• No results found

Economische situatie

In document Kennisbundeling covergisting (pagina 75-80)

III. Regionale vergistinginstallatie

5 Effecten op digestaat en emissies In dit hoofdstuk beschrijven we de effecten van covergisting op digestaat en emissies

5.4 Effect op geur Algemeen

6.2.1 Economische situatie

Voor de drie voorbeeldsituaties met vergisting (beschreven in paragraaf 2.3) geven we hier een overzicht van de economische situatie (tabel 6.2). Een uitwerking hiervan is gegeven in bijlage 8.

Bij financiering van 40% eigen vermogen met een gewenste rate of return van 10% en 60% lening tegen 5% rente is een vereiste project IRR 7%. Overigens kan het in de praktijk goed voorkomen dat externe financiers een rendementseis van 15% op eigen vermogen hanteren, waarmee de rendementseis voor het project op 9% zou komen.

Op kleine schaal is er vanuit gegaan dat er geen extra mest wordt aangevoerd. De meerkosten voor transport komen voort uit het uitrijden van het extra digestaat door covergisting. Bij middelgrote schaal wordt er additioneel mest aangevoerd en even- eens afgevoerd. Bij een centrale vergister wordt alle mest aan- en afgevoerd. Op middelgrote schaal is mestvergisting rendabeler dan op kleine schaal. Met een relatief kleine meerinvestering is de elektriciteitsproductie (en hiermee de inkomsten) aanzienlijk hoger. Een centrale vergister heeft aanzienlijk hogere investeringskosten, met name ook omdat er land aangekocht dient te worden en er voor- en naopslagen gebouwd dienen te worden, evenals een sanitatietank. Aan de andere kant kan in dit

type installaties waarschijnlijk wel een bredere range aan (goedkopere) coproducten worden ingenomen.

Tabel 6.2. De economische situatie voor de 3 voorbeeld vergistingsinstallaties van verschillende grootte (omschrijving zie paragraaf 2.3).

kleinschalig middelgroot centraal

Input vergistingsinstallatie

Mest ton/jaar 6122 9400 28500

Co-materialen ton/jaar 2000 4500 8000

Proces 0 0 0

Inhoud vergister m3 1 x 1200 2020 2 x 1800

Sanitatie nee nee ja

Biogas productie Nm3/jaar 533,050 811,899 2,312,500

Gasopslag m3 250 2400 600

WKK 0 0 0

Elektrisch vermogen gasmotor kWe 137 208 549 Elektriciteitsproductie kWh/jaar 932,515 1,502,013 4,393,750 Investering Investeringskosten - bruto ! 497,000 611,668 2,150,000 EIA ! 60,634- 74,623- 262,300- Investeringskosten - netto ! 436,366 537,045 1,887,700 Prijzen

Inkoop co-materialen (incl. transport) !/ton 18 12 5 Transportkosten mest !/ton 0 10 3 Transportkosten digestaat !/ton 10 0 3

Resultaat

Totale baten !/jaar 127,719 228,235 579,975 Totale kosten !/jaar 129,268 211,153 539,782 Jaarresultaat !/jaar 1,549- 17,082 40,193 Terugverdientijd jaar 7.3 5.8 6.2

Project IRR % 6.2% 11.3% 9.9%

Het daadwerkelijke rendement van een installatie in de praktijk hangt af van de pre- cieze invulling van kosten en baten en de verhouding daartussen. Een aantal factoren zijn met name bepalend voor de financiële situatie:

• Vergoeding voor geleverde elektriciteit, met name de MEP omdat deze voor bijna driekwart de totaalprijs van geleverde elektriciteit bepaald

• Biogasopbrengsten uit mest en co-materialen • Inkoop van co-materialen en afzet van digestaat • Investering

• Arbeid

Hieronder gaan we na in welke mate de hier geschetste factoren invloed hebben op het rendement d.m.v. een gevoeligheidsanalyse.

6.2.2 Gevoeligheidsanalyse

Om meer inzicht te verkrijgen in de effecten van diverse factoren op het rendement (project IRV voor belasting) van het project zijn er gevoeligheidsanalyses gemaakt. Voor de visualisatie van de gevoeligheid is op basis van de financiële berekening de interne rentevoet berekend na respectievelijk verhoging als verlaging van mogelijke factoren met bijvoorbeeld 10 en 20%. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld de investe- ringskosten zijn verhoogd met 10 % en vervolgens de interne rentevoet is berekend. De uitkomsten van deze berekeningen zijn weergegeven in de onderstaande grafiek, vervolgens 20 % verhoogt en wederom weergegeven etc.

Figuur 6.2: gevoeligheidsanalyse van de belangrijkste parameters op de interne rente- voet voor de kleinschalige vergister. Op de x-as de parameter variatie en op de y-as de IRV. De horizontale lijn geeft een vereist projectrendement

van 7% aan.

Uit figuur 6.2 blijkt dat een kleinschalige vergister aan de baten zijde zeer gevoelig is voor variaties in de inkomsten uit elektriciteitsproductie. Deze worden met name bepaald door de biogasproductie en de MEP en in mindere mate door de grijze elektri- citeitsprijs. Een variatie in biogasopbrengst door bijvoorbeeld slechte kwaliteit van substraten kan grote gevolgen hebben. Een daling van de MEP subsidie, iets wat voor installaties die na 1 januari 2008 in bedrijf worden genomen een reële mogelijkheid is, heeft eveneens een sterk effect op de IRV. Aan de andere kant is de verwachting dat de grijze elektriciteitsprijs flink zal gaan stijgen. Het effect hiervan op de IRV zal min- der groot zijn. Aan de kostenzijde is de inkoopprijs van co-substraten is een kritieke factor. Toename hiervan zal een sterk drukkende werking op de IRV hebben. Indien de investeringskosten dalen met 20%, wat hetzelfde is als het verkrijgen van een subsidie van 25%5, dan stijgt de IRV tot bijna 14%.

Indien de restwarmte van de kleinschalige vergister volledig benut zou kunnen worden, ongeveer 3,000 GJ netto, zou dit bij 2,76 !/GJ ongeveer 8.000 !/jr extra inkomsten opleveren. Hierdoor stijgt de IRV in dit geval van 6.2% naar 8.9%. De extra benodigde investeringskosten zijn hierbij niet meegenomen. Restwarmte benutting op

5 Hierbij moet wel rekening gehouden worden met de MSK toets, zie paragraaf 2.7

0% 3% 5% 8% 10% 13% 15% 18% 20% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 110% 120% 130% 140% 150%

MEP Verkoopprijs elektriciteit Investering

Inkoop co-materialen Arbeid Biogasopbrengst Co-materialen

boerderijschaal zal dus geen grote invloed hebben op de IRV, maar kan een project wel net over de rentabiliteitsgrens trekken.

In figuur 6.3 staat een gevoeligheidsanalyse voor een centrale vergister weergegeven.

Figuur 6.3: gevoeligheidsanalyse van de belangrijkste parameters op de interne rente- voet voor een centrale 36.000 ton vergister. Op de x-as de parameter variatie en op de y-as de IRV. De horizontale lijn geeft een vereist projectrendement van 7% aan.

In principe zien we in figuur 6.3 dezelfde gevoeligheden als bij de kleinschalige vergis- ter. Echter, de invloed van variatie in de investeringskosten is groter. Een reductie van investeringskosten, bijvoorbeeld door gebruik te maken van bestaande centrale mestopslagen, heeft een sterk positief effect op de IRV. Het effect van de inkoopprijs van co-substraten is onverminderd groot. In de figuur lijkt het effect kleiner, maar dit komt doordat de uitgangswaarde (5 !/ton) minder groot is waardoor de variatie op de as 2,5 !/ton tot 7,5 !/ton betekent. In de praktijk kan de variatie aanzienlijk groter zijn.

Indien de restwarmte van de centrale vergister volledig benut zou kunnen worden, ongeveer 13,000 GJ netto, zou dit bij 2,76 !/GJ ongeveer 36.000 !/jr extra inkomsten opleveren. Hierdoor stijgt de IRV in dit geval van 9.9% naar 12.5%. De extra benodig- de investeringskosten zijn hierbij niet meegenomen. Restwarmte benutting bij een centrale vergister zal dus geen grote invloed hebben op de IRV, maar kan een project wel net over de rentabiliteitsgrens trekken.

De verwachte toename in mestafzetkosten (door nieuw mestbeleid) naar ! 10-15 per ton (LEI, 2004) zal een extra impuls zijn voor centrale mestvergisting. De combinatie van vergisting met mestbewerking, zoals scheiding of hygiënisatie waarbij proces- warmte kan worden benut, kan een beter verkoopbaar (of exporteerbaar) mestproduct tot gevolg hebben. De meerwaarde van deze bewerking, ook in verhouding tot de kosten, zal per situatie moeten worden ingeschat.

0% 3% 5% 8% 10% 13% 15% 18% 20% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 110% 120% 130% 140% 150

MEP Verkoopprijs elektriciteit Investering

Inkoop co-materialen Transportkosten digestaat Biogasopbrengst Co-materialen Biogasopbrengst Mest

In document Kennisbundeling covergisting (pagina 75-80)