• No results found

De effecten van de activiteiten van creatieve ondernemers op de sociale uitsluiting

In de wijk Coehoorn worden verschillende evenementen georganiseerd door de creatieve

ondernemers in de wijk, welke open zijn voor publiek. De hoofdactiviteiten zijn voornamelijk gericht op een creatieve doelgroep. Verschillende activiteiten van de creatieve ondernemers zijn in

voorgaande paragrafen genoemd. Naast eerder genoemde voorbeelden organiseert café Stella in de avond verschillende activiteiten. Voorbeelden van activiteiten die café Stella organiseert zijn

bijvoorbeeld politieke debatten, jamsessies van het conservatorium en lezingen. Het publiek dat hierdoor wordt aangetrokken bestaat voornamelijk uit de studenten van ArtEZ en de creatieve ondernemers (Kortbeek, persoonlijke communicatie, 2017). Café Stella kent twee zogenoemde ‘weekly standards’. Dit zijn evenementen die elke week terugkeren. Dit is Stella’s Jazz session op woensdagavond en de Paradigm session op donderdagavond. Bij de ‘Stella’s jazz session’ komen studenten van het conservatorium van ArtEZ bij café Stella spelen

(http://stellabystarlight33.wixsite.com/stellabystarlight, 2017). De ‘Paradigm session’ wordt omschreven als ‘geen gewone standards spelen, maar ergens beginnen en zien waar het eindigt’ (http://stellabystarlight33.wixsite.com/stellabystarlight, 2017). Deze omschrijving laat zien dat de doelgroep dus niet het standaard publiek is. Er komt dan ook voornamelijk een creatief publiek op deze activiteiten af (Kortbeek, persoonlijke communicatie, 2017).

Een ander voorbeeld van een creatieve ondernemer met een hoofdactiviteit gericht op een creatief publiek is Kunstlab. Zij hebben als hoofdactiviteit het verbinden van kunst, wetenschap en

samenleving (Kortbeek, persoonlijke communicatie, 2017). Zij organiseren verschillende projecten en exposities, welke open zijn voor publiek. Dit betekent dat ook buurtbewoners vrij zijn om langs te komen en de projecten te bekijken of de exposities te bezoeken. Kunstlab geeft echter zelf ook aan dat hun doelgroep de creatieve sector is: ‘Maar de dingen die wij doen zijn natuurlijk wel van een

39

ook niet komen. Hetzelfde is met die jamsessies. Daar is veel jazzmuziek en improvisatiedingen, dusja als je dat niet leuk vindt, dan moet je daar niet heen komen. Maar het is in principe voor iedereen.

(Kortbeek, persoonlijke communicatie, 2017). Het publiek van Kunstlab is dan ook voornamelijk creatief en niet veel wijkbewoners komen hiernaar toe.

Echter is te zien, zoals eerder besproken in paragraaf twee, dat er niet enkel hoofdactiviteiten worden georganiseerd door de creatieve ondernemers. Zo doen zij hun best om de wijkbewoners op andere manieren in contact met elkaar te laten komen. Ook hier komen echter slechts in geringe mate wijkbewoners op af, maar toch is er wel een duidelijk verschil tussen de bezoekers van de hoofdactiviteiten en activiteiten die hiernaast worden georganiseerd door de creatieve

ondernemers.

Zoals in het voorgaande is beschreven is zowel de kwaliteit als de hoeveelheid sociale contacten slechts in geringe mate toegenomen door de activiteiten van de creatieve ondernemers. Echter rest de vraag of, gezien nauwelijks wijkbewoners afkomen op de activiteiten van de creatieve

ondernemers, er sprake is van sociale uitsluiting als gevolg van de activiteiten georganiseerd door creatieve ondernemers.

Vanuit de theorie worden hier twee mogelijke verklaringen voor gegeven. De eerste mogelijke verklaring is dat de activiteiten niet vallen in het interessegebied van de originele wijkbewoners. Een andere verklaring is dat het prijsniveau van de activiteiten te hoog is (De Jong, 2015).

Gebaseerd op de interviews en observaties lijkt het logisch dat de activiteiten die de creatieve ondernemers organiseren, zoals de jamsessies, niet aansluiten bij het interessegebied van de wijkbewoners. Zo stellen de creatieve ondernemers zelf ook dat deze voornamelijk een creatief publiek aanspreken door hun specifieke karakter. Zo stelde Kunstlab bijvoorbeeld zelf ook dat dit voor hun tentoonstellingen en exposities de doelgroep is (Kortbeek, persoonlijke communicatie, 2017). Het specifieke karakter van de evenementen lijkt dan ook de reden te zijn dan de

wijkbewoners niet naar deze activiteiten komen. Echter moet hierbij vermeld worden dat uit vorige paragraaf bleek dat de wijkbewoners ook slechts in geringe mate aanwezig zijn bij de

nevenactiviteiten van creatieve ondernemers, welke dit specifieke karakter niet bezitten. Zo zijn weinig wijkbewoners aanwezig bij het kijken van het Nederlands elftal of een BBQ. Om deze reden lijkt het interessegebied van de wijkbewoners geen verklaring te vormen voor hun afwezigheid en geringe participatie in de wijk.

Ook het prijsniveau van activiteiten zou een verklaring kunnen vormen van het wegblijven van de wijkbewoners bij activiteiten. Het prijsniveau van de activiteiten is echter erg laag. Zo wordt voor een groot gedeelte van de activiteiten, zoals de jamsessies, geen entree gevraagd. Ook het prijsniveau van de activiteiten lijkt dan ook niet te kunnen verklaren waarom weinig wijkbewoners naar

40 activiteiten van de creatieve ondernemers komen.

Gebaseerd op het voorgaande lijkt het niet zo te zijn dat activiteiten van creatieve ondernemers bijdragen aan een mate van sociale uitsluiting in de wijk.

Er bestaan verschillende alternatieve verklaringen welke, in combinatie, het wegblijven van

wijkbewoners bij de activiteiten van creatieve ondernemers kunnen verklaren. Zo werd door een van de wijkbewoners opgemerkt dat de communicatie tussen de wijkbewoners en de creatieve

ondernemers verbeterd kan worden (eigen observatie, 2017). Zij zouden vaak niet op de hoogte zijn van de verschillende activiteiten die worden georganiseerd. Dit geldt voor voornamelijk de

hoofdactiviteiten van de creatieve ondernemers.

Hiernaast werd door wijkbewoners gesteld dat het de drempel vaak hoog is, doordat de creatieve ondernemers een kliek vormden. Hierdoor is de drempel voor wijkbewoners groter om deel te nemen aan activiteiten. Dit geldt voor zowel neven- als hoofdactiviteiten.

Een laatste mogelijke verklaring is een die al vaker kan worden teruggevonden, namelijk dat de bewoners weinig interesse hebben in buiten-huis-activiteiten en om die reden weinig deelnemen aan activiteiten in de wijk. Deze laatste verklaring lijkt het meest waarschijnlijk, doordat zowel de

hoofdactiviteiten als de nevenactiviteiten van creatieve ondernemers weinig bezocht worden. Een mogelijke oplossing om het contact tussen ondernemers en bewoners te vergroten en om sociaal contact tussen wijkbewoners te stimuleren is de opening van een winkel. De opmerking dat er meerdere ‘winkels’ in de wijk zouden moeten komen is meerdere malen gehoord (Boshuizen & Oost, persoonlijke communicatie, 2017). Doordat winkels worden geopend, en hiermee dus ook meer ontmoetingsplekken ontstaan, zou er meer contact kunnen plaatsvinden tussen bewoners, waardoor het sociale netwerk van zowel creatieve ondernemers als bewoners uitgebreid zou kunnen worden.

4.5 Deelconclusie

In de theorie werden verschillende assumpties gedaan over het effect dat creatieve ondernemers, in het bijzonder hun consumptievoorkeur en hun activiteiten, hebben op de sociale samenhang in een wijk.

Door verschillende onderzoekers werd gesteld dat door de consumptievoorkeur van de creatieve ondernemers, welke een voorkeur hebben voor ‘hippe koffiebarretjes’, voorzieningen ontstaan die niet aansluiten bij de wensen van de originele wijkbewoners (Zukin, 2008; Bereitschaft, 2014). Op deze manier zou de consumptievoorkeur van de creatieve ondernemer er voor zorgen dat de originele wijkbewoners in mindere mate gebruik kunnen maken van voorzieningen en hun sociale

41 netwerk, mede hierdoor, krimpt. Ook daalt de vrijetijdsbesteding van de wijkbewoners in de wijk als gevolg hiervan. Zoals in paragraaf één werd omschreven, maken de wijkbewoners in Coehoorn weinig gebruik van de voorzieningen en is hun sociale netwerk zeer beperkt. Echter, de verklaringen die hiervoor in de theorie gevonden zijn, kunnen dit niet verklaren. Ondanks dat de voorzieningen in de wijk gericht zijn op een hippe, alternatieve doelgroep, lijkt dit niet de wijkbewoners af te

schrikken. Zo werd meerdere malen aangegeven dat de sfeer en inrichting van de voorzieningen niet de reden was waarom enkele wijkbewoners geen gebruik maken van de voorziening (Oost; eigen observatie, persoonlijke communicatie, 2017).

Een tweede verklaring werd in de theorie geboden door Bereitschaft (2014). Deze stelde dat als gevolg van de komst van creatieve ondernemers het prijsniveau van voorzieningen in de wijk hoger zou worden door de consumptievoorkeuren van creatieve ondernemers voor bijvoorbeeld

organische producten of hippe koffies. Echter ging ook deze verklaring niet op voor de wijk Coehoorn sinds het prijsniveau van de voorzieningen in de wijk op ongeveer hetzelfde niveau ligt als de rest van Arnhem (eigen observatie, 2017).

Een derde verklaring werd geboden door Zukin (2008). Hij besteedde aandacht aan de community- vorming gecreëerd door consumptievoorkeuren. Zo zouden communities tegenwoordig niet meer ontstaan door ras of etniciteit, maar door consumptievoorkeuren (Zukin, 2008). De voorzieningen in de wijk zijn zoals eerder aangegeven voornamelijk de ontmoetingsplekken van de creatieve

ondernemers en de studenten van ArtEZ. Er werd door verschillende mensen, zowel bewoner als ondernemer, aangegeven dat er een scheiding aanwezig is tussen de creatieve ondernemers en bewoners. Er kan echter niet worden gesproken van echte ‘communities’, sinds de ondernemers niet in de wijk wonen. Ook wordt door de ondernemers een poging gedaan contact te zoeken met de wijkbewoners en is dit in geringe mate ook gelukt. Er is wel sprake van een sterke verbondenheid tussen de creatieve ondernemers en studenten van ArtEZ. Wanneer de ondernemers werkelijk in de wijk zouden gaan wonen, zou dit gevolgen kunnen hebben voor de community-vorming van de creatieve ondernemers.

Bovenstaande drie verklaringen kunnen de geringe participatie en het beperkte sociale netwerk van de originele wijkbewoners niet verklaren. Zoals in hoofdstuk 2 aangegeven bestaan ook alternatieve verklaringen. Zo gaven Kahn, Gombaz & Fraser (2015) aan dat sociale uitsluiting ook door andere oorzaken kan worden verklaard, zoals sociale en economische status. Zo hebben mensen van lagere economische status vaak al een beperkt sociaal netwerk. In Coehoorn bleek dat de geringe

participatie in de wijk en het beperkte sociale netwerk van de bewoners in Coehoorn voornamelijk verklaard kan worden door het feit dat een deel van de bewoners weinig interesse heeft voor buiten- huis-activiteiten. Van belang hierbij is dan ook dat meerdere malen benoemd werd dat een groot

42 deel van de bewoners van Coehoorn voornamelijk op zichzelf gericht zijn en binnenshuis grotere problemen hebben.

Ook werd er in de theorie verondersteld dat de activiteiten van creatieve ondernemers bijdragen aan de aanwezigheid en kwaliteit van sociale contacten in de wijk. Deelname aan activiteiten zou ertoe leiden dat de wijkbewoners in contact komen met elkaar (Matarasso, 1997). Ook Stern en Seifert (2009) stelden dat mensen nieuwe contacten zouden opdoen door deel te nemen aan creatieve activiteiten. In Coehoorn zijn er drie manieren waarop de activiteiten van creatieve ondernemers bijdraagt, al in geringe mate, aan de aanwezigheid en kwaliteit van sociale contacten. Deze drie manieren zijn het organiseren van nevenactiviteiten naast hun hoofdactiviteiten, de vestiging van de ondernemers in een woonwijk en het creëren van ontmoetingsplekken.

De reden waarom slechts in geringe mate gebruik werd gemaakt van de kansen die de creatieve ondernemers boden om sociale contacten op te doen, zoals met het organiseren van

nevenactiviteiten zoals ‘Eten bij de buren’, is zeer waarschijnlijk te verklaren door het type bewoner dat in de wijk woont. Voor deze paragraaf gaat dus dezelfde alternatieve verklaring op als voor de eerste paragraaf.

Een uitzondering is het plaatsen van het stadspark. Dit is succesvol geweest gezien een groepje wijkbewoners zich heeft ontfermd over het park en de moestuintjes erg druk bezet zijn door verschillende wijkbewoners. Succesvol in die zin dat een aantal wijkbewoners elkaar gevonden hebben en elkaar beter hebben leren kennen. Ook leren bewoners elkaar kennen en herkennen door elkaar regelmatig hier te zien. Een dergelijke buitenruimte bestond eerder nog niet in de wijk. Op deze manier heeft het park in beperkte mate bijgedragen aan de kwaliteit en frequentie van het sociale contact in de wijk. Een mogelijke verklaring voor dit succesvol is dat het in samenwerking met de wijkbewoners, en dus ook naar hun wensen, is gecreëerd. Net als in het onderzoek van De Jong (2015) hebben de nevenactiviteiten van creatieve ondernemers ertoe geleid dat enige vorm van sociaal contact is ontstaan, al wel in beperkte mate.

De hoofdactiviteiten van de creatieve ondernemers zijn erg gericht op een creatieve doelgroep. Zo richt Kunstlab zich bijvoorbeeld met haar exposities op een specifieke doelgroep, welke voornamelijk bestaat uit de creatieve sector. Ook de activiteiten die bij café Stella worden georganiseerd zijn van een erg specifiek karakter. Doordat weinig wijkbewoners deelnemen aan de creatieve activiteiten die in de wijk georganiseerd worden is de potentie van de uitkomst van Matarasso’s (1997) onderzoek voor een groot gedeelte onbenut gebleven.

De theorie bood twee mogelijke verklaringen voor geringe participatie van wijkbewoners bij de activiteiten die creatieve ondernemers organiseren.

43 Een eerste verklaring is dat de activiteiten die worden georganiseerd niet aansluiten bij de interesses van de wijkbewoners. Dit lijkt te gelden voor de hoofdactiviteiten van de creatieve ondernemers, welke voornamelijk gericht zijn op de creatieve sector. Echter kan dit niet verklaren waarom weinig wijkbewoners deelnemen aan de nevenactiviteiten die in de wijk georganiseerd worden. Ook de tweede verklaring, het prijsniveau van de activiteiten, kan de geringe participatie van wijkbewoners bij activiteiten niet verklaren. Dit doordat de kosten hiervoor erg laag zijn. Het lijkt er dus op dat de activiteiten van de creatieve ondernemers niet bijdragen aan sociale uitsluiting in de wijk.

Wel werden verschillende mogelijke alternatieve verklaringen gevonden bij het analyseren van de resultaten. Zo bleek dat de communicatie over activiteiten met de wijkbewoners verbeterd kon worden. Ook lijkt een logische verklaring voor de geringe participatie van wijkbewoners dat deze weinig interesse hebben voor buiten-huis-activiteiten.

Er kan dus voor deze casus voorzichtig geconcludeerd worden dat de creatieve ondernemers een zeer gering effect hebben op de sociale samenhang in de wijk. De verklaring voor dit geringe effect lijkt het type bewoner dat in de wijk woont, welke weinig behoefte hebben aan sociale contacten of vrijetijdsbesteding in de wijk.

44

Hoofdstuk 5: Resultaten casus de Belcrum

5.1 Casusbeschrijving

Figuur (9) (links) Ligging van de Belcrum t.o.v. Breda. Figuur (10) (rechts) Foto in de Speelhuislaan

De wijk de Belcrum ligt tegen het station van Breda aan en is gelegen in het noorden van Breda. De wijk was tot ongeveer 1930 nog een polder. Pas tijdens de industrialisatie is het gebied bebouwd. Voornamelijk arbeiders woonden in die periode in de Belcrum. Dit verklaart het grote aantal jaren ’30 arbeiderswoningen.

De wijk was tot twintig jaar geleden een echte stationswijk en ‘typisch Breda-noord’. De wijk was in de jaren ‘80/’90 dan ook een typische achterstandsbuurt (Kuipers, Persoonlijke communicatie, 2017). Ook zaten er verschillende bordelen in de wijk, waarvan er nu nog maar twee open zijn. De buurt is inmiddels van het achterstandsbuurtimago af. De wijk stond in 2014 zelfs in de top 10 van meest populaire wijken in Nederland (BNdestem, 2014). Ook nu is de wijk nog erg populair om in te wonen, zo blijkt uit de volgende quote: we kregen ook vorige week weer een brief van de makelaar in de bus

of we ons huis wilden verkopen, dat ze dan mensen op hun lijstje hebben die graag hier willen komen wonen. Het gaat wel heel ver qua populariteit. (Kuipers, Persoonlijke communicatie, 2017). De wijk is

veranderd van imago door onder andere de vraag naar jaren ’30 woningen, welke in grote getalen in de wijk aanwezig zijn (Kuipers, persoonlijke communicatie, 2017).

Hiernaast zijn rond het jaar 2000 veel jonge gezinnen in de zogenaamde ‘kluishuizen’ getrokken. De arbeidershuizen vormden een goedkope optie om dichtbij het station en dichtbij het centrum te wonen. Om en nabij het jaar 2000 had je voor rond de 100.000-150.000 euro een ‘leuk

arbeidershuisje’ in de wijk (Kuipers, Persoonlijke communicatie, 2017).

Ook is de wijk zelf door de gemeente opgeknapt, zo is de Speelhuislaan, de hoofdader in de wijk, heringericht.

45

Het project

Spontaan Breda. Leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen bieden ruimte voor

experimenten, speelsheid en vernieuwing (..). Tijdelijk gebruik biedt kansen om locaties te activeren en beperkt de oplopende (beheers)lasten. Ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke kansen worden zo benut: de locatie ziet er beter uit en omwonenden kunnen direct of indirect betrokken worden. Belcrum Beach is hiervan een voorbeeld. (Gemeente Breda, 2013, p. 9).

De bovenstaande quote is afkomstig van de Structuurvisie Breda 2013-2030. In deze quote wordt weergegeven wat de reden is dat het project op het Haveneiland, het eiland in de Belcrum waar de creatieve ondernemers gevestigd zitten, is ontstaan. Verschillende gebouwen op het terrein stonden leeg en een tijdelijke functie moet de locatie ‘activeren’ en zorgt ervoor dat de lasten laag blijven. Zo heeft skatehal Pier15 zich op het Haveneiland gevestigd, doordat zij deze plek van de gemeente aangewezen hebben gekregen (Staal, persoonlijke communicatie, 2017). De plaats zelf biedt ook een voordeel aan de creatieve ondernemers. Er is op het terrein namelijk een gedoogbeleid van de gemeente van kracht, wat betekent dat zij voor kleine festivalletjes geen vergunning aan hoeven te vragen (Staal, persoonlijke communicatie, 2017).

De gemeente Breda geeft in haar Structuurvisie tevens aan dat er ruimte moet komen voor initiatief. Zo schrijven zij in hun Structuurvisie 2013-2030 aan de slag te gaan met een nieuwe manier van samenwerken (Gemeente Breda, 2013). Hierin wordt ruimte gemaakt voor gebieds- en een locatiegerichte aanpak. Zij schrijven hierbij dat bottom-up initiatieven worden gestimuleerd

(Gemeente Breda, 2013). Deze houding van de Gemeente Breda is vanzelfsprekend van belang voor het bottom-up initiatief dat is ontstaan op de Belcrum.

Initiatiefnemer van het project is Stichting BRAAK!. Deze Stichting wilt naar eigen zeggen voorkomen dat leegstaand gebied een zogenaamde ‘blindspot’ komt. Zij willen deze gebieden toegankelijke maken door verschillende en verrassende initiatieven (http://www.braak.nu/, 2017). Het terrein van het Haveneiland wordt beheerd door Stichting BRAAK! en CLIB. CLIB is een culturele

vastgoedbeheerstichting.

Sinds de komst van het stadsstrand Belcrum Beach in 2013 zijn verschillende initiatieven neergedaald op het Haveneiland in de Belcrum. Zo is er het ondernemersdorp STEK gevestigd, de skatehal Pier15, Electron (culturele broedplaats), CLIB, B-motion, een grafisch ontwerper en verschillende andere kunstenaars en bedrijfjes (http://www.stekbreda.nl/podium/, 2017). Binnen het project zijn verschillende criteria waaraan een initiatief dient te voldoen. Zo moet het raakvlakken hebben met de creatieve industrie, bereid zijn samen te werken en te delen in het gebied en uniek, aanvullend en eventueel experimenteel zijn of gericht zijn op nichemarkt (http://www.stekbreda.nl/podium/,

46 2017).

Zoals eerder aangegeven gaat het om een tijdelijk initiatief. Er bestaat echter vanuit de ondernemers de wens hier langer te blijven, het liefst definitief (Staal, persoonlijke communicatie, 2017). Het duurt echter nog een tijd voordat zij hier weg zouden moeten gaan. Er zijn dan ook nog geen uitspraken gedaan over een eventueel langere duur van het project. Wel bestaat er een plan om het gebied rond de haven, het Havenkwartier, te herinrichten. Zo is er een miljardenplan om 1500 woningen te bouwen en 65.000 vierkante meter aan bedrijvigheid te realiseren (Schapendonk, 2008). Toch werd in de krachtateliers georganiseerd door BLASt, in samenwerking met bewoners, creatieve

ondernemers en geïnteresseerden, nagedacht over hoe de ondernemers hier in de toekomst kunnen blijven. Zo werd een ‘woonbroedplaats’ voorgesteld. In het boekje, gemaakt naar aanleiding van de krachtateliers, stond de volgende zin: Wederom wordt duidelijk dat de huidige broedplaatsen het

imago van het gebied bepalen en dat het een gemiste kans zou zijn wanneer hier in de toekomst niets mee gedaan wordt (BLASt, 2017, p. 19). Of tijdelijk ook echt tijdelijk is, zal de toekomst dus leren.

5.2: Het effect van de consumptievoorkeur van creatieve ondernemers op sociale