• No results found

5 “DROGE” RETENTIEVIJVERS (V.S)

In document Zuiverende regenwatervoorzieningen (pagina 152-155)

BEZINKBAK/BEZINKVIJVER

5 “DROGE” RETENTIEVIJVERS (V.S)

5 “DROGE” RETENTIEVIJVERS (V.S)

Twee vijvers bevinden zich in Noord-Virginia (V.S). Het afvoerende oppervlak van de eerste vijver is 35,2 ha en van Londen 4,4 ha. Verder zijn er nog 3 vijvers die hetzelfde principe heb-ben weergegeven. Ze bevinden zich in Montgomery, Lawrence en Greenville en hebheb-ben een afvoerend oppervlak van 13,6, 4,8 en 80 ha.

Bijzonderheden

Van deze vijvers zijn bijna alleen rendementgegevens bekend. Conclusies

In alle gevallen zijn de verwijderingsrendementen lager dan die van “natte” retentievijvers. Verder zijn de verwijderingsrendementen laag, de reden hiervan is de “resuspensie” van het sediment tijdens de regenbuien. Verder zijn de verblijftijden bekend, Lawrence heeft ruim de grootste verblijftijd (meer dan 3 dagen). Deze voorziening heeft dan ook vaak het grootste verwijderingsrendement, vooral de verwijdering van zware metalen gaat goed [76].

Krubban vijver (Zweden)

Figuur De Krubban vijver in Zweden

De vijver is in 1996 gebouwd en gelegen in Örebro, Zweden. Het is een systeem van 3 met elkaar in verbinding staande vijvers. Het totale oppervlak is 11,8 hectare.

Conclusies

Met een (oppervlak voorziening/afvoerend oppervlak)-verhouding van 0,0694 is de vijver redelijk gedimensioneerd. Het verwijderingsrendement van het zwevend stof gehalte is 93% dit is erg hoog in vergelijking met de andere voorzieningen. Waarschijnlijk komt dit doordat het een vijversysteem van 3 vijvers is waardoor er beter wordt gezuiverd. Ook een

verwijderingsrendement van het totaal fosfaat van 87% is niet slecht te noemen. De rendementen

van de zware metalen liggen duidelijk lager [87].

Alle gemeten waarden voldoen ruim aan de MTR-normen.

Droge retentievijvers

Van de volgende zuiveringsvoorzieningen zijn gegevens gevonden en weergegeven: • 5 “droge” retentievijvers (V.S)

STOWA 2007-20 ZUIVERENDE VOORZIENINGEN REGENWATER

BIJLAGE 4

BODEMPASSAGE

PROCESSEN

Wanneer afstromend hemelwater in een bovengrondse infiltratievoorziening wordt ge-leid, verandert de samenstelling ervan door de bodempassage en de diverse fysisch-chemi-sche stoftransportprocessen in de bodem (zie kader). Het principe van de werking van een bovengrondse infiltratievoorzienig, in Nederland veelal aangeduid als wadi, is weergegeven in figuur 10.8.

FIGUUR 9.8 SCHEMATISCHE WEERGAVE PROCESSEN BODEMPASSAGE [88]

Het infiltrerende water (I) wordt effectief gezuiverd, doordat onopgeloste vuildeeltjes worden gefilterd en de opgeloste verontreinigingen aan de bodem worden gebonden (adsorptie) en organische stoffen deels worden afgebroken in de humeuse toplaag (A). Ook verdwijnt een klein deel van de verontreinigingen door gewasopname wanneer de begroeiing (bv. maai-sel) wordt afgevoerd. Na passage van de bovengrond (toplaag) van de voorziening, kan het uitspoelende water (B) zich verder verspreiden naar het omringende grondwater (C) en via de grondwaterstroming naar nabij gelegen oppervlaktewater. Snellere routes naar het opper-vlaktewater treden op als de ondergrond weinig doorlatend is (klei/veen) en het uitspoelende water via een drain naar het oppervlaktewater wordt geleid. Ook worden vaak overstortvoor-zieningen in wadi’s aangebracht, waardoor bij hevige regenval en/of onvoldoende infiltratie-capaciteit het afstromende water direct (zonder bodempassage) naar het oppervlaktewater afstroomt.

Kader fysisch-chemische stoftransportprocessen bij infiltratie.

Advectief transport: Dit is de verplaatsing van opgeloste stoffen met het stromende grondwater. In het geval van wadi’s is dit dus het infiltrerende hemelwater door de toplaag naar de onder-liggende bodem (en grondwater).

Adsorptie en desorptie: Hierdoor wordt een deel van de stoffen gebonden aan de vaste fase (vaste bodemdeeltjes). De stoffen bewegen dan belangrijk trager door de bodem als het wa-ter. Belangrijke adsorptieprocessen zijn de binding aan (in afnemende volgorde) organische

Processen

Wanneer afstromend hemelwater in een bovengrondse infiltratievoorziening wordt geleid, verandert de samenstelling ervan door de bodempassage en de diverse fysisch-chemische stoftransportprocessen in de bodem (zie kader). Het principe van de werking van een

bovengrondse infiltratievoorzienig, in Nederland veelal aangeduid als wadi, is weergegeven in figuur 10.8.

Figuur 9.8 Schematische weergave processen bodempassage [88]

Het infiltrerende water (I) wordt effectief gezuiverd, doordat onopgeloste vuildeeltjes worden gefilterd en de opgeloste verontreinigingen aan de bodem worden gebonden (adsorptie) en organische stoffen deels worden afgebroken in de humeuse toplaag (A). Ook verdwijnt een klein deel van de verontreinigingen door gewasopname wanneer de begroeiing (bv. maaisel) wordt afgevoerd. Na passage van de bovengrond (toplaag) van de voorziening, kan het uitspoelende water (B) zich verder verspreiden naar het omringende grondwater (C) en via de

grondwaterstroming naar nabij gelegen oppervlaktewater. Snellere routes naar het oppervlaktewater treden op als de ondergrond weinig doorlatend is (klei/veen) en het uitspoelende water via een drain naar het oppervlaktewater wordt geleid. Ook worden vaak overstortvoorzieningen in wadi’s aangebracht, waardoor bij hevige regenval en/of onvoldoende infiltratiecapaciteit het afstromende water direct (zonder bodempassage) naar het

oppervlaktewater afstroomt.

Kader fysisch-chemische stoftransportprocessen bij infiltratie.

Advectief transport: Dit is de verplaatsing van opgeloste stoffen met het stromende grondwater. In het geval van wadi’s is dit dus het infiltrerende hemelwater door de toplaag naar de

onderliggende bodem (en grondwater).

141

STOWA 2007-20 ZUIVERENDE VOORZIENINGEN REGENWATER

bestanddelen, metaaloxiden en kleideeltjes. Deze binding wordt sterk bepaald door de pH en de adsorptiecapaciteit van de bodem. De adsorptie kan worden verhoogd door toevoeging van ijzeroxides of organische stof. In zure bodems (pH < 6) wordt de adsorptie bevorderd door te bekalken. De aanwezigheid van veel zouten (bijvoorbeeld strooizout) leidt tot complex-vorming, waardoor verontreinigingen minder effectief worden geadsorbeerd. Adsorptie is in principe reversibel, hetgeen inhoudt dat bij veranderende omstandigheden (bijvoorbeeld verzuring) stoffen weer in oplossing kunnen komen. Deze desorptie kan voor zware metalen en nutriënten, die van nature en door bemesting aanwezig zijn in bodems, snel leiden tot een negatief zuiveringsrendement.

Transport via DOC: Wanneer het infiltratiewater of het bodemvocht veel opgelost organische stof (DOC) bevat, neemt de effectieve adsorptie aan de vaste bodem sterk af. Dit komt doordat veel verontreinigingen ook preferent aan DOC hechten maar DOC zelf in de bodem mobiel kan zijn en met name in ondiepe bodems niet of weinig wordt afgebroken. Het kan daarom gunstig zijn maaisel en bladval af te voeren omdat dit door rotting veel

DOC kan geven.

Afbraak: Organische verontreinigingen kunnen in de bodem significant worden afgebroken. Deze afbraak verschilt sterk per type verontreiniging en is sterk afhankelijk van de verblijf-tijd in de bodem en aan/afwezigheid van zuurstof. In het algemeen is de verblijfverblijf-tijd vrij kort (orde van dagen) en is het bodemvocht redelijk verzadigd met zuurstof. In deze condities breken enkele vluchtige PAK-verbindingen en olie deels af. Nitraat zal niet of nauwelijks af-breken, omdat hiervoor anaërobe condities nodig zijn. De afbraak van bestrijdingsmiddelen is waarschijnlijk door de geringe verblijftijden niet groot. Voor een volledige afbraak ervan zijn wisselende redox-omstandigheden in het algemeen het meest gunstig, omdat sommige middelen in een zuurstofrijk milieu goed afbreken maar de afbraakproducten juist in zuur-stofloze condities en vice versa [88].

STOWA 2007-20 ZUIVERENDE VOORZIENINGEN REGENWATER

BIJLAGE 5

DOORLATENDE VERHARDING

In document Zuiverende regenwatervoorzieningen (pagina 152-155)