• No results found

Een kritische beschouwing vanuit een sociaal- sociaal-wetenschappelijk perspectief

M.J.J. Kunst

1 Inleiding

Tijdens een uitzending van het nieuws- actualiteitenprogramma EenVan-daag van 13 januari 2011 kwalificeerde prof. dr. G.F.M. Römkens van het

International Victimology Institute Tilburg partnergeweld als een

“veiligheids-probleem” dat een hele grote groep vrouwen treft. Römkens reageerde daar-mee op de uitslag van een online enquête die de programmamakers hadden laten afnemen onder circa 1700 jongeren in de leeftijd van 12 tot 24 jaar die

deelnemen aan het jongerenpanel TopX.1 Volgens de resultaten van de

enquête zou maar liefst 19% van de ondervraagde meisjes/jonge vrouwen weleens bang zijn voor hun vriend. Onder de jongens/jonge mannen die de enquête hadden ingevuld was dit slechts 6%. De suggestie dat vooral vrou-wen het slachtoffer van partnergeweld kunnen worden werd verder aange-dikt door uitsluitend vrouwelijke slachtoffers in de uitzending aan het woord te laten. Niet werd vermeld dat uit de resultaten ook bleek dat man-nelijke deelnemers vaker hadden aangegeven in hun relatie weleens een klap te hebben gekregen (20%) dan vrouwelijke (14%). Dat kom je alleen te weten wanneer je de moeite neemt om de programmawebsite te raadplegen.

Naast een voorbeeld van tendentieuze berichtgeving, is het EenVan-daag-item vooral een illustratie van het simplistische maar algemeen gedeel-de beeld dat partnergeweld een groot maatschappelijk probleem vormt waarbij altijd en alleen sprake is van een mannelijke agressor en een vrou-welijk slachtoffer. In deze bijdrage zal ik laten zien dat dit ongenuanceerde beeld in de weg staat aan een effectieve strafrechtelijke aanpak van partner-geweld. Het onderwerp van deze bijdrage raakt hiermee direct aan een belangrijk criterium waaraan volgens strafrechtsrechtsgeleerden moet zijn voldaan om strafrechtelijk optreden te rechtvaardigen, namelijk dat het moet kunnen bijdragen aan recidivepreventie.2 Het gaat in de bijdrage niet over de vraag of partnergeweld strafbaar gesteld moet worden – dat is immers al lang het geval, maar over de vraag hoe aan die strafbaarstelling, vanuit het

1 Zie http://topx.eenvandaag.nl/wat_is_topx.

2 Zie hierover L.H.C. Hulsman, ‘Kriteria voor strafbaarstelling’, in: Strafrecht te-recht?, Baarn: Anthos 1972, p. 80-92.

oogpunt van effectiviteit, op beleidsniveau invulling dient te worden gege-ven. Cleiren noemt dat elders in deze bundel de “doorwerking” van criteria voor strafbaarstelling.3 In het bijzonder zal ik laten zien dat de Aanwijzing huiselijk en eergerelateerd geweld van het College van Procureurs-Generaal van het Openbaar Ministerie (OM)4, waarin is uitgewerkt hoe politie en jus-titie dienen om te gaan met partnergeweld, niet goed aansluit bij hetgeen op grond van sociaal-wetenschappelijk onderzoek bekend is over de etiologi-sche en fenomenologietiologi-sche aspecten van partnergeweld en het risico op reci-dive/herhaling.5 Daarnaast zal ik laten zien dat de huidige aanpak ten onrechte geen rekening houdt met het empirische gegeven dat veel slacht-offers niet willen meewerken aan strafrechtelijk optreden. Dit probleem heeft betrekking op de handhaafbaarheid van het strafrecht – een ander cri-terium waaraan voldaan moet zijn om strafrechtelijk ingrijpen te rechtvaar-digen.6

1.1 Leeswijzer

In het vervolg zal ik eerst in grote lijnen bespreken wat momenteel bekend is over de oorzaken en uitingsvormen van partnergeweld (§ 2). Ik zal dit doen door achtereenvolgens stil te staan bij resultaten van sociaal-weten-schappelijk onderzoek naar dadertypologieën, comorbide psychosociale problematiek aan de zijde van de dader en factoren die kunnen bijdragen aan het ontstaan en het in stand houden van een gewelddadige liefdesre-latie. Uitdrukkelijk zal ik daarbij ook stilstaan bij slachtoffergerelateerde risico factoren. Nadat ik dit heb gedaan, zal ik, eveneens in het licht van sociaal-wetenschappelijke onderzoeksresultaten, ingaan op de rol van het slacht offer in relatie tot de toepassing van het strafrecht (§ 3). Beide bodies

of evidence kunnen belangrijke handvatten bieden voor de formulering van

efficiënt en handhaafbaar beleid op het gebied van de aanpak van partnerge-weld. Vervolgens ga ik in op het huidige beleid van het OM ten aanzien van de aanpak van partnergeweld en de geschiedenis die daaraan voorafgaat (§ 4). Daarna geef ik een kritische beschouwing op het huidige beleid (§ 5). Ik zal daarbij zoveel mogelijk trachten terug te grijpen naar de resultaten van het besproken empirische onderzoek. Tot slot trek ik enkele voorzichtige conclusies (§ 6). Op voorhand merk ik uitdrukkelijk op dat de bestuursrech-telijke aanpak van partnergeweld bij dit alles slechts zijdelings ter sprake zal komen.

3 Zie Cleiren in deze bundel. 4 Stcrt. 2010, 6462.

5 Zie Van der Leun in deze bundel voor het belang van evidence based beleid. 6 Hulsman 1972.

2 Etiologie en fenomenologie van partnergeweld en recidive In de literatuur over partnergeweld is de afgelopen decennia druk gediscus-sieerd over de verschijningsvormen van partnergeweld en de oorzaken die daaraan ten grondslag zouden kunnen liggen. Deze discussie wordt gedo-mineerd door twee conflicterende stromingen: de feministische stroming en de zogenaamde family violence stroming.7 Volgens de eerste stroming is de oor-zaak van partnergeweld primair gelegen in patriarchale machtsverhoudingen die van oudsher bestaan tussen mannen en vrouwen.8 Aanhangers van deze stroming zien partnergeweld als een cultuurbepaalde uiting van mannen om controle uit te oefenen over hun vrouw.9 Mannen zouden om die reden dan ook veel vaker pleger van partnergeweld zijn dan vrouwen. Aanhangers van de family violence stroming zien partnergeweld daarentegen veeleer als het resultaat van een relationeel conflict.10 In hun visie is het niet uitsluitend de man die zich kan bedienen van geweld om zo’n conflict op te lossen, maar kan ook de vrouw geweld hanteren als conflicthanteringsstrategie.11 Om het onderscheid tussen beide stromingen te benadrukken wordt de femi-nistische stroming in de literatuur ook wel de sekse-asymmetrische stroming en de family violence stroming de sekse-symmetrische stroming genoemd.12

7 Voor een kort overzicht, zie E. Jaspaert, A. Groenen & G. Vervaeke, ‘Geweld tussen part-ners: Een stand van zaken na vier decennia onderzoek’, in: A. Groenen, E. Jaspeart & G. Vervaeke (red.), Partnergeweld: Als liefde een gevecht wordt, Leuven: Acco 2011, p. 13-37. 8 Zie R.E. Dobash & R. Dobash, Violence against wives: A case against the patriarchy, New

York: Free Press 1979. Voor een recent overzicht dat zeer de moeite waard is om te lezen, zie U.A. Kelly, ‘Theories of intimate partner violence: From blaming the victim to acting against injustice: Intersectionality as an analytic framework’, Advances in Nursing Science 2011, 34 (nr. 3), p. E29-E51.

9 Sommige onderzoekers wijzen erop dat ook evolutionaire redenen ten grondslag kunnen liggen aan het gebruik van geweld door mannen tegen vrouwelijke partners. Door vrou-wen te onderdrukken geven mannen uiting aan gevoelens van jaloezie en trachten zij de seksuele activiteit van hun partner buiten de eigen relatie te beperken. Dat laatste kan namelijk leiden tot de geboorte en dus ook de verzorging van kinderen die niet van hen-zelf zijn. Vanuit evolutionair perspectief is dat bijzonder ongewenst, omdat dan een bijdrage wordt geleverd aan de instandhouding van niet-eigen genen. Zie bijvoorbeeld A.T. Goetz, T.K. Shackelford, G.A. Romero, F. Kaighobadi & E.J. Miner, ‘Punishment, pro-prietariness, and paternity: Men’s violence against women from an evolutionary per-spective’, Aggression and Violent Behavior 2008, 13 (nr. 6), p. 481-489.

10 M.A. Straus, R.J. Gelles & S.K. Steinmetz, Behind closed doors: Violence in the American

Family, Garden City, NY: Doubleday 1980.

11 Deze opvatting wordt met name aangehangen door voorstanders van de feministische benadering. Zij wijzen erop dat studies die even grote proporties plegerschap van part-nergeweld vinden onder vrouwelijke als onder mannelijke deelnemers vaak zijn geba-seerd op algemene populatiesteekproeven. Een dergelijk onderzoeksdesign is volgens hen niet goed in staat om ernstigere vormen van partnergeweld te detecteren. Zie hier-over M.P. Johnson, ‘Patriarchal terrorism and common couple violence: Two forms of violence against women’, Journal of Marriage and the Family 1995, 57 (nr. 2), p. 283-294 en M.P. Johnson, ‘Confl ict and control: gender symmetry and asymmetry in domestic vio-lence’, Violence Against Women 2006, 12, p. 1003-1018.

2.1 Dadertypologieën

De wetenschappelijke discussie tussen aanhangers van de feministische en de family violence stroming heeft geleid tot een categorisatie van dader-schap van partnergeweld in twee globale typologieën: patriarchaal terrorisme en intiem koppelgeweld.13 In latere publicaties worden deze twee typologieën aangeduid als intiem terrorisme en situationeel koppelgeweld.14 Het eerste type is terug te voeren op de feministische stroming en betreft een groep manne-lijk daders die uitsluitend geweld gebruiken als middel om controle te heb-ben over hun vrouwelijke partner. Het tweede type is terug te voeren op de family violence stroming en betreft een groep daders die geweld plegen jegens hun partner als conflicthanteringsmiddel. Dit type komt in gelijke mate voor bij mannen als onder vrouwen15 en is volgens veel auteurs door-gaans minder ernstig van aard en minder omvangrijk dan intiem terroris-me.16

Op basis van aanvullend empirisch onderzoek dat in de loop der jaren is gepubliceerd hebben Kelly en Johnson de tweedeling in intiem terrorisme en situationeel partnergeweld uitgebreid met drie andere dadertypes:

geweld-dadig verweer, scheidingsgerelateerd geweld en wederzijdse geweldgeweld-dadige controle.

Gewelddadig verweer betreft geweld dat wordt gepleegd door vrouwelijke slachtoffers in reactie op intiem terrorisme en gaat niet zelden gepaard met zeer ernstig letsel.17 Scheidingsgerelateerd geweld betreft geweld dat wordt gepleegd bij een (dreigende) breuk met de partner door de partner die verla-ten wordt. Voor hem of haar is de (dreigende) breuk een traumatische erva-ring en geweld een wanhoopsdaad om die ervaerva-ring te voorkomen of onge-daan te maken. De ernst van het geweld varieert bij dit type van zeer mild tot zeer ernstig.18 Van wederzijdse gewelddadige controle is tenslotte sprake wanneer beide partners geweld hanteren om controle uit te oefenen.19 Naar dit type daders is echter nog weinig onderzoek verricht.20

13 Zie Johnson 1995.

14 Zie M.P. Johnson & J.M. Leone, ‘The differential effects of intimate terrorism and situa-tional couple violence: Findings from the Nasitua-tional Violence Against Women Survey’,

Journal of Family Issues 2005, 26 (nr. 3), p. 322-349.

15 Zie M.A. Straus & R.J. Gelles (red.), Physical violence in American families: Risk factors and

adaptations to violence in 8,145 families, New Brunswick, NJ: Transaction Press 1990.

16 Zie Johnson & Leone 2005. Dit neemt overigens niet weg dat ook situationeel koppelge-weld zeer ernstig kan zijn. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer aan de zijde van de dader sprake is van stoornissen in impulscontrole als onderdeel van psychiatrische en/of ver-slavingsproblematiek. Zie ook paragraaf 2.2.

17 Dit zijn de vrouwen die in de strafrechtelijke literatuur bekend staan als battered women. 18 Zie J.B. Kelly & M.P. Johnson, ‘Differentiation among types of intimate partner violence:

research update and implications for interventions’, Family Court Review 2008, 46 (nr. 3), p. 476-499.

19 Zie Johnson 2006. 20 Zie Kelly & Johnson 2008.

Een tweede categorisatie in dadertypologieën is die van Holtzworth-Munroe en Stuart.21 Zij karakteriseren daders op drie dimensies: (1) de aard van het geweld (waaronder het type, de ernst en de frequentie van het geweld), (2) de algemeenheid van het geweld (alleen binnen de relatie met de partner of ook daarbuiten) en (3) de aanwezigheid van psychopathologie en/of persoonlijkheidsstoornissen. Op basis van een systematische review komen zij tot een onderscheid in family only, dysphoric/borderline en generally

violent/antisocial daders. Family only daders zijn niet gewelddadig buiten de

relatie met hun partner, plegen relatief lichtere vormen van geweld, doen dat bovendien minder frequent en hebben doorgaans weinig last van psy-chiatrische problematiek. Dat geldt niet voor de andere twee typen dader-schap. Dysphoric/borderline daders zijn gewelddadiger dan family only daders, plegen soms ook geweld buiten de relatie met hun partner en heb-ben vaak last van een depressieve stemming en gevoelens van boosheid. Generally violent/antisocial daders plegen ernstig geweld, zowel binnen als buiten de relatie met hun partner, en kampen vaak met persoonlijkheids-stoornissen en/of psychopathie. Bovendien is bij deze groep vaak sprake van een crimineel verleden en middelenmisbruik.

Ondanks hun nut voor het begrip van partnergeweld,22 is enige nuance bij de besproken en andere indelingen in typen daders wel geboden. Opmer-kelijk is vooral dat de rol van het slachtoffer in al deze gevallen onbespro-ken blijft, terwijl diens aanwezigheid toch een conditio sine qua non is voor het partnergeweld.23 Ik zal hier in paragraaf 2.3 op terugkomen. Voorts is belangrijk om op te merken dat de besproken indelingen met name een

verdedigbare interpretatie van bestaand onderzoek naar daderkenmerken

betreffen, maar ook niet veel meer dan dat. Veruit de meeste studies naar daderschaptypologieën zijn cross-sectioneel van aard. Dit betekent dat daderkenmerken niet noodzakelijkerwijs ook in een causale relatie tot ple-gerschap staan. Zo hoeven psychiatrische stoornissen niet per sé de oorzaak van het geweld te zijn geweest, maar kunnen die daar ook het gevolg van zijn geweest of verband houden met andere problematiek.24 Daarnaast is het twijfelachtig of de aan- of afwezigheid van psychopathologie en/of per-soonlijkheidsstoornissen een geschikt criterium is om daders te definiëren.

21 Zie A. Holtzworth-Munroe & G.L. Stuart, ‘Typologies of male batterers: Three subtypes and the differences among them’, Psychological Bulletin 1994, 116 (nr. 3), p. 476-497. 22 Zie hierover C. de Ruiter, ‘Risicotaxatie bij relationeel-geweldplegers in de praktijk: De

B-SAFER’, in: A. Groenen, E. Jaspeart & G. Vervaeke (red.), Partnergeweld: Als liefde een

gevecht wordt, Leuven: Acco 2011, p. 269-290.

23 Zie hierover D.M. Capaldi & H.K. Kim, ‘Typological approaches to violence in couples: A critique and alternative conceptual approach’. Clinical Psychology Review 2007, 27,(nr. 3), p. 253-265.

24 Zie hierover L.M. van der Knaap, F. el Idrissi, F. & S. Bogaerts, Daders van huiselijk geweld (Onderzoek en beleid 287), Den Haag: WODC 2010 en H.C.J. van der Veen & S. Bogaerts,

Huiselijk geweld in Nederland: Overkoepelend syntheserapport van het vangst-hervangst-, slachtoffer- en daderonderzoek 2007-2010 (Onderzoek en beleid 288), Den Haag: WODC

Het is bijvoorbeeld zeer wel mogelijk dat een psychisch gestoorde dader zich beperkt tot geweld tegen zijn of haar partner dat bovendien relatief licht van aard is of dat een niet-psychische gestoorde dader herhaaldelijk zeer ernstig geweld pleegt. Zulke daders kunnen niet worden gecategori-seerd onder één van de drie typen die door Holtzworth-Munroe en Stuart worden onderscheiden. Daarom lijkt het zinvol om niet alleen te denken in termen van dadertypologieën, maar ook te spreken van daderschap en moge-lijke comorbide psychiatrische stoornissen. Hierbij gaat het niet om psychia-trische stoornissen die een bepaald type dader definiëren, maar die blijkens empirisch onderzoek vaak (maar niet altijd) voorkomen in combinatie met plegerschap.

2.2 Partnergeweld en comorbiditeit van psychiatrische stoornissen

Uitgaande van de assensystematiek die wordt gehanteerd door de vierde herziene tekstversie van het Diagnostic and Statistical Manual of Mental

Disor-ders (DSM-IV-TR; American Psychological Association, 2000)25 kan psychia-trische problematiek globaal worden onderscheiden in twee categorieën: (1) psychopathologie en middelenmisbruik (zogenaamde as I-problematiek) en (2) persoonlijkheidsstoornissen en stoornissen in de intelligentie (as II-pro-blematiek). Met betrekking tot beide categorieën bestaan empirische aanwij-zingen voor het bestaan van een verband met plegerschap van partnerge-weld. Vormen van psychopathologie die verband lijken te houden met plegerschap van partnergeweld zijn: depressie (vooral bij vrouwen),26 post-traumatische stressstoornis (PTSS)27 en impulscontrolestoornissen.28 Meer empirische evidentie lijkt te bestaan voor de relatie tussen het plegen van partnergeweld en middelenmisbruik.29 Voor wat betreft de relatie tussen ple-gerschap van huiselijk geweld en comorbide persoonlijkheidsstoornissen suggereren de beschikbare onderzoeksresultaten dat plegerschap vooral gepaard kan gaan met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een

border-25 Voor de niet-ingewijde lezer: Dit is het handboek dat psychiaters en psychologen gebrui-ken om een diagnose te stellen.

26 Zie bijvoorbeeld P.A.C. Vaeth, S. Ramisetti-Mikler, & R. Caetano, ‘Depression among couples in the United States in the context of intimate partner violence’, Journal of

Inter-personal Violence 2010, 25 (nr. 5), p. 771-783.

27 Zie bijvoorbeeld D.G. Dutton, ‘Trauma symptoms and PTSD-like profi les in perpetrators of intimate abuse’, Journal of Traumatic Stress 1995, 8 (nr. 2), p. 299-316.

28 Zie X. Fang, G.M. Massetti, L. Ouyang, S.D. Grosse, & J.A. Mercy, ‘Attention-Defi cit/ Hyperactivity Disorder, Conduct Disorder, and Young Adult Intimate Partner Violence’,

Archives of General Psychiatry 2010, 67(nr. 11), p. 1179-1186.

29 Zie F.L. Kraanen, P.M.G. Emmelkamp, & A. Scholing, ‘Partnermishandeling: samenhang met andere stoornissen en behandeling van daders van partnermishandeling’, in: A. Groenen, E. Jaspeart, & G. Vervaeke (red.), Partnergeweld: Als liefde een gevecht wordt, Leuven: Acco 2011, p. 129-140.

line stoornis30 en psychopathie of psychopathische trekken.3132 Daarnaast bestaan indicaties dat het plegen van partnergeweld verband houdt met een gebrekkige emotionele intelligentie.33 Ten slotte suggereren sommige stu-dies dat het plegen van partnergeweld verband houdt met psychosociale en uitlokkende factoren (as IV-problematiek), waaronder werkloosheid,34 lage sociaal-economische klasse35 en huwelijksproblematiek.36

Naast problematiek die kan worden geclassificeerd op grond van de DSM-systematiek, heeft bestaand onderzoek ook gevonden dat het plegen van partnergeweld samenhangt met de neiging om boos en vijandig te zijn37

en met hechtingsproblematiek.38

Hoewel het spreken in termen van comorbide problematiek dan beter mag aansluiten bij het heterogene karakter van partnergeweld dan het den-ken in dadertypologieën en om die reden minder pretentieus lijkt te zijn, is ook hierbij de nodige voorzichtigheid geboden. Een fundamentele beper-king van de in deze subparagraaf besproken studies is dat zij zich, evenals de in paragraaf 2.1 besproken dader typologieën, uitsluitend richten op daders en niet of nauwelijks aandacht besteden aan factoren die verband houden met recidive en de rol die het slachtoffer speelt bij het ontstaan en in stand houden van het partnergeweld. Hier zal ik nu op ingaan.

30 Zie bijvoorbeeld D.G. Dutton & A. Starzomski, ‘Perpetrator characteristics associated with women’s reports of psychological and physical abuse’, Violence and Victims 1993, 8 (nr. 4), p. 326-335. Ook het vermelden waard is S.D. Hart, D.G. Dutton, & T. Newlove, ‘The prevalence of personality disorder among wife assaulters’, Journal of Personality

Dis-orders 1993, 7 (nr. 4), p. 1721-1740.

31 Zie bijvoorbeeld E. Echeburúa, & J. Fernández-Montalvo, ‘Male Batterers With and With-out Psychopathy’, International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology 2007, 51 (nr. 3), p. 254-263.

32 Psychopathie is geen DSM-stoornis, maar vertoont grote overeenkomsten met de anti-sociale persoonlijkheidsstoornis.

33 J. Winters, R.J.W. Clift & D.G. Dutton, ‘An Exploratory Study of Emotional Intelligence and Domestic Abuse’, Journal of Family Violence 2004, 19 (nr. 5), p. 255-267.

34 J. Fagan, The criminalization of domestic violence: Promises and limits (NCJ 157641),

Washing-ton, DC: National Institute of Justice 1996.

35 A. Holtzworth-Munroe, L. Bates, N. Smutzler & E. Sandin, ‘A brief review of the research on husband violence Part I: Maritally Violent Versus Nonviolent Men’, Aggression and

Violent Behavior 1997, 2 (nr. 1), p. 65-99.

36 S.M. Stith, N.M. Green, D.B. Smith & D.B. Ward, ‘Marital Satisfaction and Marital Discord as Risk Markers for Intimate Partner Violence: A Meta-analytic Review’, Journal of Family

Violence 2008, 23 (nr. 3), p. 149-160.

37 B. Norlander & C. Eckhardt, ‘Anger, hostility, and male perpetrators of intimate partner violence: A meta-analytic review’, Clinical Psychology Review 2005, 25 (nr. 2), p. 119-152. Zie ook S.M. Stith, D.B. Smith, C.E. Penn, D.B. Ward, & D. Tritt, ‘Intimate partner physical abuse perpetration and victimization risk factors: A meta-analytic review’, Aggression and

Violent Behavior 2004, 10 (nr. 1), p. 65-98.

2.3 Recidive van partnergeweld en slachtoffergerelateerde risicofactoren

Op basis van de resultaten van een systematische review suggereren Stith en collega’s dat vooral geweldpleging door het slachtoffer samenhangt met slachtofferschap van partnergeweld en in mindere mate met symptomen van depressie en angst voor herhaald slachtofferschap.39 De meeste van de door hen beschreven studies zijn echter cross-sectioneel van aard, zodat niet duidelijk is of deze factoren het geweld ook veroorzaakten. Ander cross-sectioneel onderzoek suggereert dat ook negatieve emotionaliteit als per-soonlijkheidstrek verband houdt slachtofferschap.40 Daarnaast is wel enige prospectieve evidentie gevonden voor de relatie tussen plegerschap van partnergeweld en het hebben van een gedragsstoornis in de kindertijd en (getuige zijn van) partnergeweld tussen ouders.41

Iets meer onderzoek lijkt te zijn gedaan naar risicofactoren van herhaald partnergeweld. Volgens Foa en enkele van haar collega’s wordt herhaling van partnergeweld voornamelijk bepaald door drie factoren: (1) de ernst en frequentie van eerder relationeel geweld, (2) psychische problematiek (aan de zijde van het slachtoffer) en (3) de weerbaarheid van het slachtoffer (d.w.z. het vermogen om succesvol met traumatische ervaringen om te