• No results found

DLV Pluimveehouderij Team Noord

De familie Bakker heeft een kalkoenenbedrijf met dieren, gelegen op de Veluwe onder Ermelo.

In 1992 heeft de kalkoenenhouder een aantal investeringen op zijn bedrijf uitgevoerd om het welzijn van de dieren te verbeteren. De volgende investeringen zijn gedaan:

het verlengen van de 3 stallen met 17 meter, waardoor de netto hokoppervlakte toe- neemt met bijna 900 Aangezien het aantal dieren bijna gelijk blijft als in de huidi- ge situatie, neemt de bezettingsdichtheid sterk af;

het verbinden van de 3 stallen door middel van 2 corridors; het maken van een laadperron achter de stallen.

Het welzijnsvriendelijke karakter van deze investeringen was voor de betreffende

sie aanleiding om het bedrijf van de familie Bakker aan te merken als demonstratieprojekt welzijnsvriendelijke houderijsystemen.

Verlenging van de stallen

Wim Bakker heeft om twee redenen de hokoppervlakte op zijn bedrijf uitgebreid. Hij hoopte door per minder dieren te houden, gemakkelijker en plezieriger in de stallen te kunnen werken. Daarnaast dacht hij dat door de lagere bezettingsdichtheid de ziektedruk op zijn bedrijf zou dalen en de strooiselkwaliteit zou verbeteren. Een deel van de investe- ring zou dan vergoed kunnen worden door betere technische resultaten. Hij heeft nu 3 ronden kalkoenen gehouden in zijn verlengde stallen.

De verbetering van de technische resultaten laat voorlopig nog op zich wachten. In het verleden waren de resultaten goed en doordat één van de 3 ronden met ziekte gepaard ging, is er gemiddeld geen verbetering van de resultaten. Wel vindt de heer Bakker het veel plezieriger werken in de stallen. Met name het strooiselmanagement vraagt veel minder werk. Er wordt gebruik gemaakt van kg houtkrullen per Dit strooisel wordt éénmaal in de stal gebracht. Van de 7-de tot de 14-de levensweek wordt het strooi- sel één keer per week gefreesd. Na de levensweek strooit de heer Bakker onder de ronddrinkers bij. Hiervoor wordt droog strooisel gebruikt vanuit het midden van de stal. Als de hennen zijn afgeleverd wordt het droge strooisel uit de hennenstal in het midden van de hanenstallen gereden. Dit strooisel wordt door de dieren onder de voer- en lijnen en wordt gebruikt voor het bijstrooien.

De heer Bakker ervaart als een nadeel dat door het verlengen van de stallen het tempera- tuurverschil in de opfokstal groter wordt. Als de wind op de eindgevel staat, loopt het temperatuurverschil tussen en achterin de stal al gauw op tot 4 graden Celsius. Door de in twee gedeelten te maken, is dit verschil tot minder dan één graad teruggebracht.

Corridors

De drie stallen zijn met elkaar verbonden door middel van twee corridors. Deze corridors zijn 6 m lang en 4 m breed en 2.25 m hoog. Er is uitgegaan van deze afmetingen om ook met een shovel door de corridor te kunnen rijden.

De corridor is opgebouwd uit spouwmuur met een plat dak. Er is voor een plat dak geko- zen om zo min mogelijk luchtverstoring tussen de stallen te krijgen. Tussen de bouw van de corridor en de bouw van de stallen zit zo weinig mogelijk verschil. Er is uitgegaan van hetzelfde isolatiemateriaal (Aludek) en dezelfde wandafwerking als in de kalkoenenstallen. De vloer is vlak en sluit direct aan op de vloeren in de stallen. De heer Bakker had eerder een houten dorpel in de vloerovergang tussen de overloop en de stallen gelegd. Deze heeft hij al vrij snel weer verwijderd omdat de dorpel als een obstakel werkt bij het over- drijven van de dieren.

De dieren worden opgefokt in de opfokstal (stal 1). Op 4 weken leeftijd worden de hanen overgehokt naar de eerste hanenafmeststal (stal 2). Hier blijven de hanen circa 2 weken. Hierna gaat de helft van de hanen over naar de tweede hanenafmeststal (stal 3). Het voor- deel van dit systeem is lagere stookkosten.

De eerste 2 ronden zijn de avond voor het overhokken de deuren tussen stal en stal 2 opengezet. De volgende morgen was gemiddeld circa driekwart van de dieren spontaan overgelopen waarna de rest met plastic zakken gemakkelijk kon worden overgedreven. De derde ronde zijn morgens om 9 uur de deuren opengezet tussen stal 1 en stal 2. Om 13 .OO uur was de helft van de dieren over. Het overdrijven van de rest van de dieren ging echter veel moeilijker dan bij de twee voorgaande ronden. De heer Bakker trekt hieruit de conclusie, dat het belangrijk is om de dieren rustig te laten wennen aan de corridor en de nieuwe situatie.

Het overhokken van stal 2 naar stal 3 gaat veel sneller als van stal 1 naar stal 2. Deden de dieren over hun eerste reis gemiddeld uur, voor hun tweede reis was slechts 20 minuten nodig. Ook hieruit blijkt dat gewenning en ervaring voordelig werken bij het overhokken voor de tweede keer.

De voordelen van de corridors zijn volgens de heer Bakker:

minder stress bij het overhokken voor de dieren en vooral ook voor de kalkoenhouder; minder arbeid nodig bij het overhokken van de dieren;

gemakkelijker met de shovel van de ene stal naar de andere stal rijden.

Een nadeel van het overhokken via de corridors is, dat als de deuren tussen de stallen openstaan er trek ontstaat. Vooral bij koud weer en veel wind is het dan moeilijk om de hanenafmeststal op temperatuur te houden.

Het laadperron

Achter de stallen is een laadperron gemaakt van 64 m bij m. Het perron is cm hoog. Achter het perron ligt 64 m x 6 m erfverharding. Onder het laadperron is 6 m3 opslagcapaciteit gecreëerd voor spoelwater. Door de komst van nieuwe laadsystemen wordt het laadperron niet voor het laden van de dieren gebruikt en biedt het geen voor- deel meer voor het bedrijf. De heer Bakker ervaart het hoogteverschil tussen het perron

Samenvatting

De familie Bakker heeft investeringen gedaan om het welzijn van de dieren te verbeteren. Het betreft het verlengen van de stallen, de bouw van 2 corridors en het maken van een laadperron. De investeringen hebben nog niet tot een verbetering van de technische resul- taten geleid. Toch is de familie Bakker zeer tevreden over de investeringen in de verlen- ging van de stallen en de corridors. Beide investeringen geven een arbeidsbesparing en geven de kalkoenenhouder meer plezier in het werk. De corridor zorgt ervoor dat het overhokken van de dieren met minder stress gepaard gaat, en dit komt het welzijn van de dieren ten goede.

VAN HUISVESTINGSSYSTEEM EN STROOISELBEHANDELING OP AMMONIAKEMISSIE EN TECHNISCHE RESULTATEN

BIJ VLEESKALKOENEN ing. T.

Praktijkonderzoek Pluimveehouderij

Het praktijkonderzoek voor de Pluimveehouderij heeft voor vleeskalkoenen de gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer (GVSV) vergeleken met de volledig strooiselvloer. Daarnaast is ook het effect van het frezen in het strooisel nagegaan. Het in de proef gebruikte doek bleek niet geheel te voldoen. De hoogste ammoniakreductie en de beste technische resul- taten zijn behaald op de GVSV waarbij niet is gefreesd.

Inleiding

Sinds enkele jaren wordt bij vleeskalkoenen onderzoek verricht om de ammoniakuitstoot te reduceren via een aanpassing van de huisvesting. Hiervoor zijn verschillende

tingssystemen getest, waaronder vloerverwarming, een gedeeltelijk roostervloer en een volledig en gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer. Het bleek dat de GVSV het meeste perspectief bood voor de kalkoensector. De ammoniakreductie bij dit systeem was aan- zienlijk en van de onderzochte systemen was dit systeem financieel het gunstigst Intus- sen werden ook in de praktijk experimenten uitgevoerd met een GVSV. Daar waren de ervaringen ook redelijk positief. Dit was mede de aanleiding om het onderzoek naar de GVSV binnen het praktijkonderzoek voort te zetten. Daarnaast was het de vraag of de ammoniakuitstoot ook gereduceerd kan worden via het strooiselmanagement. De proef is mede mogelijk gemaakt door de provincie Limburg. In de lezing worden de resultaten van de eerste ronde toegelicht.

Huisvestingssystemen

Volledig strooisel.

Dit huisvestingssysteem was overeenkomstig de praktijk. GVSV.

Op het vloeroppervlak is gedeeltelijk een verhoogde strooiselvloer aangebracht. Aan beide zijden van de afdeling is een verhoogd gedeelte in dwarsopstelling geplaatst. De voer- en drinkwaterlijnen bevonden zich uitsluitend boven het verhoogde gedeelte omdat juist daar de meeste mest wordt geproduceerd. Het hoogteverschil tussen het verhoogde deel en de betonvloer was 20 centimeter. Het systeem bestond uit metalen roosters met daarop een luchtdoorlatend doek. Het doek is bedekt met een

laag. De lucht werd uit de nok van de stal aangezogen met een ventilator en onder het systeem gebracht. Via overdruk ontstond een continue luchtstroom door het doek en het strooisel hetgeen de droging van het strooisel bevordert

Frezen

In de afdelingen met als behandeling frezen, is van 6.5 tot 14 weken gefreesd met een tuinbouwfrees. Bij de verhoogde strooiselvloer is uitsluitend in het lage gedeelte gefreesd omdat frezen op het doek niet mogelijk was.

De afdeling met volledig strooisel waarbij is gefreesd fungeerde in de proef als controlegroep.

Indien noodzakelijk, is naast het frezen ook bijgestrooid. Niet frezen

In de afdelingen waar niet gefreesd mocht worden, is alleen bijgestrooid. Strooiselconditie en

In deze ronde is een nieuw type doek gebruikt dat sterker was dan de doeken die in vori- ge proeven zijn getest. Dit doek bestond uit een netwerk van draden die elk weer uit meerdere vezels bestaan. Het doek raakte snel verstopt omdat er een opeenhoping van droge tussen de vezels ontstond. Op 10 weken is dit doek vervangen door een minder ruw doek. Beide typen doek worden ook wel aangeduid als kokosmatten. Ook bij het minder ruwe doek ontstonden dezelfde problemen. Bij de voer- en drinkwaterlijnen was het strooisel volledig aangekoekt en was het doek bijna ondoorlatend. Het strooisel werd op die plaatsen dus nauwelijks gedroogd. In de afdelingen met de volledig

vloer is met 5 kg strooisel per begonnen. Om de strooiselconditie op peil te houden is gemiddeld circa 10 bijgestrooid. In de afdelingen met de GVSV is gestart met ge- middeld 3 (2.5 op het verhoogde deel en 5 in het lage deel). Hier moest ca. 3.5 worden bijgestrooid. Met de GVSV kon dus ca. 50 % op strooisel worden bespaard. Het strooisel was in de afdelingen met de GVSV gemiddeld ca. 10% droger dan bij de volledig strooiselvloer. Er was weinig verschil in droge stof percentages tussen de afdelingen waar wel is gefreesd en de afdelingen waar niet is gefreesd.

De ammoniakemissie is met 50 % gereduceerd bij de GVSV waarbij met is gefreesd. Ondanks de minder goede werking van de verhoogde strooiselvloer is toch een aanzienlij- ke ammoniakreductie behaald. Frezen bij dit systeem leidde tot een ammoniakreductie van 40 Niet frezen bij de volledig strooiselvloer leidde tot een ammoniakreductie van 20 Bij het vermelden van de reducties dient opgemerkt te worden dat al op 14 weken is gestopt met frezen omdat de kalkoenen hinder ondervonden van TRT. In de praktijk wordt vaak langer doorgegaan met frezen. Bij het voortzetten van het frezen tot bijv. 18 weken zouden de reducties hoger zijn geweest.

resultaten (zie 1)

De kalkoenen zijn op 140 dagen afgeleverd. De gewichten waren boven de norm. De kalkoenen behaalden in de afdelingen met de GVSV een hoger eindgewicht (gemiddeld 537 gram) dan de kalkoenen in de afdelingen met volledig strooisel. Bij de GVSV waarbij niet is gefreesd waren de kalkoenen 361 gram zwaarder dan wanneer wel is gefreesd in het strooisel. De kalkoenen in de afdeling met de verhoogde vloer waarbij niet is gefreesd waren het zwaarst en de kalkoenen in de afdeling met volledig strooisel waarbij wel is gefreesd in het strooisel waren het lichtst. Het gewichtsverschil tussen deze twee behande- lingen was 736 gram. De voerconversie lijkt slechter op de GVSV. Na correctie voor ver- schil in eindgewicht is de voerconversie op beide systemen ongeveer gelijk.

Tabel 1: Technische resultaten van vleeskalkoenen bij twee huisvestingssystemen en twee strooiselbehandelingen.

* gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer 1) gecorrigeerd voor verschil in uitval

2) gecorrigeerd voor verschil in uitval en in eindgewicht (correctie 0.01 per 100 g en 17611 g)

Uitwendige kwaliteit

Er zijn geen verschillen gevonden in percentages borstblaren, borstpukkels, bloeduitstortingen en dijkrassen tussen de verschillende behandelingen. De voetzolen waren beduidend beter bij de kalkoenen van de GVSV. Dit is steeds waargenomen en kan een belangrijk gunstige invloed heb- ben op de voeropname van de kalkoenen en daardoor ook op de groei.

In de volgende ronde wordt deze proef herhaald. Er wordt echter een nieuw type doek (doek 66303) getest. Dit doek is met fijne garens en lijkt dus niet op de kokosmatten. Er is gekozen voor een garen dat veel sterker is dan de garens in de doeken die we al eerder hebben getest. Verder wordt getracht langer door te frezen, omdat dit de praktijk beter benaderd.

Voorlopige conclusies

Het juiste doek voor GVSV is nog niet gevonden. Het strooisel bleef droger bij GVSV.

Bij GVSV en niet frezen was 50% ammoniakreductie mogelijk. Bij GVSV en frezen was 40% ammoniakreductie mogelijk.

Bij volledig strooisel en niet frezen was 20% ammoniakreductie mogelijk.

Bij GVSV werden betere technische resultaten behaald dan bij volledig strooisel. De voetzolen van de kalkoenen waren schoner en beter bij GVSV.

De uitwendige kwaliteit van de vleeskalkoenen werd niet beïnvloed door het tingssystemen en de strooiselbehandeling

ERVARINGEN MET GEDEELTELIJK VERHOOGDE DE

F. M. Janssen, kalkoenhouder te Stramproy

voorzitter van de werkgroep gedeeltelijk verhoogde strooiselvoer

Inleiding

De Nederlandse veehouderij ziet zich genoodzaakt om de ammoniakuitstoot op

rijbedrijven de komende jaren aanzienlijk te beperken. Hoewel de discussie over de scha- delijkheid van ammoniak in de natuur nog steeds met is afgelopen, is de realiteit dat het beleid van de overheid vergaande verplichtingen t.a.v. de reductie van de

missie zal gaan opleggen aan het houden van vee en dus ook van kalkoenen. Binnen de Integratie Plukon-Zuid bestaat dit besef al een aantal jaren en het heeft geleid tot een aantal eigen initiatieven op het gebied van ammoniakreductie, alsmede het hebben van een open oog voor ontwikkelingen welke zich buiten de eigen kring afspelen. Het doel is om op zo kort mogelijke termijn te komen tot praktisch toepasbare systemen die voor een Groen-Label erkenning in aanmerking kunnen komen, zodat kalkoenbedrijven in staat zullen zijn om zich verder te ontwikkelen en met hoeven vast te lopen op milieuregels van de overheid.

Er werden in dit kader proeven gedaan met toevoegingen aan het voer, met

mes en ook werd er de z.g. gedeeltelijk verhoogde roostervloer beproefd welke op tijkschaal goede technische resultaten behaalde, maar bij uittesten op het Spelderholt werden die goede resultaten niet meer bereikt. Het idee achter dit systeem was de weten- schap dat ammoniakreductie bereikt moest worden door het voorkomen van de omzetting van urinezuur in ammoniak. Dit kan door de mest zo snel mogelijk op een hoog

te te brengen. Daartoe moet men wel greep zien te krijgen op die mest. Op een legbatterij kan dat gemakkelijk, in een strooiselstal is dit veel moeilijker. Uitgangspunt was dat kalkoenen wegens hun hoge gewicht en kwetsbaar beenwerk, niet op roosters gehouden kunnen worden, maar alleen op goed droog en rul strooisel. Het gedeeltelijk rooster zorgde er voor dat de dieren normaal op strooisel konden verblijven, maar om te eten en te drinken op het rooster moesten. Praktijkwaarnemingen leerden dat kalkoenen een groot deel van hun mest produceren tijdens het eten en drinken. Tijdens de roosterproef bleek dat ruwweg 75 % van de mest onder het rooster terecht kwam plus al het morswater. Een tweetal jaren geleden zag kalkoenmester van Beek uit Nijkerk zich door derwetproblemen genoodzaakt een ammoniakreducerend systeem te installeren. Hij keek rond en zag o.a. de gedeeltelijk roostervloer en ook de zwevende strooiselvloer zoals die op het Spelderholt werd beproefd. Hij kwam op het idee om een gedeeltelijk verhoogde strooiselvloer te installeren. Deze vloer combineerde de voordelen van de gedeeltelijk roostervloer en de zwevende strooiselvloer (minder ammoniak) en miste de belangrijkste nadelen, m.n. hoge investeringskosten. Goede technische resultaten werden met dit sys- teem bereikt en die goede resultaten werden op het Spelderholt bevestigd. Hier werd bovendien een ammoniakreduktie gemeten van % t.o.v. een bijstrooisysteem, hetgeen op zichzelf al een ammoniakreducerend systeem is. Daarmee lijken duidelijk Groen-Label kansen aanwezig.

Mensen binnen de integratie Plukon-Zuid, welke zich met het onderwerp

tie bezighielden, zagen brood in het systeem en wilden het oppakken om het verder te maken. Daarnaast achtte men het noodzakelijk om tot Groen-Label erkenning te

Om het systeem te kunnen promoten moest gezorgd worden voor meer praktijkgegevens om zo een meer betrouwbare analyse te kunnen maken.

Daartoe werd besloten tot een z.g. demonstratieproef gedurende drie mestronden op een 3 tal bedrijven, verspreid over Nederland, t.w. Limburg bij Dhr. J.Beelen te Neder- weert, in Noord-Brabant bij de Mts. Derix in Asten en in Drenthe bij Dhr. W te

Het systeem bestaat uit een rooster van metalen buizen, wat zich op 20 cm boven de betonvloer bevindt. De bestaan uit een van metalen plaat welke tevens een opstaande rand vormt van ca 10 cm. Op het rooster is een luchtdoorlatend kunststof doek gespannen. Hierop wordt een laagje strooisel aangebracht (3 5 cm.). Via openingen in de zijkant en opstaande kokers wordt continue stallucht onder de verhoogde strooiselvloer geblazen, welke alleen via het doek en het daarop liggende strooisel kan ontwijken. De ventilatoren worden handmatig geregeld met een 6 standen regelaar.

Onder het rooster bevinden zich de nodige ondersteuningspootjes. Het geheel bestaat uit losse elementen welke zonder hak- of breekwerk op de bestaande betonvloer van vrijwel elk hok kunnen worden geplaatst.

Afhankelijk van de hokbreedte kan worden volstaan met een of twee banen door het hok, waarboven zich dan de voer- en drinkwaterinstallatie dient te bevinden. Het systeem kan zich bevinden aan een of twee zijkanten van het hok, of in het midden. De

ten zijn stabiel en kunnen los naast elkaar worden geplaatst. Tijdens de schoonmaak kun- nen deze met b.v. een worden opgepakt en binnen of buiten worden opgestapeld. Ook is het mogelijk om de elementen scharnierend aan de zijwand te bevestigen,

oplierbaar aan het plafond. De laatste optie lijkt echter de minst realistische.

De in het demonstratieproject meedraaiende bedrijven zijn bedrijven die naast het hok, beschikken over een z.g. controlehok.

Bedrijf A beschikt over een van 12 m breedte. Hierin is een verhoogde selvloer aangebracht van 5 m breedte. Deze opstelling is scharnierend aan de zijwand bevestigd.

Bedrijf B beschikt over een van 8 m breedte. Hierin ligt en opstelling van 3 m breedte met losse elementen tegen de zijwand.

Bedrijf C heeft een van 14 m breedte. Hierin bevond zich een opstelling van 6 m breedte. Deze is in de 2e ronde teruggebracht naar 4% m.

De tot nu toe opgedane ervaringen doen de werkgroep neigen naar een “ideale” breedte van 3 m. Meer lijkt eerder nadelig dan voordelig. Van belang is dat er voldoende ruimte is voor de voer en drinkgelegenheid op het verhoogde gedeelte. Bij 3 m is dit het geval. Eerste ervaringen

Aangezien er ingespeeld moest worden op de normale mestcyclus, werd eerst op de be- drijven A en B gestart. Bedrijf C starte 3 maanden later. Dit gebeurde middels een z.g. 0-ronde om kinderziektes op te vangen en met het systeem te leren omgaan.

De werkgroep heeft op dit moment een zekere voorkeur voor een opstelling van 3 meter breedte. In de onderstaande berekening wordt hiervan uitgegaan. De berekening is geba-