• No results found

Etnische diversiteit moet een plek in de canon krijgen

Hoofdstuk 5. De Raad voor Cultuur

5.1 Etnische diversiteit moet een plek in de canon krijgen

De verschillende adviezen van de Raad voor Cultuur; het Advies Bezuinigingen Cultuur

2013-2016, de bijbehorende Sectoranalyse 2013-2016, de Agenda Cultuur 2017-2021 en verder

en het sectoradvies voor de beeldende kunstsector Zichtbaar van Waarde, zijn net als in het voorgaande hoofdstuk, aan de hand van de eerste kernvraag gecodeerd. Er is gekeken naar de beoogde doelstellingen van de Raad voor Cultuur voor kunstenaars en publiek met een niet-westerse achtergrond in de beeldende kunstsector. In deze analyse heb ik gekeken naar de twee domeinen van diversiteit: als thema en als instrument. De volledig ingevulde schema’s op basis van de codering zijn terug te vinden in Schema 5.1.1 en Schema

5.1.2 (Bijlage 2). De vraag die ten grondslag ligt aan deze analyse luidt: Welke politiek

gewenste algemeen-maatschappelijke functies kan cultuurbeleid bevorderen? Welke doelstellingen heeft het beleid, ofwel wat wil de Raad voor Cultuur in het algemeen bereiken met het subsidiëren van kunst en cultuur?

In 2011 werd de functie van de kunstenaar voornamelijk als instrument benaderd, waarbij diversiteit niet gedifferentieerd werd en als ruim begrip werd gebruikt. Het tijdens de economische crisis geschreven advies voor de subsidieperiode 2013-2016, laat zien hoe moeilijk het evenwicht te behouden is tussen kunstenaars, publiek en financiële

middelen. De Raad voor Cultuur pleitte voor het behoud van de waarden van de kunsten, deze dreigde namelijk te verwateren (5.1.1, 2011a). De in dat jaar uitgebrachte Code

Culturele Diversiteit kreeg de aandacht van de Raad. Er werd geadviseerd om uit oogpunt van diversiteit niet alleen rekening te houden met publiek, maar ook met programmering en personeel (5.1.1, 2011a). Hierdoor opteerde de Raad destijds niet alleen voor de

verbinding tussen diversiteiten, maar ook tussen instellingen en het beleid vanuit de Code Culturele Diversiteit. Als laatst pleitte de Raad: ‘Voor een vitale en pluriforme beeldende kunst en vormgeving is het belangrijk dat alle schakels van de keten zijn

vertegenwoordigd: opleiding en talentontwikkeling, creatie en productie, presentatie, behoud en beheer, onderzoek en reflectie’ (5.1.1, 2011a). Met betrekking tot het publiek gaf de Raad de volgende aanbeveling: niet alleen het aantal bezoeken, maar ook de diversiteit van deze bezoeken moet gemonitord worden (5.1.2, 2011a). Hiermee is het publiek te scharen onder de diversiteit als instrument, waarmee niet alleen etniciteit wordt gemonitord, maar ook leeftijd, levensfase, interesse, opleiding en dus ook achtergrond, aldus de Raad. De bijbehorende sectoranalyse geeft geen enkele doelstellingen weer wat betreft kunstenaars en publiek met een niet-westerse achtergrond.

Een paar jaar later bracht de Raad voor Cultuur de Agenda Cultuur 2017-2020 en

verder uit. Hierin adviseerde hij over de culturele sector in zijn geheel waarbij er ook

sectorspecifieke doelstellingen werden beschreven. De functie van de kunstenaar dan wel het publiek wordt in het sectorspecifieke deel niet aangestipt, wel liet de Raad weten dat de Rijksoverheid de taak heeft ‘[…] de productie, het beheer, het behoud en de presentatie van díe culturele voorwerpen en activiteiten te waarborgen die (nog) niet bij een (groot) publiek bekend zijn en door hen gewaardeerd worden’ (5.1.1, 2015). Volgens mij doelde de Raad op de achterblijvende niet-westerse kunstenaars- en publieksgroepen zoals in het vorige hoofdstuk uit de uitgaven van Cultuur in Beeld naar voren is gekomen. Omtrent de publieksgroep stelde de Raad twee doelen; uiteenlopende publieksgroepen moeten toegang hebben tot het gesubsidieerde culturele aanbod en het aanspreken van niet- westersen moet op een andere manier en met andere middelen dan andere groepen (5.1.2, 2015).

In de meest recente uitgave Zichtbaar van Waarde (2019) staan specifieke doelstellingen omtrent de beeldende kunstsector beschreven. Diversiteit blijft voor kunstenaars en publiek een ruim begrip. De Raad spreekt over het nieuwe omarmen en de diversiteit vieren, dat ‘de overheden garant staan voor een pluriform, divers aanbod van beeldende kunst’ en het bestaande koesteren (5.1.1, 2019). Volgens de Raad begint dit bij het kunstvakonderwijs, waar ingezet zou moeten worden op de diversiteit van de staf, het docentencorps en het studieprogramma. Hierdoor kan volgens de Raad het aanbod van het onderwijs aantrekkelijk gemaakt worden voor ‘talenten die werken vanuit andere culturele kaders en perspectieven op de beeldende kunst en het kunstenaarschap’ (5.1.1, 2019). Ook pleit de Raad voor het verkennen en erkennen van andere culturele en etnische

geschiedenissen om deze een plek binnen de canon te geven (5.1.1, 2019;5.1.2, 2019). Zodoende kan het diverse publiek aangesproken en binnengehaald worden. Naar aanleiding van het WRR-rapport Cultuur Herwaarderen (2015), dat een herwaardering van het ‘culturele’ binnen het cultuurbeleid bepleitte, geeft de Raad aan dat diversiteit zich ook moet richten op ‘[…] andere achtergestelde groepen, de lagere inkomens, mensen met een beperking of op verschillen tussen stad en regio’ (5.1.1, 2019;5.1.2, 2019). De beeldende kunstsector krijgt adviezen die specifiek gericht zijn op de aanbodkant van de sector. Het publiek, krijgt ook de nodige aandacht. De verbindende factor: ‘Iedereen heeft, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, inkomen of woonplaats, recht op optimale toegang tot cultuur’ (5.1.2, 2019). Om deze doelstelling te kunnen bewerkstelligen geeft de Raad aan dat er steviger ingezet moet worden op een divers publieksbereik en pleit hij voor de verbinding tussen de diversiteit van het publiek en verschillende instellingen ((5.1.2, 2019). Tot slot benadrukt de Raad dat het op een kwalitatieve manier binnenhalen van nieuwe publieksgroepen zorgt voor een versterking van het maatschappelijk belang en draagvlak van de sector (5.1.2, 2019).

Kortom, over het algemeen zijn de doelstellingen en adviezen van de Raad voor Cultuur gericht op de diversiteit in ruime zin. Niet-westerse kunstenaars en publiek worden niet expliciet benoemd. Wel wordt het belang van nieuwe publieksgroepen aanspreken als verbindende factor tussen diversiteiten in vraag en aanbod als belangrijk geacht. Ook pleit de Raad voor de verkenning en erkenning van andere culturele en etnische achtergronden. Deze horen volgens de Raad een plek in de canon te krijgen.