• No results found

ALGEM EN E RETAILM A RKT

8. DOMINANTIEANALYSE EN POTENTIËLE MEDEDINGINGSPROBLEMEN WHOLESALE

8.1. Dominantieanalyse wholesale in het verzorgingsgebied van <NAAM KABELEXPLOITANT>

285. Het regelgevend kader schrijft voor dat bij mogelijke mededingingsproblemen op de retailmarkt eerst onderzocht moet worden of deze voortvloeien uit dominante posities op

onderliggende wholesalemarkten. Eventuele mededingingsproblemen voortvloeiend uit de alsdan geconstateerde dominante posities op de wholesalemarkten dienen te worden voorkomen door het opleggen van, althans in eerste instantie, wholesaleverplichtingen.

286. Dit hoofdstuk bestaat uit een dominantieanalyse van de wholesalemarkt, alsmede de te verwachten mededingingsproblemen op de wholesalemarkt. De in dit besluit te onderzoeken wholesalemarkten zijn:

(i) De markt voor doorgifte van televisiesignalen via de kabel in het verzorgingsgebied van <NAAM KABELEXPLOITANT>;

(ii) De markt voor doorgifte van radiosignalen via de kabel in het verzorgingsgebied van <NAAM KABELEXPLOITANT>.

De dominantieanalyse voor deze twee wholesalemarkten wordt hieronder gezamenlijk uitgevoerd. 287. In dit hoofdstuk worden de voor deze wholesalemarkten relevante criteria besproken. Deze

zijn vergelijkbaar met de criteria uit de retaildominantieanalyse uit het vorige hoofdstuk. Het gaat bij de dominantieanalyse met name om structuurkenmerken van een markt. Bij de bespreking van mededingingsproblemen worden gedragskenmerken of gedragsvariabelen besproken die een dominante aanbieder kan aanwenden om de machtspositie te verkrijgen, over te hevelen of te beschermen.

Marktaandeel

288. <NAAM KABELEXPLOITANT> heeft op beide wholesalemarkten (zowel de markt voor radio- als die voor televisiesignalen via de kabel) 100% marktaandeel. Dit is een sterke aanwijzing dat er op de beide markten geen sprake is van effectieve concurrentie. Hieronder onderzoekt het college of er binnen of buiten de markt factoren zijn die aanleiding geven om wel effectieve concurrentie te veronderstellen. Dit zal op dezelfde wijze plaatshebben als hiervoor bij de retail-analyse. Het ontbreken van kopersmacht die een tegenwicht kan vormen

289. Op de wholesalemarkt is dit criterium erg belangrijk. Kleine kabelmaatschappijen nemen een duidelijk andere positie in ten opzichte van programma-aanbieders dan grote

kabelmaatschappijen. Zo heeft een kabelmaatschappij met een groot verzorgingsgebied beduidend meer onderhandelingsruimte dan een kabelmaatschappij met een minder groot verzorgingsgebied. De programma-aanbieders zijn voor hun adverteerders afhankelijk van een groot bereik. Als een kabelexploitant met dertig aansluitingen toegang zou weigeren is het effect

op een programma-aanbieder vanzelfsprekend kleiner dan bij kabelexploitanten met een groter bereik. <NAAM KABELEXPLOITANT> heeft slechts een zeer beperkt bereik en vormen geen belangrijke peiler onder de (advertentie)inkomsten van programma-aanbieders. Dit geldt voor zowel aanbieders van televisieprogramma’s als voor aanbieders van radioprogramma’s (met name de partijen met FM-frequentie).

290. Kabelmaatschappijen hebben er belang bij om de populaire programma’s in de pakketten op te nemen, aangezien pakketten met deze programma’s door eindgebruikers eerder zullen worden afgenomen. Voor deze programma-aanbieders geldt dat zij over kopersmacht beschikken. Immers, op het moment dat een kabelmaatschappij (om wat voor reden dan ook) ertoe zou overgaan om een programma-aanbieder niet toe te laten, dan zal dit een geringe impact hebben op de advertentie-inkomsten van een programma-aanbieder, waardoor de programma-aanbieder niet langer in het verzorgingsgebied van de individuele kabelmaatschappij te zien is. Een kleine kabelmaatschappij zal zich dit niet kunnen veroorloven en is niet in staat om zich onafhankelijk van programma-aanbieders op te stellen.

291. Bij deze analyse is tevens van belang dat het überhaupt niet waarschijnlijk is dat een (kleine) kabelmaatschappij een programma-aanbieder de toegang zou ontzeggen. De doelstelling is namelijk veelal om een zo uitgebreid mogelijk aanbod aan eindgebruikers te doen. Daarnaast geldt dat onderhavige kabelmaatschappijen geen belangen hebben in programma-aanbieders en derhalve geen prikkels voelen om concurrerende programma-inhoud te weren. Het college concludeert dat er geen prikkels aanwezig lijken om programma-aanbieders de toegang te ontzeggen.

292. Het college concludeert dat er op de transmissiemarkt sprake is van kopersmacht door programma-aanbieders die een tegenwicht vormt in het verzorgingsgebied van de kleine kabelmaatschappijen, waardoor kabelmaatschappijen niet in staat zijn om zich onafhankelijk te gedragen.

Het ontbreken van potentiële concurrentie

293. Denkbaar is dat op termijn de verschillende retailproducten van de verschillende

infrastructuren voor de eindgebruikers substituten zijn. In een dergelijke situatie zou er sprake kunnen zijn van potentiële infrastructuurconcurrentie, in die zin dat een kabelmaatschappij zich niet langer onafhankelijk kan gedragen. Een programma-aanbieder zal dan immers kiezen voor het medium waar de eindgebruiker dan gebruik van zal maken. Echter, op korte tot middenlange termijn is hiervan nog geen sprake. Een programma-aanbieder is dan ook in grote mate

afhankelijk van de kabelinfrastructuur om het noodzakelijk bereik te behalen. Dit criterium versterkt het vermoeden dat er geen sprake is van effectieve concurrentie. Hierbij merkt het college op dat hoewel markten geografisch zijn afgebakend naar de verschillende

verzorgingsgebieden er voor veel landelijke programma-aanbieders wordt gekeken naar het nationale bereik dat gehaald wordt. De grote vijf hebben hierbij vanwege het (relatief) grote bereik een cruciaal verzorgingsgebied. In het verzorgingsgebied van <NAAM KABELEXPLOITANT> geldt dit niet.

8.2. Conclusie

294. De individuele kabelmaatschappijen kunnen zich als gevolg van het aanwezig zijn van kopersmacht (en het landelijk gezien geringe bereik) niet onafhankelijk gedragen van programma-aanbieders. Dit ondanks het feit dat ze beschikken over 100% marktaandeel. Dit betekent dat er sprake is van effectieve concurrentie.

CONCLUSIE 8.1:

Het college concludeert dat de markt voor doorgifte van televisiesignalen via de kabel en de markt voor doorgifte van radiosignalen in het verzorgingsgebied van <NAAM KABELEXPLOITANT> effectief concurrerend is.

Vervolg

295. In hoofdstuk 7 is reeds geconstateerd dat de retailmarkt voor de ontvangst van

omroepsignalen via de kabel in de verschillende verzorgingsgebieden in de afwezigheid van (wholesale)regulering niet effectief concurrerend is. Dit betreft zowel de retailmarkt voor de ontvangst van analoge radio- en televisiesignalen als de retailmarkt voor ontvangst van radio- en televisiesignalen met gebruikmaking van een systeem voor voorwaardelijke toegang.

296. Vervolgens heeft het college geconstateerd dat de in hoofdstuk 7 beschreven mededingingsproblemen niet worden opgelost door middel van wholesale verplichtingen, aangezien de wholesalemarkt effectief concurrerend is. De volgende stap is derhalve om de relevante eindgebruikersmarkt te bepalen en te bezien welke partij op die markt een positie van aanmerkelijke marktmacht inneemt, waarna wordt onderzocht of aanvullende retailverplichtingen moeten worden opgelegd.