• No results found

2. Humanistisch raadswerk

4.2 Inhoudelijke en levensbeschouwelijke uitgangspunten

4.2.6 Drie existentiële thema’s uitgelicht

Jorna beschrijft in Echte woorden (2008) een drietal existentiële emoties en de wijze waarop deze kunnen worden ontsloten. Bij de bespreking van deze emoties komen nog een aantal aspecten naar voren komen waarin HGB en de systemische en contextuele benadering elkaar kunnen aanvullen. Er is geen reden genoemd waarom het deze drie emoties betreft. Angst kan – hoewel het een geen morele emotie is zoals schaamte en schuld – bijvoorbeeld ook een existentieel karakter hebben en een existentieel proces in gang zetten (vgl. Calsius 2012). Met de drie besproken emoties zijn volgens Jorna ook handvatten gegeven om met andere existen- tiële emoties te werken. Met zijn beschrijvingen wordt duidelijk hoe een spiritueel begeleider het mogelijke proces waartoe ze kunnen aanzetten, kan begeleiden. Volgens Jorna is er wanneer sprake is van existentiële emoties maar één weg om met deze emoties te ‘verstaan’. Dit is de weg door de emoties heen, die uiteindelijk tot meer authenticiteit leidt en het vermogen vergroot met anderen een authentiek contact aan te gaan (een ontmoeting). Buber beschrijft de relatie tussen authenticiteit en het erkennen van schuld in zijn tekst Schuld en schuldgevoelens (1983). Verderop in dit hoofdstuk wordt nog ingegaan op de houding van veeleisende uniciteit en veeleisende begeleiding die onder andere bij Jorna te zien is (zie §4.2.1).

Schaamte

Jorna staat in zijn werk nadrukkelijk stil bij schaamte en de schroom die de omgang met schaamte vraagt van de begeleider. Volgens hem voorkomt existentiële schaamte dat iemand als authentiek te voorschijn kan komen (Jorna 2008, 119). Tegelijkertijd duidt schaamte precies aan waar de moeilijkheid voor iemand zit en vormt daarmee ook een ‘poort’ om de eigen, authentieke werkelijkheid te ontsluiten. Een begeleider moet volgens Jorna in de omgang met schaamte heel zorgvuldig te werk gaan, omdat het mogelijk is dat de cliënt anders voorbij gaat aan de eigen grenzen, met het gevolg dat iemand zich kan afsluiten in het contact.

Schaamte is een complexe emotie, en het voert buiten het bestek van deze scriptie om haar volledig recht te doen. Toch wordt hier getracht om ook weer te geven wat de systemische betekenis kan zijn van schaamte. In het werk van Hellinger wordt schaamte niet genoemd. Wel komen hier verhulling en familiegeheimen naar voren. Dit betekent dat pijnlijke gebeurtenissen

82 Er wordt hier dus nadrukkelijk niet uitgegaan van een orde die wordt opgelegd. Als uitgangspunt geldt wat voor een persoon zelf (en voor andere betrokkenen) aanvoelt als een faire balans in de relationele verhoudingen. Op persoonlijk niveau wordt als realistisch doel het innemen van de eigen plek genoemd. Het begrip orde wordt hier dus begrepen vanuit een relationeel evenwicht en gebaseerd op wat voor de cliënt en betrokken juist aanvoelt.

– zoals een miskraam of een buitenechtelijke zwangerschap – onbesproken zijn gebleven en ontkend worden. Binnen het systeem leidt dit tot extra verwarring en het vraagt zorgvuldigheid om de gebeurtenis en de bijbehorende emoties dan aan het licht te brengen83. Vanuit syste- misch perspectief is het een belangrijk gegeven dat van emoties als schaamte ook een bindende werking uit kan gaan – zoals het verdriet dat Sandra van haar oma meedroeg ook een bindende kracht had. Het is in zo’n geval van belang dat er erkenning voor in de plaats komt, waarmee daarna de verbinding wordt bekrachtigd.

Natasja Rietveld, die onderzoek deed naar schuld en schaamte onder veteranen, schrijft dat onderzoek er nog niet in geslaagd is zelfbewuste emoties als schuld, schaamte en trots op basis van herkenbare gezichtsexpressies te onderscheiden, zoals dit bij basisemoties (zoals angst, boosheid, pijn en verdriet) wel mogelijk is (2013, 20). Schaamte kan zowel aansporen tot het herstel van een relatie, maar ook schade toebrengen in relaties wanneer er juist gereageerd wordt met ontwijkend gedrag (ibid., 23).

Doordat schaamte niet altijd duidelijk waarneembaar is, is het in de begeleiding volgens Jorna belangrijk om er bedacht op te zijn. Wie schaamte over het hoofd ziet, loopt kans om de grenzen van de cliënt niet in acht te nemen, waardoor deze zich mogelijk zal afsluiten. In het vervolg van het contact zal de cliënt zich dan mogelijk niet meer kwetsbaar opstellen. ‘De moed hebben tot zichzelf’ gaat volgens Jorna altijd gepaard met existentiële schaamte, omdat het het gevoel aanspreekt ‘er niet te mogen zijn’ (Jorna 2008, 119). Aandacht voor mogelijke signalen van schaamte zijn ook in het systemisch en contextueel werk relevant. Anders kan er (net als bij dissociatie, zie §3.1.2) aan de gevoelens van de cliënt voorbij worden gegaan.

Schuld

Zowel Jorna, Hellinger als Nagy zijn in hun opvatting van schuld geïnspireerd door Buber, die het opvat als een gegeven dat (afhankelijk van de aard van het schuldfeit) een diepgaande betekenis heeft voor de existentie en de relationaliteit. Het wordt hier onderscheiden van schuldgevoelens, die meestal niet existentieel of relationeel van aard zijn84.

Primair staat de schuldervaring van een mens in verband met de ervaring ‘niet te voldoen’. Deze schuld die weliswaar naar ‘mij’ verwijst, is niettemin gerelateerd aan de ander en aan het leven zelf, aan wie of waaraan ‘ik’ iets verplicht ben (Jorna 2008, 159).

83 Soms komen er tijdens een familieopstellingen ‘feiten’ aan het ligt, zoals bijvoorbeeld een buitenechtelijk kind of een uitsluiting in een eerdere generatie. Bij opstellingen geldt dat wanneer deze gegevens niet bekend waren of niet bevestigd kunnen worden, ze niet gelijk voor ‘waar’ aangenomen moeten worden. Het verdient dan de voorkeur het als een mogelijkheid te zien.

84 De schuld(gevoelens) die het individu ervaart vanuit zijn persoonlijk geweten en die de behoefte bewaken om bij de groep te horen, worden hier opgevat als niet relationeel of existentieel van aard. Ze kunnen dat echter wel zijn, wanneer ze voor het individu tot een existentieel conflict leiden. 

Jorna bespreekt in Echte woorden (2008) verschillende opvattingen van schuld en kiest voor een relationele opvatting op basis van Buber. Jorna onderscheidt zich van Hoogeveen, die met name negatief is over schuld. Hoogeveen vat het op als een constructie (in tegenstelling tot een gevoel) en vaak als verhulling van iets anders (ibid., 150). Jorna stelt voor: ‘Wat ik geschonden heb, wil ik helen (ibid., 136)’. In navolging van Buber spreekt Jorna van schuld als een schending van de zijnsorde85 (ibid., 147). Een schuldervaring of schuldsituatie raakt volgens hem aan de existentie. Jorna distantieert zich zowel de ‘schuldaanpratende pastor’ als van de therapeut die schuld ‘weg analyseert’. Beide benaderingen richten zich volgens hem niet op de werkelijke schuld, waar men zich in relatie en in diepte toe verhoudt (ibid., 137). Hij maakt onderscheid tussen drie aspecten die aan schuld zijn te onderscheiden.

Schuld is dus hoe dan ook relatieschuld. Binnen dit algemene kenmerk zou ik schuld willen uitsplitsen, om schuldfeit, schuldgevoel en schuldbesef te onderscheiden. Elk van deze drie vertrekpunten van schuld vraagt als het ware om een eigen verwerking: een schuldfeit vraagt van de betrokkene, wil hij überhaupt verder komen, primair om erkenning van de schuld en herstel van

(de) relatie. Bij een schuldgevoel is het van belang het onderliggende verlangen om de innerlijke

houding kloppend te maken tegenover die ander te onderkennen en te honoreren. Schuldbesef betreft niet zozeer een concreet feit of gevoel, maar veeleer de herinnering aan het tot dusver geleefde leven dat tekortschoot in menselijkheid, in werkelijke communicatie en bovenal in een ‘tekort’ aan daden die overeenstemmen met de eigen bestemming (Jorna 2008, 159).

Net als ook bij schaamte en eenzaamheid is volgens Jorna de enige weg door schuld heen. Schuld heeft behalve een persoonsgebonden een persoonsoverstijgende dimensie, waardoor mensen dichter bij elkaar kunnen komen (ibid., 138). Na het besef van het schuldfeit staat iemand voor de taak zich er innerlijk en relationeel toe te verhouden het ‘op te nemen in de dynamiek van het gaande leven (ibidem).’ Jorna noemt hier als voorbeeld dat mensen hun erva- ringen van schuld kunnen delen en daarin gemeenschappelijkheid kunnen ervaren, maar hij blijft vaag over het constructieve vervolg dat iemand aan een schuldfeit kan geven. Wat houdt het in om schuld ‘op te nemen in de dynamiek van het leven’, zoals Jorna het uitdrukt? De systemi- sche en contextuele benadering geven in dit opzicht duidelijke suggesties hoe schuld relationeel opgepakt kan worden, bijvoorbeeld door richting derden iets goeds te doen. Deze benaderingen laten zien dat door erkenning te geven van wat iemand zelf geleden heeft, ruimte kan ontstaan om eigen schuld onder ogen te zien en hoe verschillende perspectieven kunnen worden aange- nomen ten opzichte van wat gebeurd is.

Eenzaamheid

Om uit te drukken hoe eenzaamheid tot authenticiteit leidt, haalt Jorna de psycholoog Carl Moustakas aan:

Om jezelf in alle opzichten te leren kennen en tot de diepste waarheid omtrent jezelf te en de anderen door te dringen, is het noodzakelijk je in jezelf terug te trekken, je zonder enige reserve over te geven aan een proces van onderzoek en meditatie, jezelf openbreken (ibid., 194).

Het is opvallend dat Jorna in zijn opvatting van eenzaamheid en het omgaan daarmee kiest voor deze zeer individuele benadering, waarin verbondenheid met anderen niet is terug te zien. De omgang met eenzaamheid die hij voorstelt is daarmee tegengesteld aan de omgang met schuld, die er met name op gericht is de relatie te helen.

In hoofdstuk twee (§2.3.2) werd in navolging van Jacobs opgemerkt dat Jorna spiritualiteit met name opvat als een proces van een enkel individu, een opvatting die terugkomt in zijn notie van existentiële eenzaamheid. Jorna noemt weliswaar de helende werking van de ontmoeting, maar spiritualiteit is tegelijkertijd een fundamenteel eigen proces. Dit sluit aan bij de opvatting van Buber dat de mens zijn eigen weg te gaan heeft. Het mens worden in ontmoeting dat Buber ook beschrijft is hier bij Jorna echter niet terug te zien. Dat is opvallend, omdat Jorna Bubers opvatting van ontmoeting ook vaak aanhaalt.

In het werk van Nagy vormt het individu zichzelf nadrukkelijk in dialoog met anderen. Dit begint met zelfafbakening86, waarbij men zich als individu definieert en zichzelf begrenst ten

opzichte van het niet-zelf waarmee men in relatie is. Wanneer een persoon erkenning (krediet) verwerft op basis van relationele integriteit, in plaats van te handelen vanuit macht of eigendunk, is er sprake van zelfvalidatie (Böszörményi-Nagy & Krasner 1994, 481). Beide dragen bij het verwerven van autonomie en authenticiteit, een proces dat bij Nagy dus nadrukkelijk plaatsvindt in relatie met anderen. De systemische en contextuele benadering bieden hierin daarom nieuwe ingangen om een individu te begeleiden in zijn ontwikkeling naar authenticiteit, maar ook in de omgang met eenzaamheid. In bijvoorbeeld het werkveld van de psychiatrie – waar mensen veel te maken hebben met eenzaamheid – zou het zeer waardevol kunnen zijn juist op basis van een verbindende benadering bij eenzaamheid te kunnen ondersteunen. Hierbij kan gedacht worden aan het aanspreken van hulpbronnen, zoals het nagaan van de eigen betekenis voor anderen, wat in relaties goed gaat en erkenning (zie ook §2.2.6 voor voorbeelden uit het contextueel pastoraat).