• No results found

Extreme gedragingen vergeleken

Hoofdstuk 4 Extreem-rechts radicalisme en radicalisering

5.1 Vergelijkende analyse van extreem-rechts en islamitisch radicalisme

5.1.4 Extreme gedragingen vergeleken

De extreme gedragingen van de extreem-rechtse en salafistische bewegingen verschillen sterk van elkaar. Er is enige overlap wat betreft haatzaaiende, antisemitische en discriminerende uitlatingen. Beide bewegingen manifesteren zich duidelijk op het internet. Maar in de publieke ruimte, op straat en op school, lijken extreem-rechtse jongeren en organisaties actiever en voor meer overlast te zorgen.

Ook als we de uitingen van extremistische groepen vergelijken, blijken neonazistische en andere rechts-extremistische netwerken zich sterker naar buiten toe in de publieke ruimte te manifesteren door onder meert

geweldpleging, bedreiging, brandstichting, bekladding en vernieling. Dit soort activiteiten wordt geregistreerd en gevolgd door monitors zoals de Monitor

Racisme & Extremisme. Extremistische gedragingen van jihadistische

netwerken lijken minder frequent voor te komen. Met name de Hofstadgroep en enkele jihadistische netwerken hieromheen zouden zich schuldig hebben gemaakt aan de voorbereiding van aanslagen, allerlei bedreigingen en natuurlijk de moord op Van Gogh. Tegenwoordig lijkt er nauwelijks meer een

bedreiging uit te gaan van jihadistische netwerken, en het is onduidelijk hoeveel van dit soort netwerken er nog actief zijn. De jaarverslagen van de AIVD

rapporteren nog wel over voorbereidingen en op tijd verijdelde acties, maar dit soort inlichtingen zijn oncontroleerbaar. Ook rapporteert de AIVD bijvoorbeeld over jongeren die aansluiting zouden zoeken bij internationale jihadistische netwerken in islamitische landen.

Naast extremistisch gedrag krijgen ook gedragingen van beide groepen die binnen het kader van de wet blijven negatieve aandacht. Legale demonstraties van bijvoorbeeld de NVU roepen bijna standaard tegendemonstraties op. Bij salafisten worden gedragingen zoals het dragen van boerka’s en de weigering om de hand te schudden van iemand van de andere sekse bijna standaard geplaatste in het perspectief van integratie. Indien het hier om anti-integratief gedrag gaat dat een ernstige bedreiging vormt voor de sociale samenhang, wordt het gedekt door de omschrijving van radicalisme die in hoofdstuk 2 is gegeven. Het probleem is dat hierover vaak geen consensus lijkt te bestaan. Bovendien is sprake van een grote diversiteit onder salafisten en bijvoorbeeld ook binnen de groepen die verbonden worden met het politieke salafisme. Terwijl de AIVD de politieke salafisten als een mogelijke bedreiging voor de democratische orde opvat, geven onderzoekspublicaties over politieke salafisten een gematigder beeld: variërend van niet bewust nagestreefde afzijdigheid (Moors en Jacobs 2009) tot zelfs betrokkenheid bij de samenleving (De Koning 2008, Balogh e.a. 2009). Dit verschil van opvatting kan

samenhangen met het gekozen perspectief: de AIVD houdt vooral kopstukken van de beweging in de gaten, terwijl onderzoekers de doorsnee aanhangers interviewen.

In de literatuur over extreem-rechts en islamitisch radicalisme is weinig onderzoek gedaan naar hoe radicale groepen overgaan tot extreme

gedragingen en welke factoren en omstandigheden daarbij een rol spelen. Uit met name buitenlandse literatuur blijkt dat sociale relaties en sociale motieven hierbij een rol spelen, zoals de wens in aanzien te stijgen binnen de groep en subcultuur door gewelddadig gedrag. Maar ook de maatschappelijke context en met name de berichtgeving in de media is van belang (Koopmans & Olzak 2004). De wijze waarop over extreme gedragingen van radicale groepen wordt gerapporteerd in de media bepaalt mede of deze gedragingen in eigen kring als ‘succes’ worden gezien en dit heeft weer invloed op de mogelijke navolging door gelijkgezinde radicale groepen.

De verschillen tussen beide stromingen wat betreft organisatievormen en extreme gedragingen maken het begrijpelijk waarom het onmogelijk lijkt te zijn

om beide vormen van radicalisme op de zelfde wijze te volgen. De rapportages van de Monitor Racisme & Extremisme besteden sinds 2006 tevens aandacht aan de radicale islam. Dit gebeurt op een ad hoc basis. Blijkbaar is het niet mogelijk om de radicale islam op dezelfde systematische wijze te monitoren zoals dat met extreem-rechts gebeurt. Dit lijkt te maken te hebben met

wezenlijke verschillen tussen beide vormen van radicalisme in organisatie en in de aard van hun extreme acties. De organisatievormen van de relatief

gematigde stromingen in beide bewegingen verschillen sterk. Dit geldt in mindere mate voor de radicaliserende groepjes. Maar juist deze weinig

georganiseerde en besloten radicale groepjes ontwikkelen zich buiten het zicht van de buitenstaander. Dat geldt nog sterker voor jihadistische dan voor neonazigroepen. Ook de uitingen verschillen; de neonazigroepen manifesteren zich veel frequenter in de publieke. Onderzoek onder gemeenten en scholen bevestigt dit beeld: in de ogen van gemeenten en scholen zorgt extreem-rechts voor meer overlast dan salafisten (Ministerie van Justitie/BZK 2008). Het kan overigens ook betekenen dat het extreme gedrag van extreem-rechts

herkenbaarder is voor leerkrachten en andere eerstelijnswerkers.

5.1.5 Verhouding tot de omgeving

Sociaal en maatschappelijk isolement is een kenmerk van beide bewegingen en het neemt toe in de loop van het radicaliseringsproces. Het sociale en

maatschappelijk isolement is een gevolg van een tweeledig proces: uitsluiting en stigmatisering vanuit de directe omgeving en de bredere samenleving, terwijl tegelijkertijd radicalen door hun compromisloze houding geen bruggen willen en kunnen slaan naar andersdenkenden. Dit laatste proces wordt versterkt doordat beide bewegingen duidelijke vijandenbeelden en tegenstanders hebben. De groep van ‘vijanden’ kan bij radicale salafisten zeer omvangrijk zijn, en sommige geradicaliseerde salafisten mijden contact met moslims of zelfs

niet-salafisten.

Radicale bewegingen zijn lange tijd niet als sociale bewegingen opgevat (Linden 2009), en wellicht hangt dit samen met het bijzondere karakter van radicale groepen. Gewoonlijk maken sociale bewegingen – zoals bijvoorbeeld de vrouwenbeweging of de milieubeweging - een ontwikkeling door en als zij zich gaan richten op het bevorderen van politieke doelen, zoeken ze gewoonlijk contacten met andere actoren in de politieke arena en gaan ze coalities aan en moeten ze compromissen sluiten. Maar precies op dit punt verschillen de salafistische en extreem-rechtse beweging van bijvoorbeeld de milieubeweging. Salafistische en extreem-rechtse formaties stellen zich over het algemeen compromisloos op en zoeken vanuit die houding geen contact met niet

gelijkgezinde organisaties. Omgekeerd willen gevestigde organisaties niet samenwerken met extreem-rechtse en salafistische formaties.

Salafistische en extreem-rechtse formaties hebben vooral banden in de ‘eigen kring’, met gelijkgezinde organisaties. De apolitieke en politieke salafisten hebben een eigen islamitische infrastructuur in Nederland opgebouwd. Over de banden van jihadistische netwerken is minder bekend. Extreem-rechtse

organisaties hebben ook hoofdzakelijk banden met verwante organisaties, zoals andere extreem-rechtse organisaties in Nederland of het buitenland en

bepaalde platenlabels. Organisaties van ‘andersdenkenden’ en de overheid worden over het algemeen gewantrouwd.

Beide bewegingen onderhouden internationale contacten. Maar internationale relaties spelen een belangrijkere rol bij het salafisme. Zo zijn salafistische centra in Nederland met steun vanuit de bronlanden opgezet. Ook via internet worden internationale contacten onderhouden, zowel door salafisten als door extreem-rechts.

Beide bewegingen kunnen rekenen op sympathisanten buiten hun directe gelederen. De kring van sympathisanten is niet scherp af te bakenen en er bestaat ook geen duidelijk beeld van. De onderzoekspublicaties over beide vormen van radicalisme zijn primair gebaseerd op interviews met activisten. Onderzoek naar de bredere steun en sympathie voor beide vormen van radicalisme is schaars (Slootman & Tillie 2006). Beide bewegingen kunnen steunen op een bredere, overlappende subculturen, met meelopers en

personen die subculturele kenmerken overnemen – zoals kleding en muziekstijl – zonder noodzakelijkerwijze de ideologie eigen te maken. Maar ook kunnen beide bewegingen op bredere steun rekenen vanwege specifieke vraagstukken die ze aan de orde stellen. Extreem-rechtse partijen die hun zorgen uiten over de ‘islamisering’ van Nederland, of salafistische organisaties die zich druk maken over de Palestijnse kwestie, kunnen op bredere steun rekenen dan alleen vanuit eigen kring.