• No results found

De Europese Monetaire Unie – Fortuyn, Bolkestein en de Socialistische Partij

‘‘Dit is het verhaal van een bekering. Ik ben van stonde af aan voorstander geweest van de EMU, de Economische Monetaire Unie, een stelsel waarin de EU-landen economisch functioneren op basis van één munt.’’125 Zo luidde de eerste zin van de column Tegen de EMU uit 17 februari 1996. Die ‘bekering’ verwees naar eerdere columns van Fortuyn, waarin hij zich met constructieve kritiek een voorstander van de EMU toonde. De column Europa en de natie geeft dit goed weer. Nederland diende de ‘‘staatsschuldquote’’ (toen op ruim 70 procent) en het financieringstekort terug te dringen alvorens het toetrad tot de EMU.126 Landen die tot de EMU behoorden of de wens hadden toe te treden, moesten aan deze twee criteria voldoen: 60

120 ‘Stem Tegen. Stem SP.’, 14-15.

121 Bolkestein, Woorden hebben hun betekenis, 87-88. 122 Idem, 88-90.

123 Idem, 89. 124 Idem, 89.

125 Pim Fortuyn, ‘Tegen de EMU, 17 februari 1996’, in A hell of a job. De verzamelde Columns,

(Rotterdam 2002) 214.

126 Pim Fortuyn, ‘Europa en de natie, 13 januari 1996’, in A hell of a job. De verzamelde Columns,

33

procent staatsschuldquote en niet meer dan 3 procent als financieringstekort. Daarover zei Fortuyn dat deze criteria cruciaal waren wilde de EMU goed werken. Bovendien waren de criteria belangrijk zodat Nederland in de toekomst niet ging fungeren als een ‘pinautomaat’ voor de armere (Zuid-)Europese landen die de staatsschuld en het financieringstekort niet onder controle hadden.

Bolkestein deelt de mening met Fortuyn dat op economisch vlak de EMU fouten kende. Een analyse uit zijn werk doet echter concluderen dat Bolkestein geen tegenstander van de EMU was zoals Fortuyn. In zijn werk Woorden hebben hun betekenis komt naar voren dat de zorgen van Bolkestein rondom de EMU voornamelijk politiek-economisch van aard zijn. Hij blikt vooruit op de vorming van de EMU en stelt: ‘‘Het kan niet zo zijn dat de ene lidstaat in de toekomst braaf zijn EMU-verplichtingen nakomt, terwijl feestvierende lidstaten met EG- kredieten worden beloond.’’127 Enkele jaren later is hij hier grotendeels van teruggekomen. In zijn werk Het heft in handen constateert hij dat het voor sommige landen simpelweg onmogelijk is om nog in de twintigste eeuw te voldoen aan de criteria en de overheidsfinanciën op orde te krijgen met als doel toetreding tot de EMU. Als voornaamste voorbeeld haalt hij Italië aan, en stelt dat een EMU zonder Italië de EG zal ‘‘verlammen’’.128 Zo concludeert hij: ‘‘Met Italië kan het niet en zonder Italië kan het ook niet. Dus lukt het niet.’’129 Toetreding tot de EMU, zo stelt Fortuyn, brengt de democratie van de Europese burger in gevaar, zowel op nationaal als internationaal Europees niveau. Dit werd nog eens versterkt doordat de elite die de EMU opbouwde de belangen van de burger niet meewoog.130 Fortuyn prees Bolkesteins werk Het heft in handen door te stellen dat er (eindelijk) een politicus was die niet enkel goed sprak maar ook schreef en zelfs nadacht met zijn gezonde boerenverstand. ‘‘De titel is niet bescheiden en ook de inhoud niet.’’131 Het is overigens niet bekend of de twee over het werk hebben gesproken.

De SP zag bij de EMU, net als bij Maastricht, een groot democratisch tekort. De partij was tegen de soevereiniteitsoverdracht van de Nederlandse regering naar Brussel. De Europese Unie was ‘‘groot, log en [een] burokratisch instituut’’.132 In het verkiezingsprogramma van 1998 pleitte de SP voor een referendum over de overheveling van bevoegdheden aan Europa

127 Bolkestein, Woorden hebben hun betekenis, 91.

128 Frits Bolkestein, Het heft in handen (Amsterdam 1995) 86 en 95. 129 Bolkestein, Het heft in handen, 95.

130 Fortuyn, ‘Tegen de EMU, 17 februari 1996’, 214-215.

131 Pim Fortuyn, ‘Bolkestein, de koele filosoof, 4 maart 1995’, in A hell of a job. De verzamelde

Columns,

(Rotterdam 2002) 122.

34

én over de invoering van de euro. De partij stelde dat toetreding tot de EMU vanuit een sociaal en democratisch oogpunt ongunstig en ongewenst was voor Nederland. Om die reden moest Nederland niet deelnemen aan de EMU.133 Het is geen complete afwijzing van de Socialistische partij voor Europa. De SP stelde de vraag of de toekomstige Europese Unie wel de juiste vorm van ‘‘noodzakelijke’’ internationale samenwerking was om internationale problemen het hoofd te bieden.134 De burger werd voor de economische kar van de Europese Unie gespannen.

Fortuyn hekelde de houding die de Nederlandse politiek in Europa aannam, omdat deze houding desastreus was voor het nationale beleid. De Nederlandse politiek streefde een beleid na van ‘‘second is the best’’, stelde Fortuyn. Nederland schikte zich naar Frankrijk en Duitsland die het Europese (politieke en economische) toneel domineerden. Het aanpassen ging ten koste van de Nederlandse speelruimte en de Nederlandse burger werd via de achterkamertjespolitiek in zijn vrijheden ‘‘beknot’’.135 Hetzelfde gold voor toetreding tot de EMU met alle gevolgen van dien; een verlies aan democratie binnen Nederland hetgeen de speelruimte op nationale sociaaleconomisch gebied afzwakte.136 Nederland schikte vooral op economisch gebied, waar Fortuyn stelde dat Frankrijk en Duitsland bij lange na niet konden voldoen aan de toetredingscriteria van de EMU. Frankrijk had zijn overheidsfinanciën niet op orde, wat inziens Fortuyn nog wel 15 jaar kon duren. Duitsland kende structurele economische problemen in de vorm van te hoge kosten arbeidskosten, industrie en de verzorgingsstaat. Nederland had 15 jaar nodig gehad om zijn financiën op orde te krijgen en was geslaagd voor de test van toetredingscriteria. Toch konden Frankrijk en Duitsland toetreden tot de EMU met alle gevolgen van dien; het betekende een verarming voor Nederland in het algemeen en alle Nederlanders met spaargeld in het bijzonder. De toetreding van financieel onstabiele landen veroorzaakte een zwakkere munt in plaats van de ‘‘ijzersterke’’ gulden die de Nederlandse spaarders hadden.137 Een bijkomende zaak was dat het proces van toetreding tot de EMU moeilijk terug te draaien was. De Nederlander zag zijn spaargeld verdampen terwijl het aan soevereiniteit inleverde. De enige oplossing was een toetreding die nu eenmaal samenging met een ‘‘politiek-militaire unie’’.138 Daar waar Fortuyn evenwel tegen deze politieke-militaire

133 ‘Tegengas! SP. Verkiezingsprogramma van de Socialistische Partij. 1998-2002’, pagina 40. Uit:

Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen.

134 ‘Stem Tegen. Stem SP.’, 15.

135 Pim Fortuyn, ‘Buitenlandse politiek, 8 juli 1995’, in A hell of a job. De verzamelde Columns,

(Rotterdam 2002) 155-157.

136 Fortuyn, ‘Buitenlandse politiek, 8 juli 1995’, 156.

137 Pim Fortuyn, ‘Nationale identiteit en de EMU, 16 november 1996’, in A hell of a job. De

verzamelde Columns, (Rotterdam 2002) 285-287.

35

unie was, kon zoals reeds gesteld een succesvolle Europese integratie niet zonder. Hoe de Unie in de ogen van Fortuyn vorm moest krijgen is moeilijk vast te leggen. Uit een analyse van zijn werken, met als voornaamste Zielloos Europa, lijkt een politiek-militaire unie in de ogen van Fortuyn synoniem te staan voor een Europese superstaat.

De politieke elite, verantwoordelijk voor Europese integratie, hield er volgens Fortuyn een gedachtengoed op na dat niet langer strookte met de werkelijkheid van globalisering en migratiestromen. Termen zoals staatsvormingsproces, de staat, de nationale soevereiniteit en de parlementaire democratie vormden de leidraad voor het bouwen van een Europese superstaat, aldus Fortuyn. Deze termen waren ouderwets en werkten niet in de voorziene vorm van de EMU. Er kan worden afgevraagd in hoeverre deze kritiek van Fortuyn niet eerder past in het straatje van elitisme, waar hij Europa meermaals en eerder van beschuldigde. Mijns inziens komt de bestempeling van een gedachtengoed als ‘ouderwets’ door Fortuyn voort uit het feit dat het Europa van de ‘politieke elite’ niet een Europa was zoals hij dat voor ogen hield. Een Europa van natiestaten zoals later in dit hoofdstuk zal blijken.

In de column Het Vermoeide Europa stelt Fortuyn dat de problemen van Europa niet met de toenmalige ‘ouderwetse’ vorm van de Europese Unie konden worden aangepakt.139 Op de eerst plaats door de globalisering van de wereldeconomie die ‘‘vereist [dat] grote interne markten […] op hun beurt weer als relatief open handels- en vooral productieblokken kunnen functioneren in de wereldeconomie.’’140 Het continent diende te moderniseren om problemen zoals toenemende werkloosheid met een economische groei, het (te) hoge kostenniveau van arbeid, een ‘‘bejaardenoord’’, dure overheidsdiensten met een hoge collectievelastendruk, en tot slot een niet werkend systeem aan subsidies op nationaal en Europees niveau, aan te pakken.141 Het uitgangspunt van Fortuyn was een Europees economisch systeem gebouwd op een samenwerking tussen de nationale (lid)staten die op hun beurt alle soeverein waren.142 De koers die de nationale politici op Europees niveau uitzetten - zonder enige inachtneming van de Europese burger, stevende af op ‘‘Euro-zwalken’’. Met andere woorden: het uiteenvallen van de interne Europese markt.143 In die zin valt te stellen dat Fortuyn wel degelijk voor een vorm van uitbreiding van de Europese Unie was, dan wel voor nauwe Europese samenwerking

139 Pim Fortuyn, ‘Het vermoeide Europa’, 18 juni 1994’, in A hell of a job. De verzamelde

Columns, (Rotterdam 2002) 55

140 Fortuyn, ‘Europees Parlement is zinloos, 4 juni 1994’, 50. 141 Fortuyn, ‘Het vermoeide Europa’, 18 juni 1994’, 55.

142 Fortuyn, ‘Europees Parlement is zinloos, 4 juni 1994’, 50-51. 143 Fortuyn, ‘Europa en de natie, 13 januari 1996’, 205.

36

in de vorm van soevereine staten, zij het eerstens op het economische vlak waaraan de politieke voordelen zoals veiligheid, vrede en stabiliteit werden verbonden.

Bolkestein plaatst de problemen en de houding van de Europese lidstaten in een breder daglicht. In wezen trekt hij het karakter van de lidstaten in twijfel en zet vraagtekens bij de houdbaarheid van het Europese project. De Europese Gemeenschap pretendeerde een democratie te zijn terwijl het niet functioneerde als een federale staat. In een volwaardige democratie, zij het federaal Europa, heerst er solidariteit. De solidariteit die de rijkere noordelijke landen toonden met de armere zuidelijke landen was volgens Bolkestein misplaatst. Het had een onevenredig effect voor de balans tussen de lidstaten en aspirerende lidstaten en voor de toekomst van Europa. Bolkestein lijkt hier grotendeels een voorstander te zijn van Nederland die zijn autonomie behoudt en een eerlijkere afdracht doet qua geld.144 In zijn optiek diende veel van het geld dat de zuidelijke economieën een duw in de rug moest geven eerder te gaan naar ‘‘de armere Oost-Europese landen’’ die het lidmaatschap van de EU aspireerden. Daar vroeg hij zich af: ‘‘Hoe solidair zullen de huidige cohesielanden, met hun vetorecht, dan zijn ten opzichte van de nieuwkomers?’’145 In contrast met Fortuyn is bij de kritiek van Bolkestein de kern van de problemen bij de EMU economisch van aard, zoals de afdrachtregeling. Dit in tegenstelling tot Fortuyn en zijn kritiek van ‘ouderwets’, iets waar Bolkestein zich niet aan waagt. Dat maakt dat Bolkestein en Fortuyn economisch gezien grotendeels overeenkomen qua kritiek, maar doet Fortuyn en Bolkestein wezenlijk van elkaar verschillen over het karakter van de EMU.

2.4 Fortuyn en een Europa van natiestaten

In 1997 publiceerde Fortuyn Zielloos Europa. Tegen een Europa van technocraten, bureaucratie, subsidies en onvermijdelijke fraude. Hier verzet Fortuyn zich tegen de aantasting van de nationale soevereiniteit en identiteit met de natiestaat als uitgangspunt.146 De natiestaat vormt de kern van Fortuyns denken over Europa. In de kritiek op de Europese Unie en de verdere uitbreiding daarvan stelt hij dat het de EU ontbeert aan ‘‘menselijke maat’’. De EU was

144 Bolkestein, Woorden hebben hun betekenis, 95. 145 Idem, 95.

146 Pim Fortuyn, Zielloos Europa, tegen een Europa van technocraten, bureaucraten, subsidies en

37

een ‘ondemocratisch’ project met een elite die het niet ophield met de gewone Europese burger. Om deze reden was het behoud van de natiestaat op zowel cultureel gebied als op politiek, sociaal en economisch gebied cruciaal. Zo legde Fortuyn zelf uit:

‘‘De natiestaat maakt dat we ons één volk voelen en doet ons beseffen dat er boven ons eigen belang nog zoiets waardevols bestaat als het algemeen belang. […] [De natiestaat is] een van de bewezen vormen van de menselijke maat. […] Een afgegrensd grondgebied waar mensen zich veilig voelen, dat hun overzicht biedt en waarbinnen ze zich door de gemeenschappelijke taal, cultuur en mentaliteit verenigd weten, één volk kunnen voelen.’’147

De natiestaat verschaft een menselijke maat en zekerheid die mensen in de ogen van Fortuyn nodig hebben. De burgers ontlenen hun identiteit aan de natiestaat en de identiteit van de natiestaat is die van de burgers. Zodoende kan alleen de natiestaat over haar burgers waken omdat de natiestaat de enige is die de burgers begrijpt. De natiestaat als cultureel gegeven vormt op zijn beurt een onderdeel van Europa. De kracht van Europa is tevens haar zwakte. De verschillen in taal, cultuur, staatsvormen en nationaal bewustzijn maken dat het voor het volk van een willekeurig Europees land lastig is om zich te identificeren met het Europese belang. Het gebrek aan identificatie maakt dat de Europese Unie en het Europees parlement ver van haar burgers staan. De burgers worden niet begrepen en zodoende kan er geen beleid aansluitend op de identiteit van de Europese burgers worden gemaakt. Om die reden is de EU en haar beleid in de ogen van Fortuyn niet democratisch.148 Fortuyn koppelt in die zin democratisch gehalte aan het feit of iets zoals de EU ‘identiteit’ heeft. Wat deze identiteit precies inhoudt en hoe dit valt te meten zegt Fortuyn niet. Aannemelijk zijn de eerdergenoemde verschillen van onder meer taal en cultuur hetgeen Fortuyn als identiteit aanduidt.

Een ander punt waarom de Europese Unie volgens Fortuyn niet democratisch was, is omdat de EU een ‘product’ van de ‘‘tekentafel’’ was. Bedacht door elite-politici die enkel uit waren op het veiligstellen van hun macht, allen zonder de gewone mensen raad te plegen. De EU leefde enkel op het terrein van economie die met vrije handel en internationalisering zich als een gegeven aan de Europese burger presenteerde.149 Doordat het beleid niet aansloot bij de Europese burgers, voorzag Fortuyn dat de problemen die de ‘moderniteit’ en globalisering ofwel ‘‘global village’’ met zich meebrachten de Europese Unie te boven gingen. Vandaar dat

147 Fortuyn, Zielloos Europa, 100-101. 148 Idem, 100-102.

38

er geen Europees beleid moest komen, maar juist nationaal beleid. Voor deze problemen was de menselijke maat nodig en de instituties van de natiestaat konden het dichtst tot deze maat komen, aangezien deze instituties ‘‘hun nut in een lange en vaak bewogen geschiedenis hebben bewezen.’’150 De natiestaat zelf is de overkoepeling die instituten zoals de rechtsstaat, de verzorgingsstaat, cultuur en mentaliteit en taal herbergt. ‘‘Ik pleit dan ook hartstochtelijk voor het behoud van de natiestaat in Europa.’’151

Een Europa verbonden door soevereine natiestaten was de visie van Fortuyn. In het voorwoord van Zielloos Europa, geschreven door Bolkestein, neemt Bolkestein daarentegen nadrukkelijk afstand van Fortuyns pleidooi. Bolkestein stelde dat natiestaten die volledig soeverein waren en in Europees verband dienden samen te werken geen kans van slagen hadden. Een samenwerking waarin iedere lidstaat het vetorecht behield – opdat de eigen soevereiniteit niet werd geschaad – zag Bolkestein als een dolksteek in plaats van een zegen. Indien het tot stand kwam naar de wens van Fortuyn, werd in de ogen van Bolkestein Europese samenwerking onmogelijk gemaakt en was de interne markt nooit tot stand gekomen. Terwijl die juist cruciaal was voor de ontwikkeling van Europa en een stimulans vormde voor de ‘‘welvaartsontwikkeling en daarmee ook voor de handhaving van vrede en stabiliteit.’’152

Fortuyn zag de lamlegging van Europese samenwerking door onder meer het vetorecht niet. Voor hem betekenden soevereine natiestaten geen afwijzing van Europa of Europese samenwerking. In het licht van uitbreiding van de Europese Unie stelde hij dat ‘‘Europa [het] verdient en [het] heeft recht om van onderaf te groeien.’’153 In zijn kritiek laat hij na om te definiëren wat hij voor ogen hield met ‘‘onderaf’’. Duidelijk is wel dat de uitbreiding van Europa simpelweg niet kon samengaan met een ‘‘van bovenaf opgelegd elitair Europa.’’154

‘‘Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald’’, aldus Fortuyn. Indien de Europese Unie zich langzaam en van onderaf uitbreidde, was het in de toekomst wendbaarder en stond het steviger in zijn schoenen. Uitbreiding naar Oost-Europese landen, de voormalige satellietstaten van de Sovjet-Unie, ging gemakkelijker en nam bovendien de bestaande politieke spanningen weg. Deze landen kwamen zo allereerst in de economische invloedssfeer van de Europese Unie terecht met als gevolg een proces van economische wederopbouw en uitbreiding

150 Fortuyn, Zielloos Europa, 104. 151 Idem, 105.

152 Frits Bolkestein, ‘Voorwoord’, in: Zielloos Europa, tegen een Europa van technocraten,

bureaucraten, subsidies en onvermijdelijke fraude (1997) 7.

153 Fortuyn, Zielloos Europa, 107. 154 Fortuyn, Zielloos Europa, 106.

39

van de EU. Dit bracht het welvaartsniveau van de toetredende bevolking dichter bij die van de Europese Unie en zorgde bovendien voor ‘‘vrede en veiligheid in Europa.’’155

Europese integratie van bovenaf of zelfs van onderaf kon tegelijkertijd faliekant mislukken. De consequenties zouden niet te overzien zijn, indien de culturele dreiging aan de poorten van Europa geen halt werd toegeroepen. De Westerse cultuur, zo stelde Fortuyn in zijn boek Tegen de Islamisering van onze samenleving (1997), stond onder druk van de groei van (fundamentalistische) islam in Europa.156 In dit boek analyseert Fortuyn de Nederlandse multiculturele samenleving en geeft zijns inziens weer welk gevaar de Islamitische cultuur voor deze samenleving in Europese context kan betekenen.157 Belangrijk om te vermelden is dat Fortuyn veelal sprak over de islamitische cultuur en niet de islam als godsdienst. Het blijkt echter dat dit verschil in de analyse van Fortuyn verwaarloosbaar is. Het boek riep hevige reacties op in de Nederlandse samenleving, waar de bekendste het debat tussen Fortuyn en Marcel van Dam (PvdA) in het VARA-programma ‘het Lagerhuis’ is. Het debat kenmerkt zich om de felheid waarmee beide heren debatteerden en de zin die Van Dam uitsprak, namelijk: ‘‘U bent een buitengewoon minderwaardig mens.’’158

Zoals reeds gesteld plaatste Fortuyn het gevaar van de islam in het verdwijnen van de bipolaire wereld en de toenemende globalisering. Bij een analyse van Fortuyns werk over de islam wordt duidelijk dat het draait om een constante beïnvloeding tussen Westerse identiteit, hetgeen Fortuyn als ‘‘de moderniteit’’ aanduidt, en tussen de islam. Voor Fortuyn zijn de waarden van de moderniteit: de scheiding van kerk en staat, de verhouding tussen man en vrouw (en daarbij homoseksuelen), en tot slot de relatie tussen ouder en kind. De islam beïnvloedt de Westerse identiteit op een nationaal en internationaal niveau. Internationaal gebeurt dit vanuit islamitische landen. Nationaal, verreweg het belangrijkste in de analyse van Fortuyn, gebeurt dit door de mensen van islamitische achtergrond die binnen de Westerse samenleving leven maar met nog één been in de islamitische landen staan. Dit is volgens Fortuyn problematisch doordat de islam als godsdienst de waarden van de moderniteit afwees en op sommige punten hier haaks opstond. Daar lag volgens Fortuyn het probleem met de islam en in het verlengde daarvan de islam in de Westerse samenlevingen. Niet iedere vorm van islam is fundamentalistisch van aard, maar de islam erkent de seculiere staat ‘‘ook in zijn meest liberale

155 Idem, 106.

156 Pim Fortuyn, De islamisering van onze cultuur: Nederlandse identiteit als fundament (Rotterdam

2001).

157 Eind 2001 bracht Fortuyn een herziende uitgave uit waarin hij de aanslag op de Twin Towers in

zijn betoog verwerkte.