zelf... Maar even zo vrolijk komen ze je later vertellen, dat het ongeluk niet gebeurd
zou zijn, àls ze op de hoogte was gebracht...
De verdere bizonderheden doen er niet veel toe. Het resultaat ken je, en jij bent
gelukkig een van de weinigen, die nooit achteraf met een advies is komen aanzetten...
Kun je je voorstellen, hoe verschrikkelijk dat was?... Zodra ik haar thuis had gebracht,
begonnen de familie-palavers. De lui, die ik moest inlichten omtrent de gang van
zaken op onze huwelijksreis, kon ik wel alles naar het hoofd gooien, wat er onder
m'n handen viel. Ze spanden hun borst, maakten een dikke biceps en trokken het
bakkes van de leeuwentemmer uit circus Gleich... Als het mij te doen had gestaan!...
Als ik in jouw plaats was geweest!... Om van te spuwen!
En je moet weten, dat ik er me nu nog over verwonder, dat ik daar in Parijs niet
op het politiebureau ben terechtgekomen. Ze gilde moord en brand. Ik ben de
kamer uitgevlucht, toen ze op de ijzeren grille voor het raam klom, en het laatste
ogenblikje, voordat ik de deur dichttrok, zag ik haar springen!... Nooit zal ik vergeten,
hoe ik daar op de corridor stond, ik weet niet hoe lang, in de volste overtuiging, dat
ze te pletter lag op de boulevard... Misschien kun je je ook voorstellen, dat je na zo'n
gewaarwording grondig genezen bent van je libido sexualis?’
‘Zelfs post matrimonium’, knikt Dacka.
‘Ik hield me vast aan een radiator en zag alles draaien. Ten slotte meende ik binnen
haar stem te horen, verzamelde al m'n moed en deed heel voorzichtig de deur open...
Ja, ik ben ervan overtuigd, dat die dokter daar volkomen gelijk heeft. Wat ik toen
zag, was totale krankzinnigheid, aanschouwelijk voorgesteld. Ze zat als een bal in
elkaar gedrukt op haar knieën in een hoek, hardop te bidden, met een gezicht! Nee,
dat gezicht moet je gezien hebben, gewoonweg 'n nachtmerrie... Ik durf je eerlijk
bekennen, dat ik er bang van was. Misschien tot nog toe de enige keer in m'n leven,
dat ik ècht bang was... En dan kom je thuis en krijg je niets anders te horen dan: Als
ik in jouw plaats was geweest!... Als het mij te doen had gestaan!... Ik zou het heel
anders aangelegd hebben!... Ha-ha! Heerbroer begon er waarachtig ook al mee, tot
ik hem de mond snoerde met te vragen, hoe dikwijls hij zelf dan al zo'n gevalletje
bij de hand had gehad.’
‘Maar hoe was ze dan in haar gewone doen? Ik bedoel overdag, als er geen gevaar
was?’
‘Heel normaal! We zijn die dagen natuurlijk uit geweest en ze was nogal opgetogen
over alles wat ze te zien kreeg... Je weet wel: de gewone keukenpraatjes van 'n net
dorpsmeisje van twintig jaar dat voor 't eerst in Parijs is... Alles bijeengenomen is
het een ziel; niet? Was het maar een kwaadaardig canaille, dan stond ik er
heel wat vrijer tegenover. Nu was 't altijd: Ssst! en op je tenen loopen. Deze kant van
de zaak werd door de familie natuurlijk sluw uitgebuit... 't Is toch zó'n braaf meiske...
Jawel! En er moet zó voorzichtig mee omgesprongen worden!... En laat haar toch
vooràl niet schrikken!... Ze overdreven het zó lomp, dat ik in plaats van medelijden
te voelen, het brave meiske soms wel kon doodschieten en de hele familie erbij, op
de eerste plaats de leider, en dat was heerbroer. Er gebeurde niets zonder zijn fiat.
Eerst moest ze bij een tante gaan logeren, die non was in een soort sanatorium, en
daar zou ze gauw helemaal beter zijn... Dat was de grootste nonsens, want zodra ik
me maar niet te dicht in de buurt vertoonde, was ze even normaal als ooit tevoren.
Het werd een rekken van je welste. Intussen zou een hele serie krachtpatsers eens
met haar praten, praten, praten. Eerst praatte heerbroer, toen allerlei hogere omes.
De pastoor van 't dorp dekte zich langs alle kanten en beweerde, dat hij haar behoorlijk
op de hoogte had gebracht. Onder ons gezegd: dat liegt die meneer, daar ben ik van
overtuigd. Het meisje vertelde precies en woordelijk, wat er in de sacristie verhandeld
was, wist zich de kleinste bizonderheden te herinneren, en ze loog nooit. Maar de
pastoor kon er natuurlijk dadelijk mee uit, dat zijn verklaring niet tegenover die van
een halve gek te stellen was...
Dus: uit alle oorden des rijks werden de kampioenpraters naar Vlierendijk
opgestuurd. Ten slotte kwam er een heel beroemde, 'n soort superkampioen, zo een
met een hoge witte boord aan en een groot houten kruisbeeld op z'n buik... Hoe heten
ze ook weer?... Remonstranten? - Nee, redemptoristen! Als hij het niet voor elkaar
kreeg, hielp niets meer. Hij praatte Gonda de blaren op het gezicht, maar 't gaf geen
zier. Ze voelde, dat het slecht was, dus het wàs slecht en niemand ter wereld zou
haar ertoe kunnen brengen om haar geweten geweld aan te doen. Daar bleef het bij
In document
A. Roothaert, Doctor Vlimmen · dbnl
(pagina 150-153)