• No results found

De van oudsher katholieke stad heeft ten tijde van de Opstand een belangrijke verandering ondergaan. In de late jaren ’90 van de zestiende eeuw waren bijna alle katholieke gebouwen in de stad in handen van het stadsbestuur gekomen en was het aangezicht van de stad daardoor ook gereorganiseerd. De herbestemming de voorheen katholieke gebouwen maakte dat de burgers van Haarlem in een bijna nieuwe stad kwamen wonen. Toch is tijdens de jaren van religievrede en Satisfactie gebleken dat een groot deel van de Haarlemse burgers vast bleef houden aan de katholieke religie. Het verdrag met Oranje was een noodzaak omdat Haarlem niet in staat was de stad weer op te bouwen zolang zij koningsgezind bleven. De uiteindelijke religieverandering werd ook niet, zoals is laten zien, door alle Haarlemmers aangenomen.

De katholieke gemeenschap heeft in Haarlem al de jaren nog steeds een belangrijke rol gespeeld. In vergelijking met andere steden in Holland heeft het katholicisme lang de boventoon gevoerd in Haarlem doordat zij tot 1577 katholiek en koningsgezind waren gebleven. Toen zij overgingen naar Oranje werd hen dan wel een religievrede opgelegd, maar dat betekende ook dat het katholicisme tot 1581 nog steeds vrijuit beoefend mocht worden. De algehele stemming in de stad bleef ook in deze tijd katholiek en anti-Staats, waardoor de Staten van Holland in 1578 niet zonder extra militaire bescherming in Haarlem durfden te komen. Ook deden er volgens Spaans in 1580 nog 74 priesters in alle vrijheid hun diensten in de stad.182 Daarnaast Geert Janssen stelt ook dat de meeste gevluchte katholieke in 1573

reeds terug waren gekomen en leefden in een katholieke enclave. Bij ingang van de religievrede veranderde er weinig aan de structuur van de uitoefening van het katholicisme in Haarlem en daardoor bleven ook grotendeels de lokale sociale verhoudingen bleven bestaan. Janssen schetst hoe belangrijk die onderlinge sociale contacten waren voor het doorbestaan van een levendige katholieke gemeente.183

Toen de stad, opnieuw gedwongen door geldelijke tekorten, zich in 1581 volledig aansloot bij Oranje en de rebellen werd de religievrede doorbroken. Een rebellerende stad erkende immers de gereformeerde religie als staatsgodsdienst. Dit betekende niet dat elke burger in Haarlem zo maar gereformeerd werd. Hoewel de gereformeerde kerk de enige was die over openbare gebouwen mocht beschikken en openlijk haar eredienst mocht houden, verdween de katholieke religie niet.184 Volgens Benjamin Kaplan waren in heel de Nederlanden

182 Spaans, Haarlem na de Reformatie, 59. 183 Janssen, Catholic Exile, 173-175. 184 Spaans, Haarlem na de Reformatie, 228.

de burgers die lid waren van geen enkele kerk zeker tot in de jaren 1620 in de meerderheid. Dat betekende overigens niet dat zij niet gelovig waren, maar zij hadden vaak hun eigen redenen waarom zij zich niet aansloten bij een kerk.185 In Haarlem was zo’n 20 procent van de

bevolking in 1620 aangesloten bij de gereformeerde kerk.186 De katholieke Haarlemmers

richtten zich op alternatieve manieren op hun eredienst te houden en zo ontstonden de schuilkerken. In 1620 bevonden zich elf schuilkerken binnen de stadsmuren van Haarlem, waarvan er zeven katholiek. Deze schuilkerken waren op zichzelf staande instituten, met een eigen geestelijkheid en diensten op vaste tijden. Hoewel de kerken in theorie geheim behoorden te zijn, waren veel burgers in de stad op de hoogte van hun bestaan. Zelfs het stadsbestuur had regelmatig zijn hand in het aanstellen van een pastor.187 Zo bleef de stad

Haarlem in haar hart gekenmerkt worden door het katholicisme. En evenals het de bisschopsstad Utrecht, Haarlem ‘could nog shake it’s medieval past’.188

Gabrielle Dorren heeft in 1998 het Haarlemse buurtleven onderzocht in Het Soet Vergaren. Aan de hand van onderzoek van primair bronnenmateriaal zoals belastingkohieren reconstrueerde zij onder andere de sociale stratificatie van zeventiende-eeuws Haarlem.189

Haar onderzoek laat zien dat het leven van de Haarlemmers in de late zestiende en gehele zeventiende eeuw deels sterk bepaald werd door de buurt waarin zij woonden. Er bestonden verschillende buurtgenootschappen die de naam droegen van een kenmerkend gebouw of straat in hun buurt.190 Uit het bestaan van de vele schuilkerken blijkt een solidariteit naar elkaar

en naar het katholicisme in Haarlem. Het misschien wel meest typerende voorbeeld daarvan is het bestaan de Haarlemse kloppengemeenschap, door Geert Janssen omschreven als een ‘underground community’.191

In De Levens der Maechden laat Spaans aan de hand van het leven van de Haarlemse kloppengemeenschap zien hoe het katholicisme vorm kreeg in een staat waar elke vorm van katholieke religieuze organisatie bij plakkaat verboden was. Het katholicisme was verankerd in de Haarlemse maatschappij en de kloppengemeenschap groeide vanaf 1582 gestaag.192

185 Benjamin J. Kaplan, Divided by faith. Religious conflict and the practice of toleration in early

modern Europe (Londen 2007) 174-175.

186 Van Bueren, Tot lof van Haarlem, 196. 187 Kaplan, Divided by Faith, 242.

188 Benjamin J. Kaplan, Calvinists and Libertines: The reformation in Utrecht 1578-1618 (Harvard

1989).

189 Gabrielle Dorren, Het Soet Vergaren. Haarlems buurtleven in de zeventiende eeuw (Haarlem

1998).

190 Dorren, Het Soet Vergaren, 14, 18-19 en 23-24.

191 Spaans, Haarlem na de Reformatie, 79 en 95; Janssen, Catholic Exile, 174-175.

192 Joke Spaans, De Levens der Maechden. Het verhaal van een religieuze vrouwengemeenschap in

De kloppengemeenschap kon mede blijven bestaan door ‘de voorspraak van de verwanten van de leerlingen. Daaronder waren kinderen van deftige burgers, katholieken zowel als protestanten’.193 De klop, Tryn Jans Oly, heeft halverwege de zeventiende eeuw de levens van

veel van de maagden uit de klopjesgemeenschap op schrift gesteld. Uit haar eigen levensverhaal blijken de bestaande katholieke netwerken in een gereformeerd Haarlem. Aangespoord door haar moeder bezocht zij de kloppengemeenschap samen met vijf andere meisjes. Spaans stelt dat de gemeenschap ‘groeide op de vruchtbare bodem van een fijnvertakt netwerk van verwantschappen, vriendschappen, nabuurschappen en afhankelijkheidsrelaties’.194

Onderdeel van het kloppenleven was een belangrijke missie die hen dreef: om het katholieke geloof in de Republiek te behouden.195 Daarmee sloten zij zich aan bij de katholieke

gemeenschap die zich door heel Europa strekte. Janssen laat zien hoe katholieke ballingen hun religieuze leven onderhielden in kleine gemeenten. Zij verzamelden bijvoorbeeld relieken van martelaren en droegen zorg voor heilige objecten en beelden die al het geweld van de jaren daarvoor overleefd hadden.196 Ook de kloppen zochten in Haarlem gedurende de late

zestiende en vroege zeventiende eeuw naar verborgen katholieke beelden. Zij liet ze opknappen en verkocht de beelden of gaf ze weg, ‘waardoor er bijna geen priester in Haarlem was of hij had religieuze kunst van haar afkomstig op zijn altaar of in zijn kerk’.197

Het stadsbestuur van Haarlem bleef in dit alles tolerant naar andere confessies in Haarlem. Spaans stelt ook dat het lidmaatschap van de gereformeerde kerk niet noodzakelijk was voor het bekleden van een overheidsfunctie in Haarlem. Daardoor bleken de bestuurslichamen vaak in een zekere mate een afspiegeling van de religieuze verhoudingen onder de bevolking. Dit was ook gunstig voor de vele minderheden die een stad kende, want zij voelden zich zo minder snel uitgesloten.198 Hoewel het stadsbestuur het uiterlijk van

Haarlem zichtbaar liet veranderingen in de jaren na de Satisfactie, bleven de lokale netwerken in de stad veel overeenkomsten vertonen met de jaren voor de Satisfactie. De katholieke identiteit bleef sterk verweven met vele Haarlemmers in de zeventiende eeuw.

193 Spaans, Haarlem na de Reformatie, 79. 194 Spaans, Levens, 53.

195 Ibidem, 52.

196 Janssen, Catholic Exile, 167.

197 Van Bueren, Tot lof van Haarlem, 68. 198 Spaans, Levens, 21.

Conclusie

De geschiedenis van Haarlem is een van uitersten en tegelijk van gematigdheden. De van oudsher katholieke stad Haarlem werd in de zomer van 1572 ingenomen door de rebellenlegers van Willem van Oranje. Hoewel het katholicisme een belangrijke rol speelde in de bisschopsstad, wisten protestante en Oranjegezinde Haarlemse ballingen hun stadsgenoten te overtuigen voor de zaak van Oranje. Daarop volgende de eerste van drie zuiveringen die het stadsbestuur van Haarlem in de komende jaren zou bepalen. Katholieke, koningsgezinde magistraatsleden werden onder huisarrest geplaatst en hun plek werd ingenomen door fanatieke Oranjegezinde Haarlemmers. Een aantal weken later begon het beleg van Haarlem.

Na de eerste zuivering werd een religievrede ingesteld, waardoor de katholieke en gereformeerde gelovigen beiden vrijelijk hun godsdienst mochten beoefenen. Ook behoorden de burgers van Haarlem en bovenal de inwoners van alle kloosters hun geestelijke goederen aan te geven op het stadhuis. De annotatie van religieuze goederen speelde een belangrijke rol bij de bekostiging van de soldaten van de rebellenlegers. De inkomsten van de goederen werden gebruikt om de oorlogskosten van de rebellen te vergoeden. Zo namen de ingekwartierde rebellensoldaten in Haarlem delen van het in bewaring genomen goud en zilver ter betaling van hun soldij.

Na een beleg van zeven maande gaf de stad zich over aan het Spaanse leger. Alva voerde voor de tweede maal een zuivering door en stelde een katholieke en koningsgezinde magistraat in. Vier jaar lang bestond de Haarlemse magistraat uit streng katholieke bestuurders die de oude godsdienstige situatie in de stad herstelden. Het leven in Haarlem werd in de daaropvolgende jaren echter bepaald door economische malaise, omdat de rest van het gewest Holland – op Amsterdam na – Oranjegezind was. Haarlem leed onder handelsblokkades, de inkwartiering van soldaten van het regeringsleger en tot overmaat van ramp legde de stadsbrand van 1576 een deel van de stad in as. Gedwongen door de armoede van haar burgers sloot de magistraat een in 1577 een Satisfactieverdrag met Oranje waardoor onder andere de handelsblokkade opgeheven werd. Oranje legde de stad ook wederom religievrede op, De katholieke factie in Haarlem was groot, daarom was de strategie van Oranje gericht op het ondersteunen van de kleine groep gereformeerde burgers die Haarlem kende. Het Satisfactieverdrag met de religievrede was daar een middel voor.

De laatste grootschalige zuivering voltrok zich een aantal maanden na de overgang naar Oranje. Oranje had zijn had in de magistraatsverkiezingen en stelde een grotendeels gematigd stadsbestuur aan met een overhand aan protestanten. Tijdens het

Satisfactieverdrag was er een grote uitbarsting van geweld, de bestorming van de St. Bavo tijdens de katholieke eredienst op Sacramentsdag. Rebellensoldaten vermoordden een priester en stolen veel eigendommen van de kerk. Het stadsbestuur bestrafte de daders van de bestorming, en mede door dit daadkrachtige optreden bleef de religievrede intact tot 1581. Vanaf 1578 mocht de stad Haarlem haar eigen magistraat kiezen. Er traden opnieuw een aantal katholieken toe, maar de samenstelling bleef tot in de jaren 1600 voornamelijk gematigd.

Haarlem ging gebukt onder de economische achteruitgang als gevolg van de Opstand en kreeg in 1579 toestemming van de Staten om de leegstaande en vervallen geestelijke goederen in de stad te confisqueren en te verkopen. De Staten van Holland waren niet bij middelen om Haarlem de volledige benodigde schadevergoeding te verlenen, die de stad hard nodig had om zich te herstellen. Het geld behoorden zij te gebruiken ter ondersteuning van de armen in de stad, maar het bleek in de praktijk vooral gebruikt te worden ter aflossing van oorlogsschulden

In 1581 ging Haarlem definitief over naar Willem van Oranje en mochten zij alle geestelijke goederen confisqueren. De confiscaties van geestelijke goederen bleken voor Haarlem allereerst noodzakelijk om het herstel van de stad te kunnen bekostigen. Door verkoop van gehele conventen, kerken en huizen behorende bij kloosters verwierf het stadsbestuur geld. Bij de verkoop legde het stadsbestuur de kopers ook een losrente op, waardoor zij verzekerd werden van een jaarlijks inkomen uit de voormalig geestelijke goederen. Een groot deel van de conventen werd echter gebruikt ter uitbreiding van de woonruimte in een stad die groeiende was. De ruimte die de kloosters in de stad innamen, konden nu gebruikt worden om nieuwe woningen op te bouwen, waardoor de vele immigranten die naar Haarlem kwamen gehuisvest konden worden. De komst van immigranten was tevens van belang voor de economie van de stad en Haarlem bleek een bloeiende textielstad.

Uit stadsplattegronden van Haarlem blijkt dat verschillende bekende katholieke gebouwen plaatsgemaakt hebben voor nieuwe instellingen. De nieuwe instellingen dienden het beeld van het stadsbestuur waarin zij zich niet uitgesproken gereformeerd liet zien, maar de algemene belangen van de stad trachtte te behartigen. Het katholicisme bleef echter een onmiskenbaar onderdeel van de Haarlemse gemeenschap. Hoewel katholieke openbare samenkomsten verboden waren, ontstonden er schuilkerken waar priesters hun dienst hielden. Ook groeide de gemeenschap van Haarlemse maagden, de kloppen, gestaag aan het einde van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw.

De strategie van het stadsbestuur ten aanzien van de confiscaties van geestelijke goederen werd dus bepaald door de noodzaak vergoedingen om haar stad op te bouwen. De

jaren tussen 1572 en 1581 hadden het stadsbestuur veel geld gekost en zij moest haar stad herbouwen. Mede dankzij de confiscatie van de geestelijke goederen, de verkoopsommen die de veilingen opbrachten en bovendien de nieuwe ruimte die bebouwd konden worden, kon Haarlem langzaam haar opstandige geschiedenis ontkomen. Daardoor was de kunstenaar Willem Akersloot in 1628 in staat om zijn plattegrond van Haarlem te voorzien van het lovende bijschrift:

‘Dit’s Haerlem so sy leyt in haere vest besloten

Wiens deugden niemands mond noch penne kan begroten Gelegen in een Land de wereld door vermaerd,

En sy de meesten lof van alle steden waard.

Oud volk-ryck, schoon gebouwd, vol-timmerd, wel-gelegen, In’t midden van het land, aan liefelyke wegen,

Aen veld, aen bosch, aen duyn, aen meyren aen de see. Voorwaer een Paradys, en een vol maekte Stee!

Haar daden syn bekent voor veele honderd jaeren, Als veele steden hier noch ver te soeken waeren. Noem ik de Burgery, Raed, Wetten, Wetenchap. Wat in en om haer is, is op den hoogsten trap.’199

Bibliografie

Literatuur

Aa, A.J. van der, Biographisch Woordenboek der Nederlanden, bevattende

levensbeschrijvingen van zoodanige persoonen, die zich op eenigerlei wijze in ons vaderland hebben vermaard gemaakt. Eerste deel (Haarlem 1852).

Arnade, Peter, ‘The City in a World of Cities: Antwerp and the Civitates Orbis

Terrarum’, in: M. Boone en M. Howell (ed.) The Power of Space in Late Medieval and Early Modern Europe (Turnhout 2013), 197-215.

Ballon, Hilary and David Friedman, ‘Portraying the City in Early Modern Europe: Measurement, Representation, and Planning, in: David Woodward (ed.), The History of Cartography. Volume Three (Part 1). Cartography in the European Renaissance (Chicago 2007) 680-704.

Beeck Calkoen, J.F. van, Onderzoek naar den rechtstoestand der geestelijke en

kerkelijke goederen in Holland na de reformatie (1910).

Bent, Josephine van de, ‘Liever Turks dan Paaps’, ZemZem 3 (2011) 40-46. Blondeau, R-A., Geuzen in de Westhoek. Het epicentrum van de Beeldenstorm (Turnhout 1989).

Boogman, Jan, ‘De overgang van Gouda, Dordrecht, Leiden en Delft in de zomer van het jaar 1572, Tijdschrift voor Geschiedenis 47 (1942) 81-112.

Bueren, Truus van, Tot lof van Haarlem. Het beleid van de stad Haarlem ten aanzien

van kunstwerken uit de geconfisqueerde geestelijke instellingen (Hilversum 1993).

Damen, Mario, De staat van dienst. De gewestelijke ambtenaren van Holland en Zeeland in de Bourgondische periode (1425-1482) (Hilversum 2000).

Deen, Femke, Publiek debat en propaganda in Amsterdam tijdens de Nederlandse Opstand. Amsterdam ‘Moorddam’ (1566-1578) (Amsterdam 2015).

Fasel, W.A., ‘De Leidse glippers’, Leids Jaarboekje 48 (1956) 68-86.

Friedrichs, Christopher R., The Early Modern City 1450-1750 (New York 1995). Gramsbergen, Esther, Kwartiermakers in Amsterdam. Stedelijke instellingen als aanjagers van de ruimtelijke ontwikkeling, 1580-1800 (Nijmegen 2014).

Gelderblom, Oscar en Joost Jonker, ‘Public Finance and Economic Growth: The Case of Holland in the Seventeenth Century’, The Journal of Economic History 71.1 (2011) 1-39.

Groenveld, Sander en H. Leeuwenberg (e.a.) (eds.), De Tachtigjarige Oorlog. Opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca. 1560-1650) (Zutphen 2008).

Gruppelaar, Jaap, Coornhert Politieke geschriften. Opstand en Religievrede (Amsterdam 2009).

Houtzager, Dirk, Hollands lijf- en losrenteleningen vóór 1672 (Rotterdam 1950).

Jacobsz., Wouter, Dagboek van Broeder Wouter Jacobsz (Gualtherus Jacobi Masius) Prior van Stein. Amsterdam 1572-1578 en Montfoort 1578-1579, I.H. van Eeghen (ed.), 2 dln. (Groningen 1959-1960).

Janssen, Geert, ‘Exiles and the Politics of Reintegration in the Dutch Revolt’, History (2009) 36-52.

Janssen, Geert, The Dutch Revolt and Catholic Exile in Reformation Europe (Cambridge 2014).

‘Je laatste oortje versnoept hebben’, 25 januari 2017, website Onze Taal, https://onzetaal.nl/taaladvies/je-laatste-oortje-versnoept-hebben/ (30 juni 2018).

Jonge van Ellemeet, Bonifacius Marinus de, ‘Uit De Geschiedenis Der Haarlemsche St. Bavo-Kerk Tijdens De Reformatie En De Scheiding van Kerk en Staat’, Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis 27 (1935) 1-24.

Kaplan, Benjamin J., Calvinists and Libertines: The reformation in Utrecht 1578-1618 (Harvard 1989).

Kaplan, Benjamin J., Divided by faith. Religious conflict and the practice of toleration in early modern Europe (Londen 2007).

Meij, J.C.A. de, De watergeuzen: piraten en bevrijders (Haarlem 1980). Melker, Bas de, ‘Burgers en devotie, 1340-1520’ in: Marijke Carasso-Kok,

Geschiedenis van Amsterdam. Een stad uit het niets. Tot 1578 (Amsterdam 2004) 251-311. Nierop, Henk van, ‘De troon van Alva. Over de interpretatie van de Nederlandse Opstand’, BMGN – Low Countries Historical Review 110.2 (1995), 205-223.

Nierop, Henk van, ‘Edelman, bedelman. De verkeerde wereld van het Compromis der Edelen’, BMGN – Low Countries Historical Review 107.1 (1992), 1-27.

Nierop, Henk van, Het foute Amsterdam (Amsterdam 2000).

Nierop, Henk van, Het verraad van het Noorderkwartier. Oorlog, terreur en recht in de Nederlandse Opstand (Amsterdam 1999)

Nierop, Henk van, ‘The Nobility and the Revolt of the Netherlands. Between Church and King, and Protestantism and Privileges’, in: P. Benedict et al. (eds.), Reformation, Revolt and Civil War in France and the Netherlands 1555-1585 (Amsterdam 1999) 83-98. 


Nimwegen (e.a.), Olaf van, De tachtigjarige oorlog: van Opstand naar geregelde oorlog 1568-1648 (Amsterdam 2013) 32-33.

Noordeloos, P., ‘Fugitieve personen in Westfriesland, Edam en

Monnikendam’, Archief voor de Geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland 2 (1960), 73-92.

Pollmann, Judith, ‘Internationalisering en de Nederlandse Opstand’, BMGN – Low Countries Historical Review 124.4 (2009), 515-535.

Pollmann, Judith, Memory in early modern Europe, 1500-1800 (Oxford 2017). Sicking, Louis, Geuzen en glippers. Goed en fout tijdens het beleg van

Leiden (Leiden 2003).

Sluijter, Ronald, ‘Tot ciraet, vermeerderinge ende heerlyckmaeckinge der universiteyt’ Bestuur, instellingen, personeel en financiën van de Leidse universiteit, 1575-1812

(Hilversum 2004).

Spaans, Joke, De Levens der Maechden. Het verhaal van een religieuze vrouwengemeenschap in de eerste helft van de zeventiende eeuw (Hilversum 2012).

Spaans, Joke, Haarlem na de Reformatie. Stedelijke cultuur en kerkelijk leven, 1577- 1620 (Leiden 1989).

Tracy, James, ‘Émigré and Ecclesiastical Property as the Sheet-Anchor of Holland Finance, 1572-1584’ in: Philip Benedict et al. (eds.), Reformation, Revolt and Civil War in

France and the Netherlands (1999), 255-266.

Woltjer, Jan-Juliaan, Tussen vrijheidsstrijd en burgeroorlog. Over de Nederlandse Opstand 1555-1580 (Amersfoort 1994).

Bronnen

Ampzing, Samuel, Beschryvinge ende lof der stad Haerlem in Holland: in Rijm bearbeyd: ende met veele oude ende nieuwe stucken buyten Dicht uyt verscheyde Kronijken,

Handvesten, Brieven, Memorien ofte Geheugeniszen, ende diergelijke Schriften verklaerd ende bevestigd (Haarlem 1628) met inleiding door Gerda Kurtz (Amsterdam 1974).

Jacobsz., Wouter, Dagboek van Broeder Wouter Jacobsz (Gualtherus Jacobi Masius) Prior van Stein. Amsterdam 1572-1578 en Montfoort 1578-1579, I.H. van Eeghen (ed.), 2 dln. (Groningen 1959-1960).

Noord-Hollands Archief, Stadsbestuur van Haarlem (Stadsarchief van Haarlem) 3993, Inventarisnummer 4960-4975, Akten van vestiging van losrenten ten behoeve van de stad door kopers van huizen afkomstig uit geestelijke goederen (1581-1595).

Noord-Hollands Archief, Stadsbestuur van Haarlem (Stadsarchief van Haarlem) 3993, Inventarisnummer 4976, Proces-verbaal van veiling van het complex van het voormalig St. Michielsklooster (1582).

Verwer, Willem Janszoon (ed. J.J. Temmink), Memoriaelbouck. Dagboek van gebeurtenissen te Haarlem van 1572-1578 (Haarlem 1973).

Afbeeldingen

Alva vermoordt de onschuldige inwoners van het land, ca. 1572. Rijksmuseum Amsterdam. Objectnummer: RP-P-OB-79.012. https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/RP-P-OB-79.012

Akersloot, Willem Outgertsz., Plattegrond van Haerlem. Naar Pieter Jansz. Saenredam (1628). Rijksmuseum Amsterdam. Objectnummer: RP-P-BI-42. https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/RP-P-BI-42.

Braun, Georg en Franz Hogenberg, ‘Harlemeum’, Civitates Orbis Terrarum II (1575). Toegang via website Historic Cities http://historic-

cities.huji.ac.il/mapmakers/braun_hogenberg.html.

Braun, Georg en Franz Hogenberg, ‘Harlemeum’, Civitates Orbis Terrarum II (1572)