• No results found

Hoewel de schriftelijke bronnen deels laten zien welke conventen, kerken en huizen er verkocht werden, bieden de bronnen geen inzicht in de manier waarop het stadsbestuur gebruik heeft gemaakt van de confiscaties van geestelijke goederen of verbeurdverklaringen van ballingen en vluchtelingen in de stedelijke omgeving van Haarlem. Waar de stad in de jaren voor de Opstand voor een groot deel bestond uit conventen en kerken, kwam daar na de overgang naar Oranje in 1581 verandering in. De verandering van de aard van verschillende gebouwen is te traceren aan de hand van een vergelijking van verschillende plattegronden die in 70 jaar van Haarlem zijn gemaakt. De stadsplattegronden zullen eerst kort ingeleid worden, om vervolgens met elkaar vergeleken te worden.

Plattegronden tussen 1550-1575

De eerste stadsplattegronden van Haarlem zijn gemaakt door Jacob van Deventer en Franz Hogenberg en Georg Braun. De plattegronden van Braun en Hogenberg zijn verschenen in de Civitates Orbis Terrarum II uit 1575. Bekend is dat Braun en Hogenberg een groot deel van hun plattegronden baseerden op de eerder uitgegeven plattegronden van Jacob van Deventer.150 In 1558 kreeg Van Deventer de opdracht om de steden van de Nederlanden in

kaart te brengen voor Filips II. De 320 plattegronden die hij maakte waren gebaseerd op systematische metingen van straten, gebouwen en stadsmuren.151 In het uitgegeven dagboek

van Verwer staat ook een stadsplattegrond van Van Deventer opgenomen. Volgens Temmink komt de kaart uit 1550, maar dezelfde kaart in kleuruitvoering is in collectie van het Noord- Hollands Archief vastgesteld op het jaar 1565.152

Voor Van Deventer was het belangrijk om het stratenpatroon van de stad zo realistisch mogelijk weer te geven. Ook de kerken en kloosters zullen op een bijna exacte locatie

150Peter Arnade, ‘The City in a World of Cities: Antwerp and the Civitates Orbis Terrarum’, in: M.

Boone en M. Howell (ed.) The Power of Space in Late Medieval and Early Modern Europe (Turnhout 2013), 197-215 aldaar 197(1) en 200; Hier vermeld onder de titel die in de online database van Historic Cities en het Noord-Hollands Archief staat opgenomen. Peter Arnade geeft een andere titel: De praecipius totius universi urbibus liber secundus (1575).

151 Hilary Ballon and David Friedman, ‘Portraying the City in Early Modern Europe: Measurement,

Representation, and Planning, in: David Woodward (ed.), The History of Cartography. Volume Three (Part 1). Cartography in the European Renaissance (Chicago 2007) 680-704 aldaar 687(25); Arnade, ‘The City in a World of Cities’, 201.

152 Verwer, Memoriaelbouck, 15; Jacob van Deventer, Terreinkaart 1565.

https://www.geschiedenislokaal023.nl/bronnen/terreinkaart-beleg-1565/ Noord-Hollands Archief. Objectnummer: KNA006000046.; Jacob van Deventer, Kaart van Haarlem en omgeving (1550-1570). Inventarisnummer: NL-HImNHA_560_002423. https://hdl.handle.net/21.12102/fe536a1e-fb8e-11df- 9e4d-523bc2e286e2.

weergegeven zijn evenals de stadsmuur met eventuele vestingwerken. Van Deventer legt ook nadruk op de belangrijkste toegangswegen van Haarlem, waar in dit geval ook de waterwegen onder vallen: het Spaarne is duidelijk weergegeven. De kaarten van Van Deventer zouden zo ook een goed hulpmiddel zijn geweest voor legeraanvoerders tijdens de aanwezigheid in de Nederlanden. In dit onderzoek is de kaart van Van Deventer tevens bruikbaar door de hoogstwaarschijnlijk zeer correcte weergave van de locaties van kloosters en kerken. Een vergelijking van stadsplattegronden die aan het einde van de zestiende eeuw zijn verschenen laten zien hoe de stad werd gebruikt toen zij koningsgezind en katholiek was, maar ook hoe dat veranderde na de Satisfactie en de wetswijziging in 1581 waarbij de stad in bezit werd gesteld van alle geestelijke goederen.

Jacob van Deventer, Kaart van Haarlem en omgeving (1550-1570). Noord-Hollands Archief.

De tweede plattegrond komt uit de Civitates Orbis Terrarum, de atlas van Frans Hogenberg en Georg Braun waarin zij allerlei steden op de wereld afbeeldden. Opvallend is dat de in Keulen residerende Braun en Hogenberg de kaart gespiegeld hebben ten opzichte van de kaart van Van Deventer. Topografische correctheid was voor de Civitates niet het belangrijkste onderdeel. Het was immers onmogelijk voor Braun en Hogenberg om alle steden te bezoeken en correct weer te geven. De Civitates is volgens Peter Arnade uitgegeven als een uitgave ‘encouraging less a rigorous exploration of urbanism as a cultural form than as a casual browsing and sampling of world cities for intellectual pleasure and profit’.153 De plattegrond van

Braun en Hogenberg is omgeven door een kleine beschrijving van de afgebeelde stad, vaak is ook een deel van de omliggende omgeving te zien evenals inwoners van de stad in de bijpassende klederdracht. Lezers maken zo kennis met de stad, maar ook deels met de cultuur die bij de afgebeelde stad hoort. Na vergelijking met de plattegronden van Van Deventer en Thomas Thomasz. blijkt echter wel dat Braun en Hogenberg grotendeels een realistische weergave van de stad hebben gegeven samen met aanduidingen vann verschillende wegen en gebouwen, in tegenstelling tot Van Deventer. Daardoor biedt de plattegrond goed vergelijkingsmateriaal van de jaren 1570-1575.

153 Arnade, ‘The City in a World of Cities’, 198.

Haarlem uit Georg Braun en Franz Hogenberg, Civitates Orbis Terrarum II (1575).

Plattegrond tussen 1576-1581

In 1576 werd Haarlem getroffen door een stadsbrand waardoor een deel van de stad compleet afbrandde. De Haarlemse burger Thomas Thomasz. vervaardigde twee jaar later, in 1578, een stadsplattegrond waarop hij de geleden schade in kaart bracht. In de westhoek heeft Thomasz. de voormalige gebouwen die verbrand zijn uitgelijnd weergegeven. Verder is de kaart voornamelijk interessant door de uitgebreide legenda waarop vrijwel alle conventen en kerken die Haarlem destijds kende zijn weergegeven. Tijdens de religievrede, die ook in 1578 gold, deed een groot deel van de kloosters nog dienst. De kaart van Thomasz. laat de stad zien zoals zij in deze rumoerige tijd was.

Plattegrond na 1600

De laatste stadsplattegrond die dient ter vergelijking is de plattegrond van Willem Outgertsz. Akersloot uit 1628, naar een kaart van Pieter Jansz. Saenredam. Op de plattegrond is een ander Haarlem te zien dan op de kaart van Thomasz. De stad is levendiger weergegeven, op veel straten zijn figuren afgebeeld en er varen schepen in het water. Haarlem is een florerende zeventiende-eeuwse stad, of zoals het onderschrift vermeldt: ‘Voorwaer een Paradijs, en een volmaekte Stee!’. Herbestemming van voorheen katholieke eigendommen zijn grotendeels voltooid evenals een verdere reorganisatie van de stad. Deze plattegrond van Akersloot is eveneens verduidelijkt door een legenda waarop belangrijke gebouwen van Haarlem zijn opgetekend.

In vergelijking

Alle vier de bovengenoemde kaarten laten Haarlem zien als een stad, omringd door stadsmuren met daarbinnen verschillende elementen zoals belangrijke kerkgebouwen en een stadhuis. Ook is duidelijk dat tussen 1550 en 1628 de stad haar middeleeuwse vorm heeft behouden. Hoewel er in 1602 al gesprekken waren over de noodzaak van een Willem Outgertsz. Akersloot, Plattegrond van Haerlem. Naar Pieter Jansz. Saenredam (1628). Rijksmuseum Amsterdam.

stadsuitbreiding, kwam die uitbreiding pas na 70 jaar.154 Opvallend aan alle plattegronden is

de gelijkheid in weergave van de zogenoemde bouwblokken. De bebouwing van Haarlem is duidelijk opgedeeld in blokken en elke vervaardiger heeft een soortgelijk ‘grid’ aangehouden, waardoor een vergelijking goed te maken is. Daarnaast is op elke plattegrond de Grote Kerk van Haarlem, de St. Bavo het middelpunt. Door de jaren heen is de kerk meerdere keren van confessie gewijzigd, maar nooit vervangen of afgebroken. Hieronder zullen de conventen, kerken en hoven van Haarlem worden besproken die door het stadsbestuur van Haarlem geconfisqueerd zijn om vervolgens de herbestemming van de terreinen of gebouwen aan te kunnen tonen.

St. Annaklooster

Op de plattegrond van Thomasz. is het Annaconvent afgebeeld met een ogenschijnlijk zestal huizen en een kerkgebouw. Verder bestaat het convent uit een grote open groene ruimte. Na de confiscaties van 1581 is de kerk blijven staan en in 1628 beschreef de Haarlemse stadshistoricus Samuel Ampzing dat de kerk van St. Anna gebruikt werd voor de gereformeerde eredienst.155 Verder is het bouwblok van het St. Annaklooster bebouwd met

tientallen huizen.

Clarissenklooster en St. Michielsklooster

Verwer vermeldt dat het Clarissenklooster in zijn geheel is verkocht in 1579. In 1582 verkocht het stadsbestuur ook het St. Michielsklooster. Thomasz. laat op zijn kaart zien dat het Clarissenklooster in 1578 nog bestaat uit een tweetal kleine huizen, maar wel met een groot stuk grond. Het daaraan gelegen Michielsklooster werd in 1578 gebruikt als Nieuwe Doelen.156

154 Spaans, Haarlem na de Reformatie, 20. 155 Ampzing, Beschryvinge, 432.

156 Ibidem, 432

In 1628 is het blok van het Clarissenklooster bebouwd, met – zo lijkt het – nog wel een deel van het groen behouden tussen de huizen. De twee blokken zijn op de plattegrond van Akersloot duidelijk van elkaar gescheiden en het voormalige St. Michielsklooster doet nog steeds dienst als de Nieuwe Doelen.

Minnebroedersklooster en het St. Elizabethsgasthuis

Op 17 december 1580 beschrijft Verwer dat het St. Elizabethgasthuis intrek heeft genomen in het Minnebroedersklooster.157 Tijdens de brand van 1576 was het gasthuis, zo lijkt het op de

plattegrond van Thomasz., tot op de grond toe afgebrand. Thomasz. vermeld overigens al op zijn plattegrond uit 1578 dat het Minnebroederklooster het St. Elizabethgasthuis is geworden. Volgens Van Bueren ontvluchtten de Minnebroeders de stad na de bestorming van de Bavo in 1578 en het is dan ook aannemelijk dat de stad het klooster vrij snel confisqueerde en een andere bestemming toewees.158 Daarnaast was het gasthuis een belangrijk instituut voor de

ziekenzorg en was er hoogstwaarschijnlijk ook een noodzaak dat er een nieuwe locatie werd toegewezen. Akersloot en Ampzing bevestigen in 1628 dat het St. Elizabethgasthuis op plek van het voormalig Minnebroedersklooster staat.159

Begijnhof

Het Begijnhof staat als zijnde ‘Bagynhof’ alleen zo opgetekend door Braun en Hogenberg. Thomasz. duidt de plek in de stad als ‘den grooten hoff’. Op alle plattegronden is de kerk van het Begijnhof duidelijk te zien. Akersloot laat zien dat de kerk van het Begijnhof in 1628 dienstdoet als de Franse of Waalse kerk. In 1590 kregen de Franse gelovigen in Haarlem beschikking over het hoogkoor van de kerk op het Begijnhof. De rest van het kerkgebouw werd gebruikt voor munitieopslag en later voor het waarmerken van Haarlems textiel.160

Verschillende leeggekomen huizen op het Begijnhof werden in de jaren 1590 door de stad verkocht. De opbrengsten werden bijvoorbeeld gebruikt ter oprichting van het Oudemannenhuis. Toch bleef het Begijnhof een onmiskenbare katholieke plek in Haarlem: er werden geregeld katholieke erediensten gehouden en tot 1661 woonden in het bijgebouw van de kerk een aantal gealimenteerde begijnen.161

157 Verwer, Memoriaelbouck, 216. 158 Van Bueren, Tot lof van Haarlem, 68. 159 Ampzing, Beschryvinge, 281 en 429.

160 Ibidem, 432; Spaans, Haarlem na de Reformatie, 90. 161 Spaans, Haarlem na de Reformatie, 90-92,185 en 202

St. Magdalenaklooster als pesthuis en de Kamperkerk

Braun en Hogenberg laten op hun stadszicht uit 1572 een korte rij huizen zien met vooraanstaand een kerk, met het bijschrift ‘De Camp’. Op de plattegrond van Thomasz. is er ander beeld te zien. Bet betreft een vrij groot oppervlakte grond, met aan de voorzijde bebouwing waaronder een kerk: het St. Magdalenaklooster. Vervolgens heeft Akersloot in 1628 op dezelfde plek een vergelijkbaar uitziend gebouw opgetekend, waarvan hij zegt dat daar het Pesthuis is. Ook Ampzing bevestigd dat het vroegere St. Magdalenaklooster in 1628 gebruikt werd als Pesthuis.162

Uit deze vergelijking blijkt een fout door Braun en Hogenberg. Op hun plattegrond hebben zij twee keer een kerkgebouw ‘De Camp’ genoemd. Hoewel op beide plekken in Haarlem een kerkgebouw heeft gestaan, was er maar één de Kamperkerk. Het gebouw in het noorden van de stad was het St. Magdalenaklooster. Aan de hand van de plattegrond van Akersloot is te stellen dat de plek van de Kamperkerk in het zuiden van Haarlem was, aan het Spaarne, de tweede weergave van ‘De Camp’. Het is overigens opvallend dat Braun en Hogenberg de Kamperkerk met naam weergeven, maar Thomasz. niet. Er is duidelijk een kerkgebouw afgebeeld, maar zonder verwijzing naar de naam. Waar de Kamperkerk voor gebruikt werd is onduidelijk.

162 Ampzing, Beschryvinge, 432.

Sylkerk

Het Zijlklooster, de Zijlstraat en de Zijlkerk zijn alle jaren herkenbaar gebleven in Haarlem. Een aantal huizen behorende aan het convent zijn op laste van de stad verkocht, maar de kerk is op elke plattegrond zichtbaar. Thomasz. geeft als bijschrift dat het Zijlklooster in 1578 het ‘phaltzgravinnenhof’ was geworden. Echter, op de plattegrond van 1628 is daar geen teken meer van. Wel is het bouwblok van het Zijlkooster duidelijk meer bebouwd, voornamelijk aan de Raaks en de kant van de stadswal. De ruimte om de kerk zelf is daardoor kleiner geworden. Noch Verwer, noch Ampzing noemen eventuele ‘palszgravinnen’ die een verblijfplaats zouden hebben in het Zijlklooster binnen Haarlem.163

St. Gangloffs verbrande kerk en het convent van de Barrevoetzusters

Braun en Hogenberg laten zien dat het Gangloffklooster in Haarlem heeft gestaan, met daarnaast het klooster van de Barrevoetzusters. Tijdens de brand zijn beide conventen verwoest, zo laat ook Verwer weten.164 Ook op de plattegrond van Thomasz. is de schade te

zien. De leeggekomen blokken zijn na de brand opnieuw bebouwd met verschillende huizenblokken, de restanten van de Gangloffkerk werden verkocht en op de kaart van Akersloot is het kerkgebouw niet meer te zien. Nabij de plek van het Barrevoetzustersconvent laat hij een werkhuis zien, maar aan de hand van de plattegrond is onduidelijk of het werkhuis exact op de plek van het Barrevoetzustersconvent staat. Met zekerheid is echter wel te zeggen dat het Gangloffklooster heeft plaatsgemaakt voor de Ossemarkt.165

163 Ampzing, Beschryvinge, 432. 164 Verwer, Memoriaelbouck, 179-180. 165 Ampzing, Beschryvinge, 432.

De Camp op de foutieve plek (links), De Camp op de juiste plek (midden), beide Braun en Hogenberg 1572. Het St. Magdalenaklooster (rechts) op de kaart van Akersloot 1628

Dominicanerklooster van de Predicaren en het Prinsenhof

Een van de wellicht meest verbouwde kloosters in Haarlem is het voormalige Dominicanerklooster achter het stadhuis tot Prinsenhof. De structuur van het daadwerkelijke klooster is grotendeels hetzelfde gebleven door de jaren heen. Al vaker tijdens bezoeken in de stad verbleef Willem van Oranje in het Dominicanerklooster, en het leek dan ook een vanzelfsprekende verbouwing van het klooster naar Prinsenhof in 1590.166 Hoewel de

verbouwing pas begon in 1590, beschreef Thomasz. in 1578 al: ‘T’convent vanden predicaren, nu thof van zijn Extie van Nassau’.

Op de plattegrond van Akersloot is de verbouwing goed te zien. Nog steeds is het binnenterrein gelijk aan het middeleeuwse klooster, maar de ruimte daaromheen is bebouwd met huizen. Waarschijnlijk waren er veel meer vertrekken aan het voormalige kloostergebouw toegevoegd. Truus van Bueren beschrijft dat het Prinsenhof als stadsgebouw dienst ging doen: ‘Het Prinsenhof […] werd gebruikt voor allerlei doeleinden. De synode van het Hollandse Noordkwartier van de gereformeerde kerk vergaderde er regelmatig, evenals de heemraden en de schoolopzieners. De commissarissen voor kleine zaken gebruikten de eetzaal tweemaal per week en ook de directeur van de Westindische Compagnie hield er kantoor. De voornaamste functie was echter die van logeerverblijf voor de gasten van de stad’.167 Spaans

noemt ook nog het bestaan van de Latijnse school in ‘het Pand’. Dit waren tevens gebouwen van het Dominicanerklooster.168

166 Van Bueren, Tot lof van Haarlem, 199; Verwer, Memoriaelbouck, 214. 167 Van Bueren, Tot lof van Haarlem, 206.

168 Spaans, Haarlem na de Reformatie, 148.

Het Dominicanerklooster en later het Prinsenhof bij (1) Braun en Hogenberg 1572, (2) Thomasz. 1578 en (3) Akersloot 1628

Cellebroeders

Het Cellebroedersklooster bevond zich onder het Dominicanerklooster. Braun en Hogenberg hebben het klooster afgebeeld met naam. Op de plattegrond van Thomasz. is geen verwijzing naar het klooster te zien. Het betreffende bouwblok op zijn plattegrond vertoont echter wel veel gelijkenissen met andere bouwblokken waar kloosters zijn aangegeven. Het is immers een aan de randen bebouwd blok met veel – waarschijnlijk groene – ruimte in het midden. Daarnaast lijkt Thomasz. ook een kerk afgebeeld te hebben, met een kleine toren. Op de plattegrond uit 1628 is het uiterlijk van het bouwblok opvallend schaars bebouwd: de open ruimte in het blok is niet meer bebouwd dan in 1578. Het gedeelte van de bebouwing waar een kapel zou hebben gestaan mist de verhoging van het gebouw evenals de vermeende toren. Ampzing bevestigd wel dat het Cellebroedersklooster in de Jacobijnenstraat heeft gestaan. Daarbij stelt hij dat de restanten van het klooster in 1628 als Grote Stadsschool gebruikt werden.169

St. Ursulaklooster

Het St. Ursulaklooster is op de vroegste plattegrond van Braun en Hogenberg niet zichtbaar. Het smalle huizenblok vertoont geen uiterlijkheden van een klooster. Toch heeft het Ursulaklooster wel in Haarlem gestaan, zoals te zien is op de plattegrond van Thomasz.. In het noorden van de stad lagen veel kloosters, die stuk voor stuk kostbare ruimte innamen. Ook in het klooster van St. Ursula is te zien dat er veel vrije ruimte beschikbaar was. In 1628 is de ruimte gevuld met woningen. Opvallend is wel dat de Ursulakapel is blijven staan. Het is onduidelijk waar deze kapel in 1628 voor gebruikt werd, maar omdat Akersloot de kapel

169 Ampzing, Beschryvinge, 431.

Het Cellebroedersklooster bij (1) Braun en Hogenberg 1572, (2) Thomasz. 1578 en (3) Akersloot 1628

specifiek aanduidt is het aannemelijk dat zij gebruikt werd door een groep gedoogde gelovigen.170

Katharijnenklooster

Het Katharijnenklooster is weergegeven op de plattegrond van Braun en Hogenberg uit 1572, evenals op de plattegrond van Thomasz. Het bouwblok van het Katharijnenklooster is echter volledig bebouwd in 1628.

St. Margarethaklooster

Het Margarethaklooster in niet weergegeven op de plattegrond van Braun en Hogenberg. Op de plattegrond van Thomasz. is het convent wel afgebeeld, met daarbij het bijschrift dat het convent geruïneerd is. In 1589 en 1591 is tweemaal een erf van het Margarethaklooster verkocht en op de plattegrond van Haarlem in 1628 is de plek van het Margarethaklooster volledig bebouwd.171

Witte Herenklooster

Het Witte Herenconvent is door Braun en Hogenberg weergegeven als een klein convent met weinig open grond. Op de plattegrond van Thomasz. is echter te zijn dat een groot deel van de grond van het Witte Herenconvent onbebouwd was, op een aantal gebouwen langs de randen van het blok na. In 1581 heeft het stadsbestuur een losrente verbonden aan het poorthuis van het voormalig Witte Herenconvent en waarschijnlijk zijn in de loop van de jaren meer erven van het Witte Herenklooster verkocht aan burgers, want in 1628 blijkt het gehele bouwblok bebouwd te zijn.

St. Jansklooster

Het St. Jansklooster is in dit onderzoek al verschillend keren aan bod gekomen, daarom volstaat een korte toelichting op de plattegronden. Op de plattegronden van Braun en Hogenberg en Thomasz. staat het St. Jansklooster weergegeven als een convent met veel ruimte. Deze ruimte zou het stadsbestuur waarschijnlijk graag in handen hebben gehad om bijvoorbeeld te kunnen verkopen en ter oprichting van nieuwe woningen. In 1625 was de laatste Jansheer overleden en daarmee kwam het convent in handen van het stadsbestuur.172

In 1628 tekende Akersloot alleen de Janskerk op in zijn plattegrond. Ook Ampzing noemt

170 Ampzing, Beschryvinge, 432.

171 NHA, inventaris 3993, inventarisnummers 4971 en 4974. 172 Spaans, Haarlem na de Reformatie, 72.

alleen de kerk, waarbij hij vermeldt dat de kerk van dit klooster ‘nu tot den waren Godsdienst’ wordt gebruikt.173 De huizen en landerijen die bij het convent hoorden werden in de loop van

de zeventiende en achttiende eeuw verkocht.174

Karmelietenklooster

Het Karmelietenklooster is op alle stadsplattegronden te onderscheiden. Doordat het bouwblok schuin onder de Bavo en de markt ligt is het eenvoudig aan te wijzen. Hoewel Braun