• No results found

Externe veiligheid

In document Oevers Roode Vaart Zuid Zevenbergen (pagina 32-36)

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;

- vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsge-bonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stof-fen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waar-aan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een be-staande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verant-woordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen.

Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar.

In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in

Onderzoek 29

bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

In 2010 is het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen vastgesteld.

Onderzoek Inrichtingen

De tweetal risicovolle bedrijven Agerland (Zuiddijk 2B) en Caldic Chemie Produktie B.V.

(Schansdijk 12) liggen respectievelijk op een afstand van circa 3 km en 2 km vanaf het plan-gebied. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied voor het GR van Agerland. Het plange-bied ligt binnen het invloedsgeplange-bied voor het GR van Caldic Chemie Produktie BV. Uit onder-zoek van de RMD uit 2008 naar de invloed van verschillende ruimtelijke ontwikkelingen bin-nen het invloedsgebied van Caldic Chemie Produktie B.V blijkt het volgende:

- in de huidige situatie ligt het GR ruim onder de oriënterende waarde: het GR bedraagt 1% van de oriënterende waarde;

- de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen die zijn onderzocht hebben nauwelijks invloed op de hoogte van het GR: na realisatie van de betreffende ontwikkelingen bedraagt het GR 2% van de oriënterende waarde.

De ontwikkelingen, die dit bestemmingsplan mogelijk maken, zijn niet meegenomen in bo-vengenoemd onderzoek. De ontwikkelingen die wel zijn meegenomen in de berekening van het GR voorzien in de realisatie van circa 850 woningen, enkele schoolgebouwen en sport-voorzieningen. Wanneer dit vergeleken wordt met de ontwikkeling van maximaal 14 woningen wordt geconcludeerd dat ook de realisatie van dit bestemmingsplan geen in-vloed heeft op de hoogte van het GR van Caldic Chemie Produktie B.V.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het spoor ten zuidoosten van Zevenbergen, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats-vindt, ligt op circa 625 m vanaf het plangebied. Vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor is in het bestemmingsplan woonwijk Bosselaar-Zuid een onderzoek uitge-voerd naar het PR en het GR. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt, dat de PR 10-6 -con-tour op maximaal 11 m buiten het spoor ligt. Het PR vormt geen belemmering voor de be-oogde ontwikkeling aan de Roode Vaart. Tevens blijkt uit dit onderzoek dat het invloedsge-bied voor het GR (vanwege een zogenoemde BLEVE) circa 330 m bedraagt. Ook hier ligt het plangebied buiten.

De effectafstand die wordt veroorzaakt door een toxisch scenario bedraagt 650 m. Hier ligt het plangebied net binnen. In de huidige situatie wordt ruimschoots aan de oriëntatiewaarde van het GR voldaan. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van plan.

In de omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water of door buisleidingen plaats.

Conclusie

Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid ten aanzien van risicovolle bedrijven en het transport van gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

30 Onderzoek

4.6. Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwali-teitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwa-veldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstof-dioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighe-denwet.

Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig

stikstofdioxide (NO2)

jaargemiddelde concentratie 60 μg/m³ 2010 tot en met 2014 jaargemiddelde concentratie 40 μg/m³ vanaf 2015

fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 40 μg/m³ vanaf 11 juni 2011 24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer

dan 50 μg/m³

vanaf 11 juni 2011

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de lucht-kwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;

- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden;

deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ont-sluitingswegen.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 14 woningen. Dit valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk. Formele toetsing aan deze grenswaarden kan derhalve achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de luchtkwali-teit ter plaatse van het plangebied. In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan Bosselaar-Zuid is in 2008 onderzoek naar de luchtkwaliteit gedaan. Hieruit bleek dat in dit gebied ruimschoots aan de grenswaarden uit de Wlk wordt voldaan.

Tevens is aan de hand van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchkwaliteit hoort, inzicht gegeven in de concentraties stikstof-dioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Dit is gedaan langs de N389, de maatgevende weg die in de omgeving van het plangebied ligt. In 2011 bedraagt de jaargemiddelde concentratie stikstof-dioxide (NO2) hier 20,2 μg/m³. In datzelfde jaar bedraagt de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) hier 23,8 μg/m³. De concentraties luchtverontreinigende stoffen liggen langs de weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wlk. Omdat direct langs de weg voldaan wordt aan de grenswaarden, mag met redelijke zekerheid aangenomen worden dat dit ter

Onderzoek 31

hoogte van het plangebied ook het geval zal zijn. De concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate de locatie verder van de weg is gelegen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de Wlk de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is ter hoogte van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7. Bodem

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoer-baarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plan-gebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gron-den te worgron-den gerealiseerd.

Onderzoek

Plangebied ten westen van de Roode Vaart

De gronden tussen Huizersdijk 21 en 25 zijn in het verleden afgegraven omdat hier een sterke verontreiniging met PAK was aangetoond. De vrijkomende grond is in een aantal de-pots geplaatst. Eén van deze dede-pots ligt ter plaatse van het plangebied, namelijk het deel van het plangebied ten westen van de Roode Vaart. Om op deze locatie de kwaliteit van de gronden in de depots te bepalen, is door Aveco de Bondt eerst een verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd, deze zijn in 1 rapportage gevat3). Vervolgens is aanvullend onderzoek4) uitgevoerd ter plaatse van de beoogde tuinen direct gelegen aan de westzijde van de Roode Vaart (de Huizersdijk zijde).

Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat in de bovengrond tot 0,5 m beneden het maaiveld geen verhoogd gehalte van verontreiniging is gemeten. Ter plaatse van het zuidelijke terrein is in de ondergrond (dus beneden de 5 m onder maaiveld) tot een diepte van 3 m een bodemverontreiniging aangetroffen van PAK en zink. In het nadere on-derzoek zijn deze verontreinigingen nader onderzocht. In de ondergrond is een matige tot sterke verontreiniging gemeten met zink en PAK. Tevens is een asbesthoudend plaatje aan-getroffen. Beide betreffen een immobiele verontreiniging.

Deze verontreinigingen in de ondergrond vormen een belemmering voor de realisatie van de beoogde woningen. Om de verontreinigingen in de ondergrond te isoleren bestaat het sane-ringsplan uit het aanbrengen van een leeflaag met een totale dikte van 1 m. Omdat de eerste 40 cm van het huidige maaiveld nagenoeg schoon is, wordt het terrein eventueel met 60 cm opgehoogd. Zo zijn de contactmogelijkheden met de onderliggende verontreinigingen weggenomen. Wanneer deze maatregelen zijn uitgevoerd, vormt de bodemkwaliteit geen be-lemmering meer voor de beoogde ontwikkeling. De verontreinigingsituatie en de sanerings-oplossing zal in het vooroverleg worden besproken met het bevoegd gezag (provincie Brabant).

3) Aveco de Bondt. Verkennend en nader bodemonderzoek Tussen Huizersdijk 21 en 25 te Huizersdijk. Projectnummer 100094-1. 29 april 2010.

32 Onderzoek

De conclusie van het indicatief onderzoek is dat ter plaatse van de verlaagde tuinen er geen milieuhygiënische beperkingen zijn ten aanzien van het ontgraven van de grond en het aanleggen van de terrassen.

Plangebied ten oosten van de Roode Vaart

Ook ter plaatse van de Allenweg is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd5). Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn zintuiglijk geen bijzonderheden waargenomen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van bodemverontreinigingen. Ook zijn tijdens het veld-werk geen asbestverdachte materialen aangetroffen. De bovengrond is plaatselijk licht ver-ontreinigd met PAK. De ondergrond is plaatselijk licht verver-ontreinigd met enkele zware meta-len, minerale olie en PCB. In het grondwater is een licht verhoogde concentratie barium gemeten. Tevens is plaatselijk een licht verhoogde concentratie naftaleen gemeten. Voor geen van de gemeten verontreinigingen wordt de tussenwaarden overschreden. Een nader onderzoek kan daarom achterwege blijven. Geconcludeerd wordt dat de bodem en het grondwater onder dit deel van het plangebied geschikt zijn voor de beoogde ontwikkeling.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect bodemkwaliteit de uitvoering van het project niet in de weg staat indien de leeflaag conform het saneringsplan wordt uitgevoerd.

4.8. Archeologie

Op basis van de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant geldt dat een lage verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische sporen. Dit betekent dat geen extra aandacht aan archeologie hoeft te worden besteed in de vorm van archeologisch bodemonderzoek.

In document Oevers Roode Vaart Zuid Zevenbergen (pagina 32-36)