• No results found

Eigentijdse positiebepaling

2. De mens en zijn techniek

2.8. Eigentijdse positiebepaling

Je zou kunnen beweren dat mensen als Latour, Haraway, Sloterdijk en Dworkin hun tijd vooruit zijn.146 Maar eigenlijk is dat een beetje onzin. Niemand is zijn tijd vooruit. Elk mens is geworteld in zijn eigen tijd en gebonden aan de aarde. In die grondervaring schuilt voor ieder mens de levendige evidentie.

Eigenlijk kunnen we alleen in ons denken vooruit lopen. En dan lopen we eerder op onszelf vooruit dan op de tijd. In ons denken ontstijgen we de ervaring van hier en nu en komen we tijdelijk los van onze tijdbeleving en onze lichamelijkheid. De beweging die we hierbij maken is opwaarts in de hoogte, maar niet vooruit in de tijd. Kortom, dit denken vindt gewoon plaats in de eigen tijd.

Zelfs het denken van de grootste visionair is een vorm van eigentijds denken. Zijn

toekomstvoorspelling is gebaseerd op kennis, en niet op deelname. Deelname aan de toekomst is nu eenmaal uitgesloten.

Laten we deze eigentijdsheid nog wat nader positioneren. Het gaat in dit essay vooral om het hier en nu – het leven van ons en onze kinderen – de opdracht van onze docenten en studenten. Dat we daarbij toekomstgericht moeten zijn, staat buiten kijf en het zal een hele puzzel zijn om hiertoe afgewogen innovatieplannen te ontwikkelen. Maar hoe je het ook wendt of keert, over dit soort kwesties nadenken is en blijft eigentijds denken.

Op grond van het voorgaande zou je wellicht de indruk krijgen dat we anders moeten denken – dat we moeten ‘omdenken’, bijvoorbeeld dat we transhumanistisch moeten denken.

Wat er ook verstaan wordt onder ‘omdenken’, het is bovenal een retorische activiteit. Anders denken leidt wellicht tot een andere reflectieve evidentie, maar het leidt niet zomaar tot een andere ervaring. Met David Hume moeten we constateren dat de rede primair ‘een slaaf van de

hartstochten’ is. Wat voor de activiteit van het voorspellen geldt, geldt evenzeer voor omdenken: de grondervaring die tot levendige evidentie leidt, ontbreekt.

We mogen dan aan de vooravond staan van de informatierevolutie, in het versiebeheer van De Mul zijn wij nog steeds Homo sapiens 2.2. Voor het overgrote deel van de mensheid is het lichaam nog steeds een gegeven dat je slechts kan accepteren. Onverminderd zijn geslacht, fysieke kenmerken en intelligentie zaken die ons door de natuur zijn toevertrouwd. We staan nog aan het begin van wat De Mul het extrahumanistische scenario noemt. In genetische zin is nog niets principieels veranderd aan onze ‘natuur’. Voor een kleine westerse elite is enig human enhancement weggelegd.

Kortom, we hebben onverminderd de grondervaring van Homo sapiens 2.2. Dit is onze eigentijdse positie. Met ‘omdenken’ of ‘out of the box denken’ veranderen we hier niets aan.147

52 Om te voorkomen dat we spreken over mensen die hun tijd ver vooruit zijn, is het van groot belang om deze eigentijdse positie te benadrukken. Daarbij moeten we ons zelfbeeld zoveel mogelijk zuiveren van visionaire retoriek en speculatie.

Laten we beginnen bij Bruno Latour. Strikt genomen heeft hij gelijk dat we nooit modern zijn geweest. Het klopt dat we in de praktijk we geen strikt onderscheid hanteren tussen waarheid en waarde. En ja, we zijn nauw verweven met de wereld der dingen. Maar op dit moment is het veel te voorbarig om te stellen dat mens en ding ‘in onderlinge verbondenheid handelen’. Met de huidige stand van de technologie is dit gewoon misleidende retoriek. Handelen is voorbehouden aan een belichaamde, bewuste, zelf-reflecterende ik-zegger. En momenteel is dit nog steeds slechts voorbehouden aan de mens. Er is nog geen apparaat dat bij benadering uit eigen beweging besluit om eens gezellig een bakkie koffie met me te drinken.

Donna Haraway stelt op haar beurt dat we met het gebruik van werktuigen feitelijk altijd al cyborgs zijn geweest en dat er voor Homo faber nooit sprake is geweest van een ‘oorspronkelijke natuur’.

Natuurlijk zit hier een kern van waarheid in. Maar laten we alsjeblieft de proportionaliteit niet uit het oog verliezen. Het gaat om de mate waarin we onszelf als cyborgs kunnen beschouwen, de mate waarin we een ‘hybride subject’ zijn – een versmelting van mens en machine.

In de huidige praktijk is dit gewoon nog niet het geval. Dit is nog allesbehalve gemeengoed.

In het alledaagse leven heeft het dan ook geen pas om ‘het onderscheid tussen mens en machine af te schaffen’.

Enigszins provocerend stelt Haraway dat de ‘menselijke natuur’ altijd al een denkbeeld is geweest en dat we in staat zijn om zelf onze denkbeelden aan te passen. En daar heeft ze principieel gelijk in.

Maar in het eigentijdse, alledaagse leven komt het denkbeeld van de menselijke natuur nog steeds overeen met de bio-conservatieve opvatting. Transhumane opvattingen zijn bijzonder interessant, maar ze worden nog steeds uitsluitend van de hoge toren af verkondigd. Het zal nog wel even duren voordat transhumaniteit voor ons een levendige evidentie is geworden. Niemand van ons kan zich transhumanist noemen.

Kortom, wij allemaal – opvoeders, kinderen, docenten en studenten – zijn geworteld in het hier en nu. We leven op aarde, in een tijd die naar westerse maatstaven gekenmerkt wordt door

humanistische, liberale en hier en daar ook nog joods-christelijke waarden. Dat is onze eigentijdse uitgangspositie, of we willen of niet.

Op grond van de eerder genoemde discussie tussen bio-conservatieven en transhumanisten zou je gemakkelijk kunnen denken dat er momenteel al transhumane mensen bestaan. Maar voor de huidige mens is dit niet het geval. Met een losse parafrasering van Latour kunnen we gerust stellen:

‘wij zijn (nog) nooit transhumanist geweest’.

Een transhumanist is niets anders dan een bio-conservatief met transhumanistische denkbeelden.

De verleiding van denkbeelden is groot en heeft veel te maken met idealen en zelfbeeld: ‘Iedere aandrift is heerszuchtig en in die hoedanigheid tracht de mens te filosoferen. […] En met name legt zijn moraal een beslist en beslissend getuigenis af van wie hij is – dat wil zeggen, in welke rangorde de diepste aandriften van zijn natuur zijn georganiseerd, aldus Friedrich Nietzsche.148

Dit alles neemt niet weg dat we gedurende onze evolutie onze hartstochten kennelijk voldoende hebben kunnen beteugelen om het uitstel te verdragen van directe behoeftebevrediging. Met dit uitstel hebben we geleerd om na te denken, plannen te maken en idealen na te streven. Zonder terughoudendheid geen werktuigen, geen organisaties of instituten, geen politiek of rechtspraak.

Anders gezegd: zonder het temmen van onze dierlijke inborst geen cultuur.

Ook de ontwikkeling van onze eigentijdse grondervaring is een langdurig proces geweest. Dit is niet iets wat je met een middagje omdenken kunt veranderen.

53 Onze eigentijdse, westerse cultuur is nog steeds gebaseerd op humanistische, liberale en joods-christelijke uitgangspunten. Het zijn deze uitgangspunten die ook ten grondslag liggen aan het onderwijs dat we in onze cultuur zo’n belangrijke rol hebben toebedeeld. Zo veronderstellen we dat jongeren gevormd kunnen worden tot autonome, vrije, zelfbewuste, kritische, verantwoordelijke, sociaal en moreel competente subjecten. Wij veronderstellen dat ze niet louter door het lot en hun driften worden gevormd, maar dat hun eigen keuzen er wel degelijk toe doen.

Onderwijs moet ertoe bijdragen dat de opgroeiende jongeren op den duur weloverwogen keuzen leren maken op grond waarvan ze hun eigen unieke en onherleidbare levenswandel zullen hebben.

Deze uitgangspunten vormen een levendige evidentie voor ons eigentijdse onderwijs en dus ook voor een eigentijdse onderwijsinnovatie. Anders gezegd: ook met onderwijsinnovatie kunnen we niet straffeloos proberen onze tijd vooruit te zijn. Je kunt niet straffeloos de tak afzagen waarop je zit.

Het grote verschil tussen een transhumanist en een bio-conservatief – tussen de vooruitstrevende en de behoudende, en in hun voetspoor: tussen de oudere jongeren en de oudere – zit hem louter en alleen in de hoogte van de denkvlucht. Als je ouder wordt, ga je vanzelf wat lager vliegen. Het traplopen gaat ook moeizamer.

Dit betekent overigens niet dat ik idealen, vooruitstrevendheid en de hoge vlucht van het denken veroordeel. Zonder idealen kunnen we niet leven – zonder de hoge vlucht van het denken hebben menswaardigheid en moraliteit geen bestaansrecht. Het is nou juist de ambigue aard van het denken dit alles problematisch maakt. Denken is de bron van tegenstellingen en afhankelijk van de

omstandigheden gaat het hierbij om zowel waarheid als leugen – zowel waarde en zin, als waardeloosheid en zinloosheid. Ten opzichte van de realiteit heeft het denken altijd iets

gewelddadigs en leugenachtigs, zelfs met de beste bedoelingen. Daarom moet het denken altijd getoetst worden aan de praktijk, en als zodanig ontzenuwd. Waar het om gaat is de balans tussen het denken en de realiteit – tussen vooruitstrevendheid en behoudendheid.

Maar wat nu, wanneer, zoals voorspeld, het onderscheid tussen waarheid en leugen, tussen waardevol en waardeloos en tussen zinvol en zinloos gaat vervagen? Wat nu, wanneer we onze humanistische, liberale en joods-christelijke waarden gaan verliezen? En veel belangrijker nog: wat betekent het voor ons wanneer door de versnelling van innovaties geen levendige evidentie meer bestaat en we ons alleen nog maar kunnen baseren op reflectieve evidentie?

Zover is het nog niet. We zijn nog geen transhumanisten.

Tot slot. Het belang van toekomstverkenningen staat niet ter discussie, maar zodra het aankomt op besluitvorming en praktische implementatie van maatschappelijk relevante aangelegenheden dan is deze eigentijdse positionering cruciaal.

54