• No results found

DEEL II: BEVINDINGEN VAN INTERVIEWS EN ENQUÊTE ONDER VERTROUWENSPERSONEN INTEGRITEIT EN

Hoofdstuk 10 Kwalificatie en samenwerking

11.2 Enquête: door de VP’s ervaren knelpunten

In de enquête is de volgende open vraag aan respondenten voorgelegd: Welke dilemma’s, knelpunten en/of problemen ervaart u in uw rol en functioneren als VPI?

En, wat kan of zou er volgens u verbeterd (moeten) worden in de organisatie om uw functioneren als VPI te optimaliseren? De antwoorden op deze vraag lopen redelijk uiteen maar sommige thema’s worden door meerdere respondenten aangehaald.

Allereerst wordt door veel respondenten genoemd dat zij soms problemen ervaren met de combinatie van de ‘gewone’ functie en de rol van VPI: ’Mijn grootste dilemma is mijn eigen loopbaan. Ik word door mijn rol als VP benadeeld in mijn reguliere loopbaan. Gevolg hiervan is dat ik niet optimaal kan functioneren als VP. Een rechtsbescherming zoals OR leden die hebben is een vereiste.’; ‘De spagaat die kan ontstaan tussen mijn consulentfunctie P&O en mijn vpi/vpo functie. Daarom gaat de organisatie op zoek naar een nieuwe functionaris VPI/VPO per 1 januari 2013.’;

‘Dilemma`s kunnen zijn een vermenging met mijn rol als docent (en dus collega) en hoofd van de afdeling (dus leiding gevende). Aangezien er meerdere vertrouwenspersonen zijn kan ik in het geval iemand binnen de organisatie te dicht bij mij staat, hen naar een andere vertrouwenspersoon verwijzen.’; ‘Ik doe het werk als onderdeel van een andere functie. Als ik het druk heb met mijn hoofdfunctie is het werk van VP soms belastend.’

Een grote groep respondenten geeft daarnaast aan niet tevreden te zijn met de taakomschrijving, inbedding of formalisering van de functie in de organisatie. ‘De functie moet geformaliseerd worden en bekender worden.’; ‘De regels en actie van de contactpersoon zijn te vaag omschreven.’; ‘Een duidelijker omschrijving van mijn taken en een waardering hiervoor. Het is nu aan mijzelf welke invulling ik er aan geef en dat is per school heel verschillend. Mijn collega en ik nemen deze taak heel serieus en besteden er in verhouding veel tijd aan, terwijl er niets tegenover staat.’; ‘Een samenhangend beleid en uitvoeringspraktijk.’; ‘Heldere informatie minder regels zullen tot meer duidelijkheid leiden en een beter integriteitsbeleid en dit zullen medewerkers waarderen in een positieve werkomgeving.’; ‘Het aanwijzen van een tweede vertrouwenspersoon en het formaliseren van het belang van integriteit door er beleid van te maken vind ik een goede ontwikkeling. Daar kunnen wij op terugvallen.

Het daarbij laten vaststellen van een functieprofiel met taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden is een goede zaak. Ik ga voorbeelden opvragen via het netwerk van integriteitcoördinatoren.’; ‘Het is nu nog te veel los zand. Gelukkig vinden er op

de plek waar ik werk weinig incidenten plaats. Maar als er zaken aan de orde komen moet nog te veel het wiel uitgevonden worden.’; ‘Moet beter weggezet worden binnen de organisatie, maar dat moet ik zelf aan pakken.’ Deze antwoorden onderstrepen de eerdere conclusie dat het van belang is om vast te leggen wat de taken van en richtlijnen voor een VPI zijn.

Een aantal respondenten heeft in hun antwoord iets te zeggen over de leiding in hun organisatie, en – heel opvallend – dat signalen die de top betreffen minder serieus worden genomen : ‘Het niet nakomen van het bevoegd gezag van vastgelegde afspraken en regelingen. Het naleven van vastgelegde afspraken door het bevoegd gezag.’; ‘Knelpunt binnen organisatie is dat door hoogste leiding de VP als hinderlijk worden ervaren.’; ‘Leidinggevenden hoeven een VP niet altijd eng te vinden. Een VP kan beginnende brandjes blussen.’; ‘Meer voorbeeldgedrag uit de top.’; ‘Misstappen van de leidinggevende, in dit geval van de Chef de post, worden gemakkelijk met de mantel der liefde bedekt. Hij functioneert immers zo goed...’.; ‘Voorkomen is beter dan genezen, dus meer met leidinggevenden in gesprek over de integriteit binnen hun organisatie...’; ‘Er is ook wel sprake van een vorm van `klassenjustitie`. Meldingen m.b.t. hogere rangen worden vaak onvoldoende opgepakt en verdwijnen onder het tapijt.’

Enkele respondenten geven aan dat ze meer scholing of training zouden willen. ‘Meer opleiding om goed voorbereid te zijn.’; ‘Meer training, uitdieping van de functie, rechten en plichten.’; ’Betere opleiding en regelmatig bijeenkomsten over praktijkervaringen.’; ‘Betere scholing ,vooral op gebied van actuele wetgeving.’;

‘Verdere scholing, maar hierin is en wordt voorzien.’

Vier respondenten geven aan dat ze problemen zien met hun eigen onafhankelijkheid en met het ‘tegenkomen’ van bekenden in het werk: ‘Onafhankelijkheid waarborgen.’; ’Tot nu toe zijn de zaken binnen redelijkheid opgelost. Als het er echt om gaat spannen voel ik mij onvoldoende onafhankelijk.’; ‘Het grootste dilemma ontstaat als er een vriend of maat komt, en heeft iets op het hart wat tegen de gedragsregels defensie stoot.’; ‘Wat moeilijk is, is als er een klacht komt over een collega, of als je goed kan opschieten met iemand waar die klacht over gaat. Mijn taken en bevoegdheden kunnen beter omschreven worden en misschien voor het personeel nog duidelijker zijn.’

Twee respondenten geven daarnaast aan dat zij een probleem zien wanneer er arbeidsconflicten bij hen gemeld worden. ‘Het blijft lastig om te adviseren over zaken die op het grensvlak liggen van een integriteitsmelding en arbeidsconflict. Het zou helpen als er een netwerk van VPI`s van vergelijkbare organisaties, in dit geval een departement, zou zijn om dit soort dilemma`s mee te bespreken.’; ’Met name arbeidsconflicten zijn een probleem. deze komen vaak voort uit reorganisatie situaties. En horen niet thuis bij VP(I).’