• No results found

2 Woorden geven aan natuurconflicten

2.2 Eerder onderzoek naar natuurconflicten

Natuurconflicten manifesteren zich in concrete acties en reacties van actoren die soms gelijktijdig, soms na elkaar, soms in samenhang en soms los van elkaar plaatsvinden. Hoe krijgen we conceptueel greep op de kakafonie van geluiden die we tijdens een conflict kunnen waarnemen? In deze paragraaf beschrijven we een aantal conceptualisering van conflictprocessen die we in de literatuur hebben aangetroffen, zonder een uitputtend literatuuronderzoek te hebben gedaan. Deels hebben deze conceptualiseringen betrekking op de fasering van conflicten en deels op achterliggende strategieën die daarbij worden gehanteerd. Daarnaast is er de laatste tijd veel aandacht voor de rol van sociale media in conflicten.

Fasen in conflictprocessen

Een conflict wordt vaak begrepen als een golf van tegengerichte acties die oprijst en weer neerdaalt (figuur 2.2), of in termen van fasen die na elkaar optreden. Er zijn veel standaardfaseringen in de literatuur te vinden, wij geven als voorbeeld die van het Kenniscentrum Integratie en Samenleving (Van Wonderen en Witte, 2016):

1. Rust

2. Dreigende maatschappelijke onrust

Conflicten over beleidsuitvoering en natuurbeheer in gebieden Debat over natuurbeleid; Legitimiteit, Draagvlak Achtergronden, motieven, opvattingen, waarden, enz. van mensen of groepen

3. Maatschappelijke onrust 4. Escalatie

5. Terugkeer naar rust

Figuur 2.2 Voorbeeld van een standaardmodel voor het begrijpen van conflictprocessen (Brahm,

2003).

Dergelijke faseringen kunnen in de praktijk echter veel verschillende gedaanten aannemen. In hun studie naar de rol van de sociale media in het maatschappelijk debat in 2018 rond de Oostvaarders- plassen, constateren Mattijssen, Breman & Stevens (2019) drie fasen in de gebeurtenissen: (1) een onderstroom van verzet, (2) een brede maatschappelijke ophef, (3) een vaste plek op de agenda. Dit presenteren zij echter niet als algemeen model, maar als karakterisering van de processen die zij constateren.

Boonstra, Kuindersma & Termeer (2012) beschrijven in een samenvattende studie voor drie processen, in Gaasterland, de Wieden-Weerribben en de Gelderse Vallei, drie verschillende

dynamieken, die ook niet eenvoudig kunnen worden begrepen in termen van een standaardmodel, behalve in die zin dat perioden van rust en onrust elkaar afwisselen, tegen een achtergrond van een blijvende tegenstelling. Het karakter en de lengte van perioden van onrust en rust, alsmede de aard en de snelheid van afwisseling lijken sterk situatieafhankelijk te zijn. Dit geldt met name voor de uitkomst: een periode van rust na een escalatie wil lang niet altijd zeggen dat problemen opgelost zijn, wat het standaardmodel suggereert.

Deze twee voorbeelden laten zien dat faseringen in concrete gevallen anders verlopen dan

standaardfaseringen aangeven. Een fasering lijkt niet meer te zijn dan een beschrijving achteraf. Het is geen wetmatigheid, behalve de enigszins tautologische constatering dat perioden met veel en met weinig tegengerichte acties elkaar afwisselen.

Verschillende typen strategie

Een andere manier om grip te krijgen op conflictprocessen is het onderscheiden van verschillende soorten strategieën. Wat voor strategieën hanteren partijen voor en in conflicten? Wat zet men in? Delegitimeren van tegenstanders, verwijzen naar beperkt draagvlak, framing van tegenstanders, verwijzen naar gebrek aan transparantie of participatie, verwijzen naar theorie versus praktijk, een beroep doen op rechtvaardigheid of andere ‘grotere’ waarden?

Boonstra et al. (2012) maakten in hun hiervoor genoemde artikel een op Deutsch (1983) gebaseerd onderscheid tussen destructieve en constructieve strategieën. Het verschil tussen destructief en constructief gaat niet over de uitkomst van het conflict, maar over het conflictproces zelf. Een strategie heeft volgens Deutsch een constructief karakter als:

• wordt begrepen dat het proces geen win-loose karakter hoeft hebben; • het is gebaseerd op het erkennen van elkaars belangen;

• open en respectvolle vormen van communicatie worden gehanteerd; • deze ruimte geeft om verschillende opties te bedenken en af te tasten; • wordt aangehaakt bij normen die oplossingen naderbij brengen.

Boonstra et al. spitsen dit toe op drie criteria voor constructieve processen, die vooral betrekking hebben op de strategie die overheden kunnen inzetten: herkenning van elkaars waarden, erkenning van de historische context en actief betrekken van nieuwe actoren. Als strategieën niet uitgaan van deze drie criteria, is de kans groot dat er wel een compromis (soms een ‘verstikkend compromis’ volgens de auteurs) wordt bereikt, maar het conflict later weer oplaait.

Aarts, Ruyssenaars, Steuten, & Van Herzele (2015) maken een vergelijkbaar onderscheid tussen dichotomiserende strategieën en de-dichotomiserende strategieën. De eerste richten zich op de onverenigbaarheid van de verschillen met anderen. De tweede zijn gericht op het overbruggen van de verschillen en zoeken naar tussenoplossingen. De-dichotomisering kan echter niet worden

afgedwongen. Zij wijzen erop dat opleidingen meer aandacht zouden moeten besteden aan de kunst van het voeren van een goed gesprek, of te wel transcendentale welsprekendheid (Pearce & Littlejohn, 1997).

Deze twee voorbeelden laten zien dat er de neiging bestaat om bij conflicten in tweedelingen te denken. Dit geldt voor conflicten zelf, je bent voor of tegen iets, maar ook voor het omgaan daarmee: het onderscheid tussen strategieën die bijdragen aan een oplossing of strategieën die deze

tegenwerken.

De rol van sociale media

Een specifiek aspect van het proces in conflicten is de rol van de sociale media. Deze rol staat centraal in de genoemde studie van Aarts et al. (2015). Zij onderzochten het landelijke online debat tot en met 2013 rond drie cases: de Oostvaardersplassen, het Oostvaarderswold en de Hedwige polder. Zij vatten de uitingen op sociale media op als constructie van realiteiten in gesprekken. De sociale media vormen één van de velden (genres, zie: De Haas, 2006) waarop werkelijkheidsconstructie plaatsvindt. Deze gesprekken organiseren zich rond fundamentele tegenstellingen (dichotomieën). Verder spelen volgens Aarts et al. de sociale media een grotere rol bij processen van aanhalen van banden in de eigen groep (bonding) dan bij die van overbruggen van verschillen met andere groepen (bridging). Deze bevindingen sluiten aan op een eerdere studie van Bekkers et al. (2008). Zij constateren op grond van een aantal case studies, buiten het natuurdomein, dat sociale media vooral een rol spelen bij micromobilisatie en minder bij uitwisseling. Micromobilisatie vindt echter altijd plaats in samenhang met meso-mobilisatie door maatschappelijke organisaties. Mobilisatie via sociale media heeft vooral effect als er een ‘cross over’ ontstaat tussen de nieuwe en klassieke media. Bovendien zijn succesvolle mobilisatieprocessen altijd geworteld in een bredere maatschappelijke onvrede.

Ook Johannink, Gorissen en van As (2013) benadrukken de rol van sociale media bij

mobilisatieprocessen, zowel qua inhoud als qua proces. De snelle verspreiding van berichten via sociale media hoeft niet te leiden tot escalatie van processen, omdat sociale media ook kunnen worden gebruikt voor reacties op deze berichten. Wat betreft een andere rol van sociale media - het uitoefenen van druk op publieke beslissingen - constateren zij dat deze rol vooral succesvol is als een verband tot stand komt met publieke media zoals krant en televisie, wat ook Bekkers en Beunders van belang achten voor micromobilisatie. Juist de interactie tussen sociale en publieke media geeft

invloed. Wij merken daarbij op dat dit verschil tussen sociale en de traditionele publieke media begint te verdwijnen omdat tegenwoordig de inhoud van krant en televisieprogramma’s via sociale media wordt verspreid en gelezen.

Wat betreft de rol van sociale media bij maatschappelijke onvrede in het natuurdomein, is het conflict over het afschieten van edelherten in de Oostvaardersplassen om de begrazingsdruk te beperken, een typerend voorbeeld. Mattijssen et al. (2019) onderzochten het online debat hierover. Zij

onderscheiden, in navolging van Stevens et al. (2016), vier rollen van de sociale media: • disseminatie, de verspreiding van betekenisvolle informatie naar een breed publiek; • groepsformatie, via sociale media aansluiten bij een groep;

• zelforganisatie, laagdrempelig bijdragen aan een groep;

• interpretatie van berichten van andere partijen, als bron voor strategische communicatie. Zij concluderen verder dat de sociale media geen goede afspiegeling vormen van wat er over een conflict speelt. Sociale media moeten worden opgevat als speelveld waarop meningen worden gevormd.

Betekenis voor deze studie

Uit het voorgaande leren wij dat het weinig inzicht biedt om conflicten te analyseren met behulp van een vaste fasering. Die bieden te weinig mogelijkheden om allerlei nuances in processen zichtbaar te maken en suggereren een determinisme dat in concrete gevallen niet is terug te vinden.

Daarbij valt ons op dat conflictprocessen doorgaans worden geanalyseerd als tweespalt (actoren zijn voor of tegen een voornemen, besluit of maatregel). Mogelijk omdat een conflict zich ook juist kenmerkt door een tijdelijke versimpeling van een meervoudige werkelijkheid. Maar wij vermoeden dat er zelfs tijdens een conflict meer dan twee tegengestelde complexen van waarden, waarheden en belangen een rol spelen. Ook deze tweestrijd is een constructie op zich.

Daarom willen wij in deze studie veel aandacht geven aan een aspect dat in eerder onderzoek vaak meer in prescriptieve zin wordt genoemd: dat het belangrijk is om in conflicten niet alleen aandacht te geven aan de belangen van de actoren, maar ook aan waarden en werkelijkheidsconstructies.