• No results found

2.4 Eritreeërs

2.4.4 Eritreeërs in Nederland

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 2019) wonen in Nederland zo’n 18.000 Eritreeërs, maar volgens Vluchtelingenwerk Nederland ligt het werkelijke aantal

30

waarschijnlijk hoger, omdat het land pas sinds 1993 onafhankelijk is geworden en Eritreeërs die voor die tijd naar Nederland zijn geëmigreerd daardoor geregistreerd staan als Ethiopiër. De actueelste cijfers geven aan dat Eritreeërs nu de derde grootste stroom vluchtelingen naar Nederland vormen met zo’n 2.570 personen (Sociaal-Economische Raad [SER], 2019).

Veel van de in Nederland wonende Eritreeërs zijn al op jonge leeftijd gevlucht (Pharos, 2019), waardoor ze een deel van hun onderwijsperiode gemist zouden kunnen hebben. De afstand tussen Eritrea en Nederland is groot en dat kan een onderwijsonderbreking van meerdere jaren tot gevolgen heb. Op de potentiële gevolgen daarvan wordt in2.4.3.4. dieper ingegaan.

2.4.4.1. Eritrese immigratiegolven naar Nederland

Hoewel de huidige stroom vluchtelingen omvangrijk is, is het niet de grootste groep Eritrese vluchtelingen die naar Nederland is gekomen. Het Pharos (2019) schrijft dat ze in de jaren tachtig in nog grotere getale naar Nederland kwamen. Het Pharos (2019) meldt dat er in totaal op vier momenten grote stromen Eritreeërs naar Nederland zijn gekomen en dat daar meestal politieke veranderingen aan ten grondslag lagen.

Het Pharos (2019) heeft per vluchtelingenstroom genoteerd wat de belangrijkste kenmerken zijn. De eerste grote groep Eritreeërs die naar Nederland kwam, vluchtte in de jaren tachtig hierheen. Ze hebben vaak een goede opleiding gehad en hebben hun draai in de Nederlandse samenleving gevonden (Pharos, 2019). Aan het begin van de jaren negentig, vlak voor de onafhankelijkheid, kwam een tweede stroom Eritreeërs naar Nederland op gang en die groep was duidelijk lager geschoold dan de eerste en met name veel vrouwen waren analfabeet (Pharos, 2019). Het Pharos (2019) noemt als ander opvallend kenmerk van deze groep dat het vaak één-oudergezinnen betrof.

Over de derde Eritrese vluchtelingenstroom naar Nederland vermeldt het Pharos (2019) slechts dat die aan het eind van de jaren negentig op gang kwam door een oorlog in het grensgebied met Ethiopië. Tot slot vermeldt het Pharos (2019) dat de laatste en huidige golf Eritrese vluchtelingen in 2014 op gang is gekomen en het voornamelijk Eritreeërs uit het grensgebied met Ethiopië betreft. Andebrhan (2017) vermoedt dat dit ten eerste komt doordat deze mensen het grensgebied beter kennen en dus ook beter weten waar ze een vluchtpoging kunnen wagen en ze bovendien niet langs de binnenlandse controleposten hoeven te gaan.

Aan de etniciteit van Eritreeërs in Nederland valt op dat ruim 90% van de Eritrese vluchtelingen in Nederland tot de Tigrinya behoort, hoewel die slechts zo’n 55-57% van de Eritrese bevolking uitmaken. Ze hangen meestal de Koptische Kerk aan, ook wel bekend als

31

de Eritrees-Orthodoxe Kerk of de Tewahedo-kerk (Pharos, 2019). Het geloof is volgens Andebrhan (2017) de tweede reden dat de Tigrinya onder Eritreeërs in Nederland

oververtegenwoordigd zijn, want de andere bevolkingsgroepen in Eritrea zijn vaak islamitisch en zouden volgens Andebrhan vaker naar de overwegend islamitische landen in de regio vluchten dan naar Europa.

2.4.4.2 Sociale en financiële problemen van Eritreeërs in Nederland

Bij de Eritreeërs die naar Nederland zijn gevlucht en hier hun leven willen opbouwen, gebeurt dat vaak niet zonder slag of stoot. In de media wordt daarvan met enige regelmaat melding gemaakt. Zo handelen Eritreeërs in Nederland vaak op dezelfde manier zoals ze in Eritrea zouden doen, maar dat kan hier juist voor problemen zorgen.

Kamerman (2017) noemt als voorbeeld Eritreeërs die hun geld veilig in de la bewaren, maar daardoor kan de gasleverancier het geld niet van de rekening halen. Kamerman en Kuiper (2018) noemen in een artikel in het NRC nog meer problemen waar Eritreeërs in Nederland tegen aanlopen en doet dat aan de hand van een gesprek met Teklemariam, een Eritrese vrouw van een eerdere generatie, die jonge Eritreeërs begeleidt bij het leven in Nederland. In opdracht van het Nidos geeft ze op meerdere plaatsen in Nederland opvoedcursussen aan Eritrese vrouwen. (Kamerman en Kuiper, 2018). Kamer en Kuiper (2018) schrijven dat de vrouw veel Eritreeërs in Nederland zich in hun eigen kring ziet terugtrekken. Daarnaast ziet ze dat Eritrese jongeren in Nederland veel problemen

(bijvoorbeeld een drankprobleem) hebben, ze erg angstig of gefrustreerd (omdat ze zich niet gehoord voelen door de hulpverleners) zijn of met huiselijk geweld te maken hebben (Kamer en Kuiper, 2018). Bovendien zijn er gevallen bekend waarin niet kon worden ingegrepen in verband met de privacywetgeving. Kamerman en Kuiper (2018) noemen het voorbeeld van een Eritrese man die die zijn uitkering aan het vergokken was in een casino, maar de medewerkers mochten hier niets over zeggen.

In het verlengde van de verschillende problemen die Eritreeërs in Nederland

ondervinden, meent Kamerman (2017) dat goede begeleiding voor Eritreeërs erg belangrijk is. Volgens haar kan een tekort aan goede begeleiding er voor zorgen dat Eritreeërs van de samenleving afgezonderd raken. Volgens Kamerman (2017) is de potentiële afzondering van Eritreeërs van de samenleving niet alleen ongewenst voor de Eritreeërs zelf, maar ook voor Nederland. Ze beargumenteert dat Nederland dan veel arbeidskrachten misloopt, omdat het om een grote groep gaat, onder de dertig jaar, man, alleenstaand. Gelukkig zijn er wel begeleiders, zoals de reeds genoemde Bet-El Teklemariam, maar Kamerman (2017)

32

benadrukt dat die heel goed moeten weten hoe ze Eritreeërs moeten begeleiden omdat het zo anders is dan bijvoorbeeld de hulp aan Syriërs. Kamerman (2017) schrijft dat de hulp van de eerdere golf Eritrese asielzoekers die tussen 1980 en 1998 in Nederland arriveerden goed blijkt te werken, omdat ze de gebruiken, gewoonte en gevoelige kwesties goed kennen én ze spreken Tigrinya. Dat laatste is erg belangrijk, want de meeste Eritreeërs spreken geen Engels (Kamerman, 2017). Daarbij plaatst Kamerman de kanttekening dat je wel moet oppassen als je een Eritreeër die hier al langer is, een net gearriveerde laat helpen, omdat ze vaak heel anders naar Eritrea en het regime kijken.

2.4.4.3 Inburgeringsproces Eritreeërs in Nederland

Ook bij het inburgeringsexamen ondervinden Eritreeërs veel problemen. Er wordt bijvoorbeeld door Rosman (2018) in het Algemeen Dagblad gemeld dat Eritreeërs vaker zakken voor het inburgeringsexamen dan migranten uit andere landen die in Nederland willen inburgeren. Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS, 2019b) heeft geïnventariseerd welk percentage van de in 2014 in Nederland aangekomen inburgeraars inmiddels voor het inburgeringsexamen geslaagd. Het bureau geeft aan dat 58% van de hele groep op 1 oktober 2018 was geslaagd. Voor de Eritreeërs lag dat percentage op 50%, maar dat betekent niet per definitie dat de andere helft voor het examen was gezakt, want soms was hun inburgeringstermijn, overigens vanwege uiteenlopende redenen, verlengd (CBS, 2019b). Hoewel Eritreeërs relatief zwak presteerden, zijn er andere groepen die op het meetmoment vergelijkbaar zwak of nog zwakker presteerden (CBS, 2019b.) In een online artikel van de Nederlandse Omroepstichting (NOS, 2019) worden als mogelijke oorzaken van het relatief lage slaginspercentage onder Eritreeërs genoemd dat ze vaker laagopgeleid zijn dan

bijvoorbeeld Syriërs. Een tweede reden die in het artikel wordt genoemd is dat het Tigrinya, zo ver van het Nederlands afstaat. Of laatstgenoemde reden het verschil tussen Eritreeërs en Syriërs wat betreft het slagingspercentage kan verklaren, moet in twijfel worden getrokken. Het Tigrinya en Arabisch zijn namelijk beide Semitische talen (Dryer, Mathhew &

Haspelmath, 2013) en staan daarmee vergelijkbaar ver af van het Nederlands. Dat neemt echter niet weg dat de taal ver van het Germaanse Nederlands af staat (Dryer et al., 2013), hetgeen moeilijkheden kan veroorzaken (Beenstock, Chiswick & Repetto, 2001).

Een andere potentiële hindernis is dat men in Nederland voorstander is van zelfstudie en thuisonderwijs, maar er in Eritrea hoofdzakelijk klassikaal wordt lesgegeven (NOS, 2019). Daarnaast vormt het wantrouwen dat Eritreeërs soms naar de overheid hebben een groot

33

obstakel (NOS, 2019). Veel Eritreeërs willen bijvoorbeeld geen LinkedIn-pagina aanmaken, omdat ze absoluut niet met hun eigen naam op het internet durven te staan (NOS, 2019).

Smit (2019) heeft het inburgeringsproces van een kleine groep Eritrese en Syrische statushouders in Nederland met elkaar vergeleken aan de hand van interviews. In haar scriptie vielen met name de verschillen tussen beide groepen wat betreft (twee)taligheid, de

hoeveelheid activiteiten buiten het werk en de mate van educatie op. De Syriërs spraken naast Arabisch vaak een tweede taal en meestal beheersten ze die redelijk tot goed, terwijl de Eritreeërs naast het Tigrinya weliswaar vaak Engels spraken, maar dat bleek in de praktijk zeer gebrekkig. Daarnaast viel op dat veel Syriërs aan sport of andere activiteiten deden en Eritreeërs dat wel wilden, maar niet wisten hoe te beginnen: ze wisten bijvoorbeeld niet waar ze zich moesten aanmelden of welke sport ze moesten kiezen (Smit, 2019).

2.4.4.4 De gevolgen van een lange onderwijsonderbreking

Het is denkbaar dat een lange onderwijsonderbreking grote gevolgen heeft op iemands onderwijsprestaties en op kleinere schaal is dat al onderzocht. Donohue en Miller (2008) schrijven daarover in een online krantenartikel voor onderwijs in New England. Daarnaast hebben Alexander, Entwisle en Olson (2001) een onderzoek uitgevoerd naar het leerproces van leerlingen tijdens de zomervakantie en verschillende sociaal economische groepen met elkaar vergeleken. Uit het onderzoek van Alexander et al. (2001) kwam naar voren dat de grootste vooruitgang juist in de zomerperiodes werd geboekt, maar die was veel groter bij leerlingen met een betere sociaal-economische uitgangspositie. Donohue en Miller (2008) vermoeden dat dit verschil onder andere wordt veroorzaakt door de toegang tot zomerkampen voor leerlingen uit sociaal-economisch betere milieus. Een pauze van enkele weken onderwijs kan dus al een nadelig effect hebben op iemands onderwijsprestaties. Hierdoor wordt het vermoeden gewekt dat ook de onderwijsprestaties van Eritreërs zijn ingeperkt, want vaak hebben ze een vluchtroute van meerdere jaren achter de rug en is het de vraag of ze tijdens die tocht toegang tot enige vorm van onderwijs hebben gehad.

In eerste instantie maakten Eritrese vluchtelingen nog niet zo’n lange tocht als nu en vluchtten ze naar Isräel, maar nadat er een hek aan de Egyptisch-Israëlisch grens is geplaatst en in de Sinaï-woestijn martelingen hebben plaatsgevonden, zien veel Eritreeërs van die vluchtroute af (Nidos, 2018b). Dat was al een lange reis van ongeveer 1800 kilometer, maar nu volgen vluchtende Eritreeërs een andere tak van de Oost-Afrikaanse route, die naar Italië (zie Figuur 3), die nog langer is en waardoor ze een nog langere onderwijsonderbreking hebben.

34

Figuur 3. vrtNWS. (z.d.). Afrikaanse migratieroutes naar Europa [Illustratie].

https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/01/23/migratieroutes-naar-europa--mogelijkheden---obstakels-en-gevaren/