• No results found

Aanknopingspunten voor beleid

Hoofdstuk 4 Extreem-rechts radicalisme en radicalisering

5.2 Aanknopingspunten voor beleid

Welke aanknopingspunten voor beleid kunnen worden geformuleerd op basis van de inzichten uit de literatuur? In deze paragraaf worden enkele van deze aanknopingspunten aangeduid. Om enige structuur hieraan te geven, wordt dezelfde indeling aangehouden als bij de behandeling van inzichten uit de literatuur.

Ideologie en formaties

In het maatschappelijk en politiek debat worden salafistische en extreem-rechtse formaties over het algemeen als anti-democratisch aangeduid. De onderzoeksliteratuur laat zien dat dit een ongenuanceerde generalisatie is; deze kwalificatie gaat niet op voor de relatief gematigde formaties en gematigde individuen binnen beide bewegingen (vgl. De Koning 2008; Linden 2009). Het is van groot belang om onderscheid te maken tussen personen die een

(gematigde) salafistisch gedachtegoed of niet-gewelddadig extreem-rechtse denkbeelden aanhangen en geradicaliseerde salafisten of neonazi’s. Onderzoek laat zien dat de niet-gewelddadige en gewelddadige stromingen elkaar vaak fel bestrijden. Felle kritiek op het democratisch systeem is een algemeen kenmerk van beide bewegingen, maar zeker niet alle salafisten en extreem-rechtse activisten wijzen de democratie af.

Het politiek en apolitiek salafisme zouden anti-integratief zijn en geneigd zijn zich af te keren van de samenleving. Dit wordt niet ondersteund door –

weliswaar beperkt - onderzoek (De Koning 2008; Moors & Jacobs 2009). Het is wel zo dat radicale activisten en formaties zich vanwege het

aanpassingsdilemma naar buiten toe gematigder kunnen voordoen. Maar er moet gewaakt worden om alle salafisten of alle extreem-rechtse activisten en sympathisanten op een hoop te gooien. Het onderzoek heeft laten zien dat sprake is van een grote diversiteit, juist in relatie tot opvattingen over geweld en de verhouding tot de democratische rechtsstaat. Ook omdat termen als ‘anti-integratief’ en ‘radicaal’ stigmatiserend zijn, is het van groot belang dat deze termen voorzichtig worden gebruikt en duidelijk worden gespecificeerd.

Meer in het algemeen gaat het bij beide bewegingen om tegenbewegingen met felle maatschappijkritiek, die zelden serieus wordt genomen (Sunier 2006). Juist als er geen openingen worden geboden voor het uiten van deze kritiek en voor deelname aan debat in de politieke arena of bijvoorbeeld op school, zou dit volgens Sunier (2006; vgl. Benschop 2006) leiden tot een gerichtheid naar binnen toe. Er is geen onderzoek dat dit bevestigt. Wel maakt het onderzoek van Linden (2009) onder extreem-rechtse activisten binnen politieke partijen duidelijk dat velen van hen binnen het democratisch systeem voor hun idealen wilden opkomen. Maar zij werden uitgesloten van de officiële politiek en hierdoor raakten ze gefrustreerd en boos. Dat zijn mogelijke voorwaarden voor radicalisering.

Het gegeven van een maatschappijkritische houding biedt mogelijkheden om met de sympathisanten van radicale ideeën de discussie aan te gaan. Wel is het zo dat het geen eenvoudige opgave is om in discussie te gaan met

individuen die er radicale opvattingen op nahouden. Het centraal stellen van de eigen waarden, het overtuigd zijn van het eigen gelijk, het zwart-wit denken en de compromisloze houding die kenmerkend zijn voor radicalisme maken zo’n discussie moeilijk of welhaast onmogelijk. Wel is het mogelijk met jongeren in de beginfase van radicalisering in discussie te gaan. Jongeren proberen met hun radicale ideeën tevens hun frustraties over en hun kritiek op onrecht te verwoorden (vgl. Buijs e.a. 2006).

Rol internet

Internet blijkt van groot belang bij de verspreiding van radicale ideeën en bij de werving van leden. Internet speelt een rol bij onder meer de fase van oriëntatie en eerste contact. Salafistische websites zouden uitblinken in

gebruiksvriendelijkheid, waardoor ze ook populair zijn buiten salafistische kring. Een concurrerend, niet-radicaal aanbod op het internet waarin bijvoorbeeld vanuit een gematigder visie op de islam antwoorden worden gegeven op

vragen waarmee moslimjongeren worstelen, zou de aantrekkingskracht van salafistische sites kunnen verminderen. De onderzoeksliteratuur laat zien dat jongeren soms gewoon door toeval, door op het verkeerde moment op de verkeerde plaats te zijn, bij het salafisme zijn uitgekomen. Dit vraagt om aandacht voor het aanbod van internetsites.

Aanhang

De onderzoeksliteratuur biedt maar in beperkte mate inzicht in de kenmerken en omvang van verschillende kringen van aanhang rond radicale groepen: van sympathisanten tot de harde kern. Om beleid te kunnen ontwikkelen is op zijn minst meer kennis nodig over de kenmerken en de omvang van de aanhang van beide bewegingen. Zo kunnen deradicaliseringsprogramma’s pas van start gaan als op lokaal niveau voldoende kennis is vergaard over de kenmerken van de activisten en de meelopers (Demant e.a. 2009).

Het is daarbij ook van belang oog te hebben voor subculturele groepen die met beide radicale bewegingen verbonden zijn. De onderzoeksliteratuur laat zien dat extreem-rechtse en salafistische groepen nieuwe aanwas kunnen werven onder bredere subculturele groepen, zoals binnen de skinhead muziekscene. Deze subculturele groepen zorgen tevens voor bredere steun voor radicale organisaties. Participatie aan subculturele evenementen kan een opstap vormen voor deelname aan de radicale bewegingen die ermee verbonden zijn. Ook hier weer vormt gebrek aan kennis over deze subculturen en de verbanden met radicale organisaties een obstakel voor mogelijke interventies.

Extreme gedragingen

Extremistische groepen binnen beide bewegingen worden over het algemeen nogal verschillend beoordeeld wat betreft het extremistisch gehalte ervan. De AIVD en NCTb hebben veel meer aandacht voor jihadistische netwerken dan voor bijvoorbeeld neonazistische organisaties. Terwijl over de eerstgenoemde netwerken tal van publicaties zijn verschenen, wordt over neonazistische organisaties alleen kort in de jaarverslagen van de AIVD gerapporteerd. Wordt hier met twee maten gemeten? Volgens sommige onderzoekers is dit het geval (zie TTSRL 2008a); zij menen dat er redenen zijn om een neonazistische organisatie zoals Blood & Honour als terroristisch aan te merken, net als bepaalde jihadistische groepen. Mogelijk speelt mee dat de extremistische daden van jihadistische groepen – ook internationaal - zich vaak op het algemene publiek richten, terwijl neonazistische groepen hun gewelddadig gedrag alleen tegen specifieke groepen richten, zoals immigranten, moslims, of antifascisten. Wellicht verklaart dit waarom de extremistische acties van

jihadisten door de bevolking en door de media als bedreigender worden ervaren dan die van neonazistische organisaties.

Onderzoek onder gemeenten heeft laten zien dat zij meer problemen ervaren met extreem-rechtse jongeren dan met salafisten (Ministerie van Justitie/BZK 2008). Het gaat hier niet om terroristische acties, maar om verstoring van de openbare orde en overtredingen van de wet. Op basis van waarnemingen van gemeenten is uiteraard niet vast te stellen dat extreem-rechts gedragingen bedreigender zijn voor de democratische orde. Extreem-rechtse radicalisering uit zich in geweld en vandalisme en is in dit opzicht zichtbaarder dan

radicalisering bij jihadisten. Rechts-extremistische verbanden lijken sterk in opkomst sinds de eeuwwisseling. Dan is het vreemd dat er recentelijk wel veel onderzoek is uitgevoerd naar islamitische radicalisering, maar nauwelijks naar extreem-rechtse radicalisering.

Verhouding tot de omgeving

De onderzoeksliteratuur is eenstemmig over de invloed van sociaal en

maatschappelijk isolement op radicalisering. Hoe sterker individuen en groepen geïsoleerd raken, hoe groter de kans op verdere radicalisering. Isolement kan radicaliseringsprocessen versterken, terwijl omgekeerd radicalisering tot een toename van isolement leidt. Hiermee dient rekening te worden gehouden bij een beleid van preventie en tegengaan van radicalisering. Overheidsbeleid gericht op het tegengaan van radicalisering, onder meer door druk op

moskeebesturen uit te oefenen om jihadisten te weren, kan onbedoeld leiden tot versterking van het isolement van jongeren die zich tot de zeer radicale ideologieën aangetrokken voelen. Juist medegelovigen en predikers met minder radicale opvattingen – rond een moskee – delen overtuigingen met

radicaliserende moslims, wat een basis kan bieden om met hen in discussie te gaan (vgl. Moors en Jacobs 2009: 65).

Individuele voorwaarden

Individuele kenmerken zijn zonder meer van belang bij radicalisering, maar het blijkt niet mogelijk om bijvoorbeeld een profiel op te stellen waarmee potentiële radicalen kunnen worden geïdentificeerd. Een verscheidenheid aan mensen voelt zich aangetrokken tot radicale bewegingen. Profielen van potentiële radicalen kunnen mogelijk zelfs contraproductief werken, doordat ze grote groepen stigmatiseren terwijl in de praktijk maar een enkeling radicaliseert. Bovendien zijn profielen niet alleen over- maar ook onderinclusief. Er zijn veel a-typische gevallen die buiten elk profiel vallen.

Radicalen blijken heel gewone mensen te zijn. Salafisten en extreem-rechtse mensen blijken niet vaker irrationeel of abnormaal te zijn dan niet-radicalen. Ze hebben vanuit hun perspectief en hun behoeften en waarden goede redenen te kiezen voor deze radicale bewegingen. Preventief beleid en

de-radicaliseringsprogramma’s kunnen hierop aansluiten. Bijvoorbeeld door hun een toekomstperspectief te bieden buiten de radicale formaties.

Maatschappelijke voorwaarden

Discriminatie, uitsluiting en andere ervaringen van onrecht en bedreiging van de groep waarmee men zich verbonden voelt, vormen een voedingsbodem voor radicalisering. Dit soort bedreigingen van fundamentele aspecten van de levenssituatie van jongeren komen in alle publicaties terug als een oorzaak voor radicalisering van de betreffende jongeren. Het bestrijden van deze

voedingsbodem kan oorzaken van radicalisering verminderen, maar de mogelijkheden om hiertegen op te treden zijn beperkt.

De relatie tussen maatschappelijke factoren en radicalisering is bovendien zeer complex. Ze wordt bemiddeld door de perceptie van individuen. Ook

radicaliseren de meeste mensen in vergelijkbare omstandigheden niet. Het effect van beleid dat radicalisering wil voorkomen via het aanpakken van de voedingsbodem ervoor is daardoor onzeker. De geschiedenis leert dat maatregelen om de aantrekkelijkheid van extreem-rechts te verminderen voor jongeren slechts een beperkt effect lijken te hebben gehad. Ondanks sterke sociale druk, uitsluiting en stigmatisering is de extreem-rechtse beweging sinds de jaren ’70 een constante factor. De continuïteit van extreem-rechts lijkt mede verbonden met bepaalde structurele maatschappelijke omstandigheden: extreem-rechts als een nationalistische tegenbeweging. Hetzelfde lijkt op te gaan voor de salafistische beweging. Ook deze lijkt geen eendagsvlieg. Uiteraard betekent dit niet dat preventief en grenzenstellend beleid geen nut heeft. Individuen worden niet als radicaal geboren.

Eerste contact en aantrekkingskracht

Jongeren die gevoelig zijn voor radicale denkbeelden bevinden zich onder meer in de middelbare-schoolfase. Scholen kunnen dan ook een belangrijke rol spelen bij preventie van radicalisering. Het onderzoek van Gielen (2008) laat zien dat scholen niet altijd goed weten hoe ze moeten reageren op jongeren die hun radicale opvattingen in het klaslokaal uiten. Zowel een tolerante als een strenge benadering kunnen verdere radicalisering bevorderen: de eerste omdat deze geen duidelijke grenzen stelt, de tweede omdat louter repressie in de beginfase van radicalisering averechts kan werken. Juist in een vroege fase van

radicalisering is het nog mogelijk met zulke jongeren in gesprek te gaan. Ook andere eerstelijnswerkers, bijvoorbeeld in de jeugdzorg, kunnen hierbij een rol spelen.

De keuze voor een radicale route kan door een jongere gemaakt worden omdat een democratisch alternatief hem minder aantrekkelijk lijkt in de huidige context. Bieden de Nederlandse politiek en media wel voldoende openingen en kansen om op democratische wijze felle kritiek op de samenleving te uiten voor zowel moslimjongeren als jongeren met nationalistische opvattingen? Democratische alternatieven en kansen voor participatie in de publieke en politieke sfeer voor dit type maatschappijkritische jongeren kan wellicht behoeden dat zij voor radicalere groepen kiezen.

Radicalisering

Het vergelijkend literatuuronderzoek heeft laten zien dat er veel

overeenkomsten zijn in processen die spelen bij de aansluiting van jongeren bij beide bewegingen. De overeenkomsten tussen beide vormen van radicalisering kunnen een reden zijn voor een vergelijkbare aanpak of generieke maatregelen voor het vroegtijdig signaleren en tegengaan van radicalisering.

Geradicaliseerde jongeren die zich al in een vergevorderd stadium bevinden hebben zich vaak zo geïsoleerd en opgesloten in een groep dat een specifieke aanpak nodig zal zijn. Onderzoek wijst er steeds weer op dat het voor leden van ‘besmette’ radicale groepen zeer moeilijk is deze te verlaten. Hulp bij het verlaten van een radiale organisatie maakt alleen kans als een

toekomstperspectief buiten de radicale bewegingen wordt geboden (vgl. Demant e.a. 2009).