e ee n trouwbeddorftbe -

(ftookeh.

F A B i u S . Wattioüwbed?

V i T v R i A -

Swijg, mijn Prins , tot meer gelegenheid.

Balbinus werd daar, met Marcellus, in geleid.

V I E R D E T O O N E E L .

B A L B I N U S , M A R C F . L L U S , F A B I U S , V l T U R I A .

B A L B I N U S .

E

En blijde boodfeha p doet de Boode n altijd fpoe -(den.

M A R C E L L U S . (moeden , Toen wy vertrokken fchee n d e Prins vo l quaadver - Nu brengen wy bericht, dat hem de Vorft wil zien.

't Gerucht, gewoon zoo dra te rugge als heen te vliên.

Daar't eerft niet als verraad en toeleg hem quam mel - (den,

B 2 Roemd

(26)

io- F A B I U S S E V E R U S

Roemt u nu voor zijn Troon al s de eer de r Room - (fche helden >

Als 't eenig fteunfel van zijn Rijk en oorlogsmagt j Niets werd met zoo veel vreugd , als uwe komft, ver-

F A B i u s . (wacht , 't Verheugd my, dat uw dienft zoo wel is afgeloopen.

B A L B I N U S .

Ec,vaneendoodlijkeangften argewaa n bekroopen, Trad vol bekommering uw Vader in 't gezicht:

Niet dat het wroegend hert my van vergèete pligt, Of Kroongeweld betichte, of dat ik was verleegen, Voor eenige aanllag of verraad va n 's Veldheers wee-

(genj Maar om datVorftenookaan uytgeftrooi d gerucht, Aan hoofïche vleijers, die met fchijn, met waan, met

. . (lucht,

Haar 't hert vervullen, om bedekt hun wit te treflèn, Haareooren leenen, koniknaauwlijk my ontheffen Vaneenigeomzicht e n betaamelijk e achterdocht . Dan ziende dat de Vorft alleen de waarheid zocht, Örttfloeg ik my van zorg, en, na 't verhaal der zaaleen, Kon zich uw Vader van uw trouwheid zeeker maaken.

Zijn vrindfehap, die u dan door ons werd toegezeit, Stelle u geruft e n vr y van alle omzichtigheid.

M A R C E L L U S .

Indien uw heusheid, die gewoon is dienft t e loonén>

Aan een , die u o p nieu w trach t dienf t e n trouw t e (toonen, Wil gunft bewijzen, zoo verzoek ik dat ik mag

"E>n van deeze eerfte zijn y is 't niet gelijk ik plag, Ten minfte, dat ik by uw vrinden werd gereekent, En met de zwarte kool van vijand nie t geteekent.

Geduurzaamheid in dienft mag voorts bewerken ,dat 'Ik weer geniet het heil 't geen ik weleer bezat.

F A B i u s . (ten . Geen weldaa d wierd by my ooit onbeloond vergee -

M A R -

(27)

T R E U R S P E L . 21

M A R C E L L U S .

*kHebmy,vooru, ten Hoof gedienftelijk gequeeten . Indien'er tuflchen ons ooit ongenoegen rees»

Door onbedachte taal, of liefde, die 'k bewees Aan Julia, de Prins breng dit in zijn gedachten , Dat die gebooren zijn uit eedele gedachten,

Vaak zeggen, 't geen hu n ook zomtijd s t e zwijgen (voegd.

Gelukkig die zijn hert met klein geluk vernoegd F A B 1 u s .

Betoon my uwe trouw, "k zal u mijn gunft betoonen , En hooger als gy hoopt uw minfte dienft beloonen . 'k Heb achting voor uw moed en deopenhertigheid , Die zich in de omtrek van uw weezen heeft yeripreid,

B A L B I N U S . Ttr VJ ie* tel— tMemU*'»

't is zoo voor eerft genoeg, ik zal de Prins ontdekken, Hoe ons verdrag he m zaleen vafte borg verftrekkéna En't geen Valerius u verder heeft bericht.

M A R C E L L U S .

Ik bid u hou my't woord. ...

B A L B I N U S .

Denk gy maar om uw pligt

M A R C E L L U S . r«« » *"***«.

'kGebiê my in uw gunft.

CMarttlItu binrnta»

V Y F D E T O O N E E L »

F A B I U S , V I T U R I A , B A L B I N U S .

E A B 1 u s.

M El d nu uw wedervaren ; Gy dorft uw hert ftraks om Marcellus niet verklaaren .

B 3 B A L -

(28)

a r F A B I U S S E V E R U S ,

B A L B J N U S .

Al 't geen gy hoof de is waar, en, boven dien, heeft my De Stadvoogd vaft belooft van hem op onze zy Te krijgen.

F A B i u s .

'k Ben beducht voor heimelijk e laagen.

B A L B i N u s .

ft Hof valt u in de hand, wie zal iets durven waagen?

Gy gaat wel by de Vorft als Veldheer, maar als kind Ook by uw Vader, die uw lof en deugd bemind.

F A B ' i u s .

Balbinus,'khebaanftonds me t ieman d hie r gefproo -

_ (ken,

Die al de blijdfchap van uw boodfehap heef t verbroo- (ken, Enmyzoozeerontruft ,da t mijn verwarde geeft In twijfel hangt, wie dat ik van u allen meeft T e vreezen heb.

B A L B I N U Ï .

Mijn Prins, is oojt mijn trouw bezweeken ? F A B i u s . (ken *

*kZalin vertrouwe n da n van mij n geheime n fpree - 'k Heb uyt de Steedevoogd Valerius verftaan

B A L B I N U S .

^Jwzufter, me t mij n zoon, Hee r Prins, komther - (waardsaan, Hy heeft, door, mijn beleid, haar ftil te fpraak gekree- (gen.

, V I T U R I A .

Mijn waarde held!

F A B I U S .

Mijn lief, wat maakt u dus verleegen!

SES-

(29)

T R E U R S P E L . 23 S E S T E T O O N E E L .

J U L I A , A T T I L I U S , F A B I U S , V l T U R I A , B A L B I N U S .

J U L I A .

M

Yn zufterlijke liefde, en dier verbonden pligt, Verlangden n a 't genot van ' s Veldheers aange -

licht j En, om u zelf't bericht, ' t geen gy vereyfcht, te gee- (ven, Wierd ik door y ver,en uw vrind,hier heen gedreeven.

'k Vond u ten mijnen dienftc alle ogenblik bereid.

Bevind nu ook wat hert voor u hier binnen leit:

Maar hoe, Vituria vol droefheid en bekreetcn ?

B A L E I N U S .

Wat's de oorzaak ?

' F A B I U S .

N u , mijn lief, doe ons de reeden weetcn.

V I T U R I A .

Ik zal nu gy 't begeerd; de Stadvoogd,die zoo fchoon Zijn trouw u veylen komt , ftak de uwe na de Kroon.

Dat eervergeete menfeh ... ach! gun my niet te fpree-

Verfta my! (ken ,

F A B I U S .

Gun my toch, dat ik uw leet mag wreeken!

Is uwe kuisheid, ofgezach gewel d gedaan ? B A L B t N , u s .

Mevrouw, doe uw gemaal uw herteleet verftaan,

V I T U R I A .

Toen gy te Veld voor Rome, en nie t voo r my mogt (waaken, Zocht hy mijne eerbaarheid zij n drift te n buit te maa-

(ken.

Tc Heb hondert ftormen van zijn geilheid uitgeftaan ,

B 4 Wat

(30)

j 4 F A B I U S S E V E R U S Wat ving hy liften en bedriegerijen aan,

Om 'tfchelmftuk va n zijn min behaagelijk te dekken!

Maar zoo zijne ontrouw u tot onruft kan verwekken>

JVlijneonbezweeke trouw fle l wee r uw hert geruft;

Hy minde,ikhaate, e n heb zijn vlamme n nooi t gc - (gebluft.

Hy vreefd uw wraak, en zoekt zijn mifdaadgoe d t e (maaken, Maar u w voorzichtig oo g moe t voo r zij n veinze n (waaken.

F A B I U S .

Schrei niet, g y Zult uw hert vernoegen in zijn ftraf.

J U L I A .

Hoé quam 't, dat zufter my dit nooit te kennen gaf?

V i T u R i A . (gen ; Om dat ik u mij n laft niet vruchtloo s wou doen draa-

(gen;

Ennietecrklaagen, voo r daa r voordce l was int klaa- Meélyen eifchteik niet, datYvrouwelijk vermaak.

'k Verlangde na de tijd van mijn gerechte wraak.

F A B i u s .

Bedekte vijand, zoekt gy dus my te achterhaalen ? Tt Zal udeeze ontrouw, fchoonmiilukc>doenduur be -

zaaien.

B A L B I N U S .

Zoo was de Stadvoogd hier ? F A B i u s .

Hy ried my ernftig aan, JJietbydeKeizeralsomzigtelijk t e gaan.

Of immers wel verzien van waapens, vrinden, borgen, Jfylcheen rjie t voo r zic h zelf maa r mij n behou d re (zorgen.

Ook ha d hydaatelijkgehoor d ui t Moeder s mond , Dat Vader heimlijk na mijn val en leev en ftond".

B A L B I N U S .

W # Godheid zou zoo boos een hinderlaag gehengen ,

(31)

T R E U R S P E L . 2*

En uw doorluchtig bloed zo fchandelijk zie n plengen . Uw vroomheid blinkt te klaar in haar gerechtig oog , Uw ftiefmoêr, di e u graag dus tot de vlugt bewoog, Heeft dit maar uitgefh ooid. Valerius, geneegen Tot uwen dienft, miirchien omzichtig en verleegen, Hoopt u door deeze raad ee n groote dienft te doen ,' En dus te winnen zijn vergiffenis en zoen .

F A B 1 u 3.

Nu zulle r zeg my eens hoe'tftaat te n Hoof gefchoo-

J U L I A . (ren ?

Daar liet zich dag op dag verfcheide tijdin g hooren j Nu had men narigt, dat g v 't leeger had bei leed, In noodeloos gevaar, dan,datgy niet s beftreed,' (ken ; Ofdwongthet doo r uw magt; nu da t gy, opgebroo- Geheel Brittanje zoud met feneepen gaan beftooken ; Ten laatften quam'er een zeer heimelijk befcheid , Dat alles by u tot een aanflag wier d bereid ; (den , Die, na 't zich aan liet zien, de Vorft e n 't rijk zou gel- Veel Leegerhoofden zelf na u de hoofden helden j Ja, ' t fcheenbyna vergeefs te willen weêrftandbiên :

Maar toen men hier omtrent uw leeger quam te zien >

Riep met verhaalde kreet een deel de r hovelingen, Nu komt hy de Adelaar,zelfs in zijn neft, befpringen : Achtgeeh Romein zijn eed ? wat goddelijk ontzac h Zal tog 't uitheemfche volk haar woorden en verdrag Doen houden ? als'er winf t by 't breeken wer d gevon-

fden:

Veel burgers, die de tong fcheendoor u w komft ont- bonden.

Bedankten opentlij k d e gooden, dat g y waard, Na zoo veel ongemaks, tot haar behoud gefpaard : Ja gingen 't heir te moet, of klommen o p haar daaken,

Omuweontwondevaan e n deopgerechteftaake n Der leegerhutten eens te zien in't vel d verfpreid.

Zöo dan, elk fprak van u na zijn genegentheid . Maar Vader, die zig o p uwe inborft durf t betrouwen ,

B 5 Heefc

(32)

i6 F A B I U S SEVERUS *

Heeft u, zoo veel ik ooit kon merken, vry gehouwen Van alle rijksverraad; de s wacht hy , o m met vreugd,

•Noch eens in u te zien het fweemzel van zijn Jeugd . F A B i v s .

Daar's reden, fchijn altij d van reden, om te vreezen , En Vade r veinf t gee n vrees ? 'k moet o p mij n hoed e

(weezen:

Of zo u mij n deug d he m we l zoo valt . voor ooge n (ftaan, Dat hy my niets miftrouwd? maar hoc ? geloof te flaan Aan 't woord des Stadsvoogds, die zig eerloos heeft ge-

(draagen ? Neen veiliger is 't zich op Vaders woor d te waagen.

Eifch ik een zeegepraal ? ik eifch die met goed recht, Ik naakte Rome niet voor alles was beflecht.

B A L B i N u s . Wat is uw oogwit dan ?

F A B i u s .

Voorwaar ik durf verkiezen , Noch ook verwerpen, wijl ik voordeel zal verliezen . Fauftinaas heerfchzucht jank t na mijn verderf, en val, Haar vleiery, die licht de Vorft verleijen zal , (zen Ontfteekt mijne aebterdogt ; mij n roe m intopgeree - Heeft Vaders nijdig oog aan alle kant te vreezen, Ik heb met minder magt meer uitgevoerd als hy , Hem vreefd d e raad, m y liefd de raad, en burgery.

Mijnzeege i s groot genoech , o m he m hee l klein t e (maaken, Dat hy voor my niet waakt, doet my voor hem nu waa- Èn vreezen dat hy my, al heimelijk, wel vrceft; (ken, Schoon nooit verraad in mijn gedachten is geweeft, Dat tuige 't Altaar, 't welk, op de aangepaalde landen, Een witte ftier voor Mars zag op zijn vlakte branden.

Dat tuige 't godendom, wiens hulp ik heb gebeên.

ToenixvanRoomfchcn be n op Duitfchen grond ge- treen.

A T -

(33)

T R E U R S P E L . j

7

A T T I L I U S .

Elk eert uwe Oorlogsdeugd, vree s voor geweld noch F A B i u s . (laagen . Zou ik hier fierven als Verrader ? ik verdraagen Dat mijne weederkomft wer d fchandelijk mifduyd ! Zoo trok ik ,goedegoón! terquaader uuren uit . Waar 'k ben te ver, en nu my fchuyl of weg begeeven, Strijd tege n de achtbaarheid va n mijn beroemd e lee- (ven.

Ik ga, komt volgt , vaarwel , mijn trouwe gemalin, En waarde Zuftcr .

B A L B i N u s .

Hier hangt de uitflag aan 't begin.

Vertoef een oogeriblik. ' k werd meer, en meer verlee- En zie geen o verwigt in al het over weegen > (gen, 't Is beide vol gevaar, het zy gy blijft, of gaat,

't Een leid u na de dood, en 't ander in dè haat.

'k Heb, door Valerius, Marcellus pas gewonnen, Of hoor een fchelmftuk, ach ! terwijl wy pas begonnen De flibberige voet wat vaft te zetten, komt

Een warring op, di e my beangft maakt en verftomd.

Maar of de Stedevoogd was trouwer als wy denken, Wat kan de voorzorg van u zelf, de Keizer krenken ? Verzie u van geweer en wapening, en al

Watutotlijfsbefchut, ineenigongeval »

Als noodweer dienen kan; beveel voorts al uwzaake n De gooden, die voor 't recht van ieders onfchuld waa-

F A B i u s . J^en . Ik vind uw raadflot goed, en ga my voorts vcrkleên, Breng al mijn vrinden, in de voorzaal, vaft by een.

V i T u R i A . (weezen , Laat i k u dienen, of't miffche n voo r 't laatft mog e

F A B i u s . Gyvreefde nooit.

V i T u R i A .

'kHad obknooitzooveelrechttotvreezen .

F A -

(34)

*8 FAJBIU S S E V E R U S

F A B I U S . ttimofuiUmt.

Maar gy,verzuym geen tijd .

A T T I L I U S .

Ik breng uw Zufter maa r In veiligheid weerom.

Fdi. PUnr. Bsli. Umin.

S E V E N D E T O O N E E L .

J U L I A , A T T I L I U S . A T T I L I U S .

XNOch naauwelijks' t gevaar Der woedende oorlog en zijn moordgeweld ontvloo-

(den, Bied ik de Prins mijn dienft, daar 't Hof hem heeft ont- (booden j In hachgelijk bezoek, daar hy zich waagen moet, Zal hy bevinden, wat een vrind die trouw is doet.

Laat ait de toegang zijn om o p uw gunft te hoopen.

J U L I A .

Die toegang ftaat u vry, en is voor ieder open.

Uw hoop hangt van uw keur e n wil en inzicht af.

A T T I L I U S .

Wat baat het, ofik my dat zoet verbeelden gaf?

En geen beloften had ? of't dan miflchien gebeurde, Dat me t u w broede r my uw ftiefmocrs haa t ver -

scheurde , En ik,mijn vrind getrouw3met hem te fneuv'len quam^

Zoo bid ik, laat de kracht der eerelijke vlam, Die in mijne oogen blaakt, uit uw bekoorlijke oogen Een vonkje drijven van uw liefde, aa n wiens vcrmoo- Alleenig mijn geluk en hoogfte zeegen hangt . (gen* .

J U L I A .

Denk dat heer broeder na uw byzij n a l verlangd . A T -

(35)

T R E U R S P E L %#

A T T I L I U S .

Denk dat ik't uw geniet.

J U L I A .

De tijd wiy at wy fcheiden.

A T T I L I U S .

En gy> dat ik u ïal raiftrooftig heen geleiden ?

J U L I A .

Maakt dat ik door de dienft, die ik van u Zal zien, Aan broeder reeden heb, van u mijn gunft te biên;

Zijn welftand is de mijne.

A T T I L I U S .

En mijne, in u geleegen, Heeft nu een grondflag, van beftendigheid gekreegen , De fpoei my na de Prins, ó langgewenfchte dag!

Waar in ik,door mijn dienft,uw gunft verhoopen mag.

J*l,AlHl.Hnntn.

DER-

(36)

FABIUS SEVERU S

D E R D E B E D R Y F E E R S T E T O O N E E L .

D E K E I Z E R , F A U S T I N A , £ M U I U S , C A L I S T H E N E S .

F A U S T I N A .

K

An al mijn ftreelen nu mijn Keizer niet bekoorcn?

Heeft uwgenege hert dan alle gloed verlooren ? Zijtgy 'tnict,dievol luf t mijn boezem hebt gedrukt»

En van mijn Maagdefchoot de bloezem afgeplukt ? Kan uw genadig oog deeze oogen, zoo vol vonken Van liefde, weigeren eens vrmd'l ijk toe te lonken ? Wat misdaad deed ik aan mijn waarde bedgenoot, Dat hy, afkeerig, mijne omhelzingen verftoot ?

K E I Z E R .

Mijn zinnen, door 't gewicht van zorgelijke zaaken Gedrukt, zijn n iet geftelt om 't aangename blaaken Van uwaantrek'iijk oog te ontfangen, en met gloed Weerom te voeren in uw brandende gemoed.

F A U S T I N A .

Zoo mind gy my ?

K E I Z E R .

Waar toe dit twijfelachtig vraagen ?

F A U S T I N A .

Begeerte om my alleen > alleen te doen behaagen, Maakt dat mijn y ver, als met duizend oogen , waakt, Of ook een tweede mijn geheiligd bed genaakt.

K E I Z E R . (len .

Gymoet me t zulk ee n taa l mijne oorennietvervee -

F A U S T I N A .

Kan u de Moeder niet ? zoo laat haar krooft u ftreelen ; Is dit de vrugt niet van ons Vorft'lijk huwlijksbed ? Is dit de vreugd nie t daa r uw hoop was opgezet ?

Schaft

(37)

>

T R E U R S P E L . 31 Schaft deeze u zoo veel angft als hy, die, kloek ter waa-

{OCH '

Thans rta uwe ondergang en laatfte (hik komt gaapen ? Dwingt zulk een teeder her t u niet meer voorzorg af Als hy ? die u nu dwingt te zorgen voor uw ftaf".

Hy zal, met u, zich wel by vyariden betrouwen, Daar gy, by de ander, voor een vyand werd gehouwen.

Hoe laftig is den pracht van 't Keizerlij k gewaat ? En de ingebeelde roem van hoogbewind van ftaat ' Wanneer een ander, met gevreefde ftaale vingreri, 't Gebied zich eigend, en weet na zijn zin te fling'ren.

K E I Z E R .

'k Begrijp uw mceningjtnaar befweer u,by mijn kroon, Dat ik zal waaken voor de welftand van uw zoon.

Dat Fabius eerlang zal voelen, höe een Vader, (de r Een Vorft, zichwreekc n moe t aan ieder Rijksverrt - Vorftin, dit zy genoech , en ftelle uw hert geruft.

C A L I S T H E N E S .

Het voegd de Prins, dat hy des Keizers handen kuft , Hy moet eerbiedig e n voor aUes dankbaar weezen.

& M I L I U S .

Heer Vader, nu gy waakt heb ik geen leet te vreezen.

Ik dank u voor die gunft, en 't geene ik méér genoot.

F A U S T I N A .

Hoe is de Keizer du s van vreugde enluft ontbloot ?

K E I Z E R .

'k Verwacht de Stadvoogd, die zo o daa^lij k m y deê

Dat hy my lpreeken quam. (weete n

F A U S T I N A .

T> •• L 1 r , H e t heef t my vaak gefpeeten, Dat mijn beleef t onthaa l u w hert

C A L I S T H E N E S .

Het Keizerlij k geduld te veel. oawSY v c rg

F A U S T I N A .

Ikzal....

C A -

(38)

$z F A B I U S S E V E R U S

C A L I S T H E N E S .

Gy terg d Dus zijne oplopentheid. I k zie de Stadvoogakomen.

Ey > neem uw affcheid toch !

T W E E D E T O O N E E L .

V A L E R I U S , M A R C E L L U S , K E I Z E R » F A U S T I N A , f M I L I U S ,

C A L I S T H E N È S .

V A L E R I U S . TeryjenHgtnttnKji\er.

w Y hebben iers vernomen, 'tGeene, aan uw Majefteit, alleeni g dien d ontdekt , Des bid ik dat ook zelfde Keizeri n vertrekt .

K E I Z E R .

Het zal gefchieden. Mijri Vorftih,wild nu vertrekken;

Hoe ver mijn liefde gaat zal ik u haaft ontdekken Met meer gelegenheid. Vaarwel , mijn Keizerin, Verlaat u op mijn zorg.

F A U S T I N A .

'k Verlaat my op uw min.

Fauft. c/Emil. (,ahfthtnet Urnen.

D E R D E T O O N E E L .

K E I Z E R , V A L E R I U S , M A R C E L L U S . K E I Z E R .

W

At hebt gy beide ontdekt ? fpreek op,daar 's niet te vreezen.

V A L E R I U S .

Dat Fabius aanftonds hier by de Vorft zal weezen, Verzelt met Hopluy, die hem zeer genegen zijn.

Hy heeft bedektelijk veel krijgsvolk in de fchijn Van.

(39)

T R E U R S P E L . 3 ; Van edelliên en knechts, de Hofplaats doen bezetten:

En zal de toegang van uw Kamer zelf beletten . De gallery is reeds met zijn gevolg gevuld .

K E I Z E R .

Hy ftel zijn kracht in 't werk. Gy, mijn getrouwe, zult Hem, door mijn liftigheid, zie n in mijn handen raa-

(ken:

En n u gy dus my, van uw trouw komt zeeker maaken, Waar in ik altijd heb mijn toeverlaat gefteld,

Zal ik ontdekken, hoc ik zijn bedekt geweld

Ontworft'len zal. 'k wil hpm zoo yrindelijk ontfangeri.

Zoo ftrooken, dat zijn hert in twijfeling zal hangen.

Of al zijn Hofverraad hem zoo veel zeege wel Kan geeven, als ik zelf hem in de handen ftel : Maar als hem alles dus fchijnt na zijn zin te lukken >

Zal zijn geduchte magt voor mijne voorzorg bukken, Hy fterven, en de kroon weer vaft ftaan op dit hoofd .

M A R C E L L U S .

't Schijnt zich de Keizer reeds deeze uitflag al beloofd;

Ik vrees zijn arm zal u dit oogenblik verrafTchen .

K E I Z E R .

'k Heb 't volk al by de hand, dat op zijn arm zal paflèn, Zijt maar geruft. Wa t waant mijn opgeblaazezoon, Dat i k niet waak voor d e eer, en ' t recht van deez e

(kroon?

Neen, hy zal 't anders i h zij n ondergang bevinden . M A R c E L L u s .

Hy fteunt op 't aanzien van zijn krijgsdcugd, roem en K E I Z E R . (vrinden . Die zecgekrijtery, dat juyehen ben ik moe ,

Eer hy my dood, is 't beft dat ik hem dooden doe. (ven, Maar om geen achterdocht aan 't waakende oog te gec- Gaameêby zij n gevolg, heeft u zijn haatgedreeve n Uit alle uwe ampten, gyzult doo r mijn liefd e weer, En om uw trouw, u lien herfteld in liefde en eer.

Marcel, iinntn.

C VIER -

(40)

34

F A 3 I U S S Ë V E R Ü S V I E R D E T O O N E E L .

K E I Z E R , V A U R I U S , V A L E R I U S .

H

Y zoekt,met in de fchijn van hier te zeegepraalen, Uw val> en zal die lift,zelf me t zijn val, betaalen.

K E I Z E R .

Een ander oogwit> als 't bewaaren van mij n kroon, Dwingd my, tpijt pligt e n bloed. Prins Fabius te dooit, 'k Vrees voor gee n rijksgeweld , 'kben nie t beduch t (voor laagen, Zijn inborft is te grootfch o m Zich zoö laf te draagen.

Al wat ikdaat'lijk aan Marcellus heb verklaard , Is ver van 't raadflot da t mijn boezem heeft gefpaar d Voor u, wiens trouw alleen di t ftuk was te openbaaren.

V A L E R I U S .

Mijn trouwheid zal uw gunft gedienftig evenaaren.

Maar vleyu niet teveel me t de inborft va n de Prins, Hy dingdu naden hals,ofüaat g y eenigfints

Noch twijfel aan 't befcheid u uit het heir gefchreeven?

K E I Z E R -

Een and're reeden heeft my tot zij n dood gedreeven.

Ik min Vituria, wiens fchoonheid mij n gemoed Zoo heeft geraakt, dat zy my alles waagen doet Om dat genot . Noc h eer , noch bloed, noch kroon,

(noch pligten, Doen mijn verlieftheid voor haar heilig aanzien zwig-

(ten:

En wijl ik',otn hiertoe te komen, weg noch kans Kan zien, als door de dood en neederlaag haars mans,

Zoo moet hy fterven.

V A L E R I U S .

„ Ach! wat hoor ik • zoo mijn reeden, Mijn raad, en trouw aan u ooit eenig voordcel deeden.

Zoo mijn genegenheid by u in achting is ^

Zod

(41)

T R E U R S P E L %i

(Zoo volg mijn raad, mijn Vörft, 'k voel eene ontfteJte- Wijl my te binnekomtwatnafleep van elended, (nis>

Gy Rome,cn u,befcheert met de achtbaarheid te fchen- (den, Die's Keizers naam zoo hoog alo m heef t opgevoerd .

K E I Z E R .

't Verhaal ontfteld u, denk hoe my de zaak ontroerd.

Maar toch, wat is uw raad ?

V A L E R I U S .

Laat die ged achten vaaren * Zoo gy uw Heerfchappy en leeven wilt bewaaren.

K E I Z E R .

En hoe?

V A L E R I U S *

„Wat zeg ik beft?

K E I Z E R -

Kan 't zeekerder gefchiên»

Als door zijn dood, die 'k maar alleenig heb te ontzien?

Zijnftervenzalaanmyeen dubbel d leeven fchenken , Wie dan mijn kroongezag, en liefde kunnen krenken f Wat maakt u dus verzet ? wat bin d uw tong dus in ? Wantzorgtgy voor mijn lijf? ikleefnui n mij n min»

Zoo doe mij n ziel'c genot van haar verlangen ftnaaken.

V A L E R I U S .

Zoo 'kueerbiediglijkïets mag indachtig rnaaken , Denk dat gy Keizer zijt, dat een lafhertighei d Als dceze is, tot uw val een vaftc grond flag leit, Dat gy aan haar gedacht, en Vorftelijke neeven , Zult volle ftof van wraak en ongenoegen geeven, Dat ook uw bedgenood, die u zoo heftig mind, Die u verheugd heeft, door het teele n van een kind, Als zy uw afkeer ziet, van minnenij d ontfteeken , Zal trachten deezc hoon, aan u of haar , tewreeken.

Dat ook een burgcry, die wankelt me t den raad , In Hofkrakeelen zee r lichtvaardig overflaat .

C 3. K E I *

(42)

S6 F A B I U S S E V E R U S

. K E I L E R .

'k Heb ai die zwarigheid en meerder överwoogeri, 'k Weet alles wat gy my noch meer zou d zeggen moo:

( ge n :

Maar weet ook,dat mijn liefde alreeds zó ver my bragt>

Dat alle tegenraad wer d voor quaaraa d geacht .

V A L E R I U S .

Indien Fauftina u ?...

K E I Z E R .

Noch eensik leen geen ooren Aan inzicht, of belang, betaamen,ofbehóoren . Ik min, dat's reeden dat ik ook genieten wil.

V A L E R I U S .

Een rcedenlóoze min. ..

K E I Z E R .

Valerius, zwijgftil.

Wat riaam mijn liefde krijgt,ik zal haartoch beminnen.

V A L E R I U S .

Tc Zal nochmaal tragteri, dooi- de reeden, u te winnen^

't Is fchand'lijk dat gy na uw dochters liefde ftaat.

K E I Z E R .

Een, die zijn eige zoon,zelf tot de dood toe, haar, Zou die nu fchand zien, in zijn echtgenood te minnen?

V A L E R I U S .

Hy maakt zich haar'lijk, nu hy u tracht te overwinnen.

K E I Z E R .

Zy haar behaaglijk, fchoon zy my verwonnen heeft .

V A L E R I U S .

„Wat raad ik nu, dat hem gee n achterdenken geeft ?

K E I Z E R .

Ik zié mijn lijfftaffiers, daar zal de Prins al weezen.

V A L E R I U S .

Nu hebt gy meer uw liefde, als hy uw haat te vreezen, Die kan hem maar voor eens ontlijven tot zijn ftraf;

Maardeezeliefdezal u flrafièn to t aan't graf.

VYF-

(43)

T R E U R S P E L . 37 V Y F D E T Q O N E E L .

F A B I U S , B A L B I N U S , M A R C E L L U S , A T -

T I L I u s , met een gevolg van z.wiigetide Leegerhoofdeti,enEdellteden. K E I Z F . R ,

V A L E R I U S , ^ Keizers lijfwacht.

F A B I U S .

I

K kom>Heer Vader, om u 't recht verhaal te geeven^

Van'tgeene ik met uw magt in Duitüand he b be- (dreeveni Dat, door mijn Oorlogsroê, di t roemen fta myvry, Gegeefeld, eind'lijk boog voor uwe Hecrfchappy , Ontfangende het juk, gedienftig op zijn fchouwd'ren, Van uwe winterbende e n Slot, e n Steedehoud'ren.

K E I Z E R .

Gyzijt my welkom: toc h ik hoorde al hoe' t geluk Öns zeegeDde, en uwe arm de Vyand üocg in 't juk.

De dienft , di e 't Vaderland heeft door u w deugd ont- (fangen*

DoetHofenburgery me t ongeduld verlangen, Om uwe zeegekoets, met vrolijk handgeklap, Te volgen in de drang der oude Ridderfchap, Die u , omringt van pracht der Pritfterlijkereyen3 Door zeegeboogen, na de Kerk van eer, zal leyen..

F A B I U S .

'k Zal by die ftacy ook mijne oorlogsgiften doen , En met de buit van Goud en Zilve r ruim vergoên.

De koften van de tocht; 'k zal daar ook by vereeren Een maet van flaaven en gevangene Oorlogsheercu.

Voorts Vaanen , Paarden , Veldtrompctten , en al ('tgeon, Daar ik met zeege,tot uw heil, heb om geftreên.

K E I Z E R . (ren ,

Gyqueetu als een held; maa r zoratijds moeftikhoo -

C3 Da c

(44)

38 F A B I Ü S S E V E R U S Dat gy'tontzach al voor uw Vader had verlooren.

'k Vertrouwde u alles goeds, hoeze«fel k was beducht, 'k Sloeg nimmermeer geloof aan BrïèVen,of 't gerucht, Dat my berichten quam j hóe al de Pylenaaren, En lichte Ruiters, u voor Keizer reeds verklaaven.

De Vaanfoldaten, en haar Hoofden, zijn bereid U voo r te ftellen tot een tweede in 't Rijksbeleid : Dat ey, tot vijfmaal toe, Augultus zijt geheeten, En fesmaal, 's Rijks behoudj dat elk heeft uitgekreeten.

Dit 's prrze toevlucht} ja, wel tienmaal, zulk een held Moet ons bevrijen van 't Uitheemfche krijgsgeweld:

Voorts, dat dit üaaffche vol k nu een s zou adem fchep - (pen, En de Adelaar met moed wéér klaauw , en wieken rep-

Wat is van dit gerucht? (pen .

F A B i u s .

'k Weet van dat juichen niet.

K E I Z E R .

'k Vergeef ' t u, of 't aldus, of anders is gefchied : En om te toonen hoe ik meen met u te leeven, Zeg wat gy eifchen komt, uw Vader zal 't u gee ven.

Is't dankichrift va n den raad? is 't deel in JtRijksge- (zach?

Is 't meer als zegepraal ? ik wil van deezen dag Een teeken geeyaij hoe ik ooit uw deugd bekroonde.

F A B i u s.

Indien ik toeftond dat Heer Vader mv dus loonde, De fchaamte zou 't vergrijp, van die hovaardigheid, 2vly drukken op de kaak: indien mijn krijgsbeleid, By Vader werd erkend als...

InhttbnigentmtvaHhtptten PmJMtrd, Ut hj mdrrzlj» T*n\cr verhirgtm luti.

K E I Z E R .

Op, ik ben verraaden!

4DpmijnStaffiers! me n zoekt in' s Keizers bloed te ba- Op zorg'loosHofgezin! bezie nu wat my naalu, (den.

(45)

T R E U R S P E L . 39 ]Bn hoe mijn Zoon na mijne,en uwe, neêrlaag haakt.

VA L E R » U S .

V Marcellus ntemt de Ptn'ywd tf»

Ontftel u niet, mijn Vorft.

K E I Z E R .

Wie kan mijn dood weêrhouwcn!

Maargy, doo r wiens beftierdeeze aanila g isgebrou - (wen, Verraader s floot uw kling, noch rookende van 't bloed Der vyanden > in 't hert, dat gy erkennen m oet (den . Voor ' t eenige aan wiens liefde u w leeve n isverbon -

F A B i u s .

Heeftooitverfchooning, by de Keizer plaats gevon-

Nu zal't de mijne doen. den ?

B A L B I N U S .

Gy kend uw dappre Zoon.

K E I Z E R .

Heb i k hem daartijk noch de Staf niet aangeboón ? Wat wil hy meer? of moet m ijn hartebloed de vlekken.

Van't godloos Rijksverraad, me t hooger ver f bedek- F A B 1 u $. (ken?

't Geweer, da t uit mijnborft, i n j't buigen, daartij k (fchoot, Verburg ik , om mijn lijf, in halsgevaar en nood, Te weeren, en mijn dood elk duur betaald te zetten, Die my befpringen. wouw ; 'k mifdee d nooi t aan d e

(wetten Van kinderpligt; maar, om te fpreekcn uit de borft, Ik vreefde al heimelijk voor Hofverraad, en dorft My ongewapend, op uw woord, niet hier begeeven..

K E I Z E R .

Gaf ik hier reeden toe- ?

F A B 1 u s .

'k Wift dat u was gefchree venA Dat eenige aanflag ftil by ray wierd onderleit;

{^fu vreelcieikdat, e n dit, e n ander valic h befchci d

C 4 V w

(46)

4o F A B I U S S E V E R U S

Uw licht bewegen mogt,tnijne onfchuld op te komen, En heb ik Vader niet, hy heeft my niet te fchroomen.

*k Bezweer u by mijn Hoofd, dat, wat gy zaagt of ziet,

Hy toont \i\n 'Borftvaptn.

AlleenJgjtotmijnlijfsverxeek'ringjisgeichied.

B A L B I N U S .

'k Verzeeker dit de Vorft by mijn geluk , en Deegen.

A T T I L I U S . weegen . ,'k Verpand my voor dat woord,en ook van 's Veldheeq

K E I Z E R .

Het fmert my in de Ziel, dat mijn genegenheid, Mijn guoft, mijn liefde en woord zoo dwar s werduit -

(geleit, En geen meer wortcl3en vertrouwen heeft gefchooten , In u,mijn Zpon, die 'tal hebt van mijn handgenooten.

V A L E R I U S .

Nu hy het oogwit weet, ftel zich de Vorft geruft .

K E I Z E R .

Welaan, mijn Kind, 'k heb u wel duizendmaal gekuft, Toen uwe onnozelheid, mijneen u w Moeders oogen, In uw bevalligheid vernoegd, en opgetoogen, Behaagde, voel op nieuw, nu ik uw kaaken druk, Hoe zich dit hert verheugd in u, en uw geluk.

V A L E R I V S ter jijden tèsvu MarttÜm.

Marcellus, ach J ik vrees dat hy my aan zal klaagen.

M A R C E L L U S .

Hy houd u voor zij n vriend.

F A B i ü s.

'k Weet u niets op te draagen Als mij ne eerbiedigheid, en onbcv lekte trouw.

K E I f E R .

Ga groet de K eizerin, terwijl ik raadflag hou,

Met dceze Heeren, om op 't prachtigfte u te onthaalen, Met al uw Helden, in 't aanjtaande zecgepraalen.

F A B i v s.

'k' Gehoorzaam uw bevel,uw heusheid maakt my ftora.

J?>*. tali. %Attil, UtgiThtoficn, frebmntn.

K E \-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

t onderwijs der kinderen voorop ga. Alleen bij het in gebreke blijven van de o rvulling dier ouderlijke roeping, doe de overheid onderwijs geven. Het bijzonder 0Jerwij5

Zien ons bespringen door Marcellus, en zijn vrinden, Ontkomen haar geweld; weêr by ons Volk geraakt, Dat, om uw nederlaag, zich als onzinnig maakt, En vaardig was met ons een storm

Wij lopen in licht, schitterend licht, lamp van genade, straal op ons gezicht Liefdevol schijnsel, blijf op ons gericht, Jezus, uw Licht gaat ons voor!. (2x) Hoor, de englen

(Ja, dit sou goed gewees het. Mar di Engelse is meeste handelaars. As hulle mar kan geld maak, dan traak dit hulle verder niks. Kijk, hoe het hulle later gemaak! Dis ni alleen dat

Rijk zijn wij niet; dat weet ik heel goed; maar Eugeen verdient hoe langer hoe meer.. 't Is dus volstrekt niet noodig, dat wij zoo kniezerig

De Beleidsnota Omgeving, de Beleidsnota Klimaat en de Beleids- en Begrotingstoelichting 2021 werden voor wat het luik natuur en biodiversiteit betreft, doorvertaald in

In de schoolraad moet er een gelijk aantal vertegenwoordigers zijn per groep: minimaal twee. Dus bijvoorbeeld 2 leerlingen, 2 ouders … Dat aantal wordt vastgelegd in het

Eigenlijk had ik geneeskunde willen studeren, maar omdat ik mijn studies zelf moest bekostigen en dus tegelijk werkte, koos ik voor een kortere richting.. Dat werd