• No results found

Eerder onderzoek

In document Ruimte voor Mediation (pagina 33-36)

De hier geëvalueerde projecten bouwen voort op enkele eerdere experimenten en onderzoeken die in ons land hebben plaatsvonden. In het volgende laten we de belangrijkste bevindingen de revue passeren. Zij hebben gediend als aandachtspunten in het onderhavige onderzoek.

De belangrijkste conclusie uit het onderzoek naar de toepasbaarheid van media-tion (Geveke e.a., 1998) is dat er weinig ‘spontane’ vraag is naar bemiddeling. Enkele andere bevindingen uit dit onderzoek zijn:

– dat hoe eerder in het conflict (informeel) wordt bemiddeld, hoe beter het is; – dat het op gang brengen van de communicatie (met behulp van een

‘bemiddelaar’) kan helpen een conflict te voorkomen;

– dat bemiddeling zowel voor, tijdens en zelfs na de rechtsgang kan worden toegepast.

De belemmeringen bij doorverwijzing zijn volgens de onderzoekers van rechts-normatieve en procedurele aard of hangen samen met het imago van bemidde-ling, onbekendheid met en gebrek aan vertrouwen in bemiddeling en tijdgebrek bij de doorverwijzer.

Mediationexperimenten bij twee Bureaus Rechtshulp en twee rechtbanken die in 1998 werden geëvalueerd (Kocken en Van Manen, 1998) leverden slechts een gering aantal verwijzingen naar mediation op. Zij gaven echter wel aanleiding tot een aantal aanbevelingen. De onderzoekers onderstrepen het belang van een sterke interne begeleidingsgroep binnen de verwijzende instantie en een goede evaluatie, zowel ten behoeve van het project als ten behoeve van onderzoek. Bevindingen uit dit onderzoek zijn onder andere:

– voor partijen zijn snelheid en kosten een belangrijke factor om al dan niet in te stemmen met mediation tijdens de gerechtelijke procedure;

– inbedding van de doorverwijzingsvoorziening binnen de doorverwijzende instantie is van positieve invloed op het draagvlak;

– commitment en vertrouwen bij de doorverwijzer en voldoende feedback om dit te bewerkstelligen, zijn van positieve invloed op de bereidheid om door te verwijzen.

In een onderzoek in opdracht van de rechtbank Zwolle is geïnventariseerd op welke wijze de doorverwijzingsmethode kan worden verbeterd (Kocken, 2000). Ondanks goede slagingspercentages bleven de aantallen doorverwijzingen ook hier achter bij de verwachtingen. Er zijn op de rechtbank Zwolle drie methoden van doorverwijzing ontwikkeld: via rechters en secretarissen, schriftelijk aselect direct bij aanvang en door de secretaris in overleg met de rechter zo vroeg mogelijk in de procedure. Met name de introductie van de laatste twee varianten leidde tot een toename in het aantal doorverwijzingen. Belangrijke bevindingen uit dit onderzoek zijn:

– investering in verbetering van de methode van doorverwijzing op basis van eerdere ervaringen verhoogt het aantal doorverwijzingen; met name verbete-ring van de aan partijen toegestuurde informatie verhoogt het rendement bij doorverwijzing;

– meer kennis is gewenst over doorverwijzingsindicaties en contra-indicaties, omdat verwacht wordt dat dit van positieve invloed zal zijn op het aantal geslaagde doorverwijzingen; een monitoringsysteem wordt gezien als een belangrijk hulpmiddel om deze kennis te verwerven;

– niet alleen kan de rechter mondeling ter zitting verwijzen, maar ook voor-afgaand aan de zitting bestaan er verwijzingsmogelijkheden; de gerechtssecre-taris kan met name in het bestuursrecht hierbij een belangrijke functie vervul-len;

– een project kan alleen succesvol zijn indien er binnen de doorverwijzende organisatie voldoende draagvlak is; goede feedback is hiervoor een voorwaarde;

– te strenge selectie beperkt het aantal doorverwezen zaken onnodig. Het evaluatieonderzoek scheidings- en omgangsbemiddeling (Chin-a-Fat en Steketee, 2001) geeft inzicht in het verloop en de effecten van twee bemid-delingsexperimenten. De belangrijkste conclusies ten aanzien van scheidings-bemiddeling zijn dat scheidings-bemiddeling op dit terrein succesvol is en dat partijen hierover tevreden zijn. Ook de omgangsbemiddelingen, waarbij partijen naar mediation zijn verwezen vanuit de gerechtelijke procedure, zijn redelijk succes-vol. Over het mediationproces oordelen de partijen overwegend positief, over de resultaten zijn evenveel ouders tevreden als ontevreden. De tevredenheid blijkt bij beide projecten duurzaam te zijn. De belangrijkste aanbevelingen zijn dat: – bemiddeling in een zo vroeg mogelijk stadium moet worden aangeboden; – voldoende aandacht moet worden besteed aan emotionele ongelijkheid van

partijen;

– doorverwijzing bij scheiding en omgang een wettelijke basis dient te krijgen. Ten behoeve van dit evaluatieonderzoek is door het WODC een internationaal literatuuronderzoek uitgevoerd (Baas, 2002). Doelstelling van dit onderzoek is om de kennis over vormen van mediation in civiele en bestuursrechtelijke zaken in binnen- en buitenland te inventariseren. In het rapport wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de varianten van mediation, doorverwijzingssystemen en

aan de kwaliteit van het mediationproces. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat mediation een waardevolle aanvulling kan zijn op andere vormen van geschilafdoening.

De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn de volgende:

– de kans dat partijen op een mediationvoorstel ingaan is het grootst als de zaak nog in een vroeg stadium verkeert, of juist laat in de procedure, als er sprake is van procesmoeheid;

– partijen zullen zich vaker aan de condities van de, door henzelf opgestelde, vaststellingsovereenkomst houden dan aan een gerechtelijk vonnis; – mediation heeft een kortere doorlooptijd dan een gerechtelijke procedure; – bij geschillen met een relatief groot financieel belang is de kans op een

succes-volle mediation kleiner dan bij geschillen met een geringer financieel belang; – de aanwezigheid van advocaten beïnvloedt het mediationproces in negatieve

zin;

– inhoudelijke deskundigheid van de mediator verhoogt de kans op een succes-volle afloop.

Uit het evaluatieonderzoek van het project Mediation in de bezwaarschriften-procedure van de provincie Overijssel (De Graaf e.a., 2003) blijkt dat slechts een beperkt aantal zaken is doorverwezen naar mediation. De belangrijkste bevinding is dat het project een verandering heeft bewerkstelligd in de attitude bij ambtena-ren van de provincie ten aanzien van het omgaan met bezwaarmakers en met conflicten. In het onderzoek wordt gewezen op het belang van een vroegtijdig contact tussen de bezwaarmaker en de provincie. Voorts wordt gewezen op het effect van een intern onderzoek binnen de provincie naar de succeskans van mediation in een bepaalde zaak. Pas daarna wordt eventueel de bezwaarmaker benaderd. Door deze werkwijze bleef het aantal mediations weliswaar beperkt, maar werden de wél doorverwezen zaken in meerderheid succesvol afgerond. Mediation in klacht-procedures wordt een passend, maar zwaar middel genoemd. In het onderzoek worden voorts de volgende resultaten gemeld:

– vroegtijdig contact tussen beide partijen in het conflict kan zowel een verdere procedure als mediation overbodig maken;

– een strenge selectie leidt tot een beperkt aantal mediations, waarbij het slagingspercentage hoog is;

– het doorverwijzen vanuit een bepaalde organisatie heeft als mogelijk neven-effect dat er binnen die organisatie een verandering in zienswijze optreedt over de meest adequate afdoening van geschillen.

Samenvattend wijzen deze studies erop dat het voor het realiseren van voldoende doorverwijzingen van belang is dat er:

– sprake is van inbedding en flankerend beleid binnen de doorverwijzende instantie;

– bij de doorverwijzer voldoende commitment en vertrouwen is in mediation; – sprake is van een goede voorlichting ten behoeve van doorverwijzers en

– sprake is van monitoring, feedback en evaluatie bij projecten en experimen-ten.

Bij onderzoek naar de kwaliteit van de doorverwijzingsprocedure en het media-tionproces blijkt van belang dat aandacht wordt besteed aan:

– de vorm en het moment van doorverwijzen;

– de werkelijke betekenis van de in de literatuur beschreven doorverwijzings-indicaties en contra-doorverwijzings-indicaties;

– het effect van de wijze en mate van selectie.

Aan deze aspecten zal in het onderhavig onderzoek zowel in de procesevaluatie als in de effectevaluatie aandacht worden besteed.

In document Ruimte voor Mediation (pagina 33-36)