• No results found

Deel II Onderzoek naar het Nederlandse restitutiebeleid H6 Verruiming afwegingskader

6.2 Doelstelling van de doorgevoerde verruimingen in het afwegingskader

Op 4 juli 2012 werd de taakopdracht van de Restitutiecommissie echter op een belangrijke punt gewijzigd: de beoordeling van claims op kunstwerken uit de Rijkscollectie die nìet tot de NK-collectie behoorden, zou voortaan eveneens plaatsvinden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en niet langer (slechts) volgens de regels die door de Commissie Ekkart waren ontworpen. ‘Onder deze aanbevelingen konden de belangen van de huidige bezitter namelijk niet in aanmerking worden genomen’, zo luidde de motivering.

Natuurlijk was er een reden om de belangenweging binnen de restitutiepraktijk te willen verruimen; de aanpassingen kwamen dan ook zeker niet zonder meer tot stand. Door de toewijzing van restitutieclaims raakte het Nederlandse Cultuurbezit belangrijke werken kwijt, ook als deze op bonafide wijze door bijvoorbeeld de Staat waren verkregen. Door deze nieuwe bepalingen kon nu ook de restitutie van kunstvoorwerpen die, anders dan de NK-collectie, bijvoorbeeld 40 jaar na de Tweede Wereldoorlog op reguliere wijze waren verworven - onder meer door een van Staatswege verrichte aankoop te goeder trouw op een veiling - tot

uitdrukking komen in het teruggavebeleid. Het bestaande beleid liet immers geen ruimte om juist de wijze waarop een kunstwerk werd bemachtigd door de Staat, te verdisconteren in de uitkomst van een restitutiezaak. Voor de afweging van mogelijk andere betrokken belangen was 174 Jaarverslag Restitutiecommissie 2010, p. 34.

67

evenmin plaats. De Restitutiecommissie kon dan ook bij de honorering van een claim op een door de Nederlandse Staat aangekocht object niet anders adviseren dan tot teruggave van het betreffende kunstwerk. De vergelijking met de zogenaamde ‘bindend advies-zaken’ werd meer en meer gemaakt. Hierbij bevonden de geclaimde kunstwerken zich niet in het bezit van de Staat, maar waren eigendom zijn van een gemeente, provincie of stichting. Nu de

Restitutiecommissie in die zaken van meet af aan (2002) wèl meer oordeelsruimte had kon zij - naast of in plaats van teruggave - ook tot andere denkbare oplossingen adviseren. Volgens de om advies gevraagde Raad voor Cultuur leidde dit verschil tot een ‘ongelijke behandeling van claims op kunstwerken’. Via een ad-hoc ingestelde adviescommissie van de Raad werd teruggavebeleid voor restitutieverzoeken op kunstwerken in bezit van het Rijk (niet zijnde NK-werken)

aangepast.176 Volgens de Raad zouden claims op Rijkscollectie-werken gelijk moeten worden

getrokken met de behandeling van claims op kunstvoorwerpen die in het bezit waren van ‘derden’. Hiermee zou meer ruimte ontstaan voor de weging van de betrokken belangen op basis van de zo belangrijke ‘specifieke feiten en omstandigheden’ in een zaak. Al deze motieven vormden als het ware een trendbreuk met de oorspronkelijke geformuleerde

restitutiedoeleinden, waarin de Staat nimmer ten koste van nabestaanden gestolen kunst in bezit zou moeten hebben.

Van regeringswege kwam in 2012 wel een cruciale toevoeging; zij benadrukte de noodzaak om de ruime belangenafweging afhankelijk te maken van de goede trouw van de

bezitter bij aankoop. Naarmate de bezitter bij de verwerving van een kunstvoorwerp ‘meer

kennis had of redelijkerwijs kon hebben’ over de mogelijk verdachte herkomst daarvan, kon de afweging makkelijker in het voordeel van de claimant doorslaan. De mogelijkheid van kennis

van een verdachte herkomst werd formeel dan ook een zwaarwegende factor.177

In de praktijk is het bepalen van de goede trouw bij de bezitter nog altijd een lastige kwestie. Feitelijk zou de betaalde prijs of taxatiewaarde een essentiële factor moeten zijn bij het beantwoorden van de vraag of de bezitter vraagtekens bij de aankoop had moeten zetten. In haar adviezen blijkt de Restitutiecommissie de aankoopprijs in sommige gevallen wel mee te wegen maar dit aspect niet standaard in haar besluitvorming te betrekken. Zo vermeldde de Restitutiecommissie in haar overwegingen in de zaak Stern (RC 1.96) uit 2010 dat de verkochte voorraad ‘slechts een fractie opbracht van de werkelijke marktwaarde’ maar liet in recente bindend advieszaken, zoals in de Kandinsky-zaak uit 2018, de hoogte van de betaalde

aankoopprijs in het gepubliceerde advies geheel buiten beschouwing.178 Behalve de prijs zou een

eventueel imago van de betrokken koper ook bepalend kunnen zijn voor de vaststelling van 176 Jaarverslag Restitutiecommissie 2019, p. 11. Deze commissie had dezelfde leden als de voormalige Commissie Ekkart.

177 Jaarverslag Restitutiecommissie 2012, pp. 13, 14. 178 Jaarverslag Restitutiecommissie 2010, p. 26.

68

goede trouw. Zo is van Dirk Hannema genoegzaam bekend dat deze zich weinig aantrok van verdachte signalen over aan te kopen kunstwerken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Hannema zelfs samen met de Duitsers. Zo bezorgde hij ‘zijn’ museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam een slechte naam. In 2018 organiseerde dit museum een onderzoek en

tentoonstelling, om zo volledige openheid te geven over ‘deze moeilijke periode’.179 Desondanks

werd een door Hannema verrichte aankoop in oktober 1940 door de Restitutiecommissie als zorgvuldig gekwalificeerd. In de bindend advieszaken rond de restitutieclaims van de erven

Semmel uit 2013 lijkt de Restitutiecommissie geen enkele zichtbare aandacht te besteden aan

Hannema’s dubieuze naam in dit verband. Tweede verruiming

Inmiddels is van regeringswege een tweede verruimingsstap gezet; vanaf 30 juni 2015 zullen alle claims - dus óók de claims op NK-werken- worden beoordeeld volgens de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Daarmee is één beleidslijn gecreëerd voor alle kunstwerken in Rijksbezit, ongeacht of een object tot de NK-collectie of een andere Rijksverzameling behoort. Bij de inhoudelijke beoordeling van een claim kan de Restitutiecommissie echter wel rekening blijven houden met de specifieke herkomst van kunstvoorwerpen, bijvoorbeeld als zij uit de NK- collectie afkomstig blijken te zijn. Hieruit lijkt te volgen dat nog steeds zwaar gewicht kan worden toegekend aan NK-werken. Deze collectie blijft immers speciale aandacht behoeven. Formeel is het dus mogelijk gebleven om nog altijd een soepele bewijslast te hanteren voor de nabestaanden van vervolgde bevolkingsgroepen als het gaat om het aantonen van eigendom en onvrijwillig bezitsverlies. ‘De uitgangspunten die de Commissie Ekkart opstelde, zullen hun invloed moeten blijven behouden op wat als redelijk en billijk is aan te merken’, zo luidde

althans het voornemen in 2012.180 ‘De concrete casuïstiek per geval zal hierin leidend zijn’, zo

kondigde de Restitutiecommissie stellig in haar jaarverslag van 2012 aan.181 Ook het

tijdsverloop van belang geraakt voor de wijze waarop claims worden beoordeeld. ‘De specifieke omstandigheden van plaats en tijd zijn dus mede de uitvoering van het restitutiebeleid gaan

bepalen’, zo werd in 2012 door de voorzitter van de Restitutiecommissie benadrukt.182

Als gevolg van de twee stapsgewijze wijzigingen is een opmerkelijke situatie ontstaan: het beoordelingskader voor claims op cultuurgoederen uit de Rijkscollectie is volledig

gelijkgesteld aan het beoordelingskader voor claims die behoren tot andere verzamelingen dan

179 Kooke in: Trouw, d.d. 10 oktober 2018. 180 Jaarverslag Restitutiecommissie 2012, p. 5. 181 Jaarverslag Restitutiecommissie 2012, pp. 16, 17. 182 Jaarverslag Restitutiecommissie 2012, p. 5.

69

die van het Rijk.183 De vraag is of dit een wenselijke uitkomst is. Het lijkt op zijn minst een

bijzondere ontwikkeling dat het Staatsbezit van geroofd Joods kunstbezit, óók als het om NK- werken gaat, aan een belangenafweging kan worden onderworpen. Naftaniel laat desgevraagd weten het een uitgemaakte zaak te vinden dat geroofde kunstvoorwerpen van de Staat

teruggaan naar de rechtmatige eigenaar of diens nabestaanden. ‘De Staat heeft nou eenmaal een

andere verantwoordelijkheid dan een particulier’.184

6.3 Recapitulatie huidige situatie belangenafweging

Samengevat kent de huidige Nederlandse restitutiepraktijk momenteel de volgende voorwaarden. In restitutieprocedures met betrekking tot NK-objecten geldt, dat als het verzoek is ingediend vóór 30 juni 2015 de beoordeling plaatsvindt volgens het geldende Rijksbeleid. Is het verzoek echter nà 30 juni 2015 ingediend, dan vindt het oordeel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid plaats. Restitutieprocedures met betrekking tot overige onderdelen uit de Rijkscollectie worden beoordeeld naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, waarbij groot gewicht wordt toegekend aan de omstandigheden van de verwerving door de bezitter en de mogelijkheid van kennis van de verdachte herkomst ten tijde van de verwerving van het betrokken cultuurgoed. In restitutieclaims met betrekking tot de overige collecties van derden, die in de vorm van bindend advies zaken worden beslecht, heeft de procedure een flexibel

karakter en kent waarde toe aan de bijzonderheden van het geval.185

6.4. Overzicht adviezen Restitutiecommissie 2002-heden

Na het bestuderen van de vanaf 2002 uitgebrachte adviezen van de Restitutiecommissie zijn een aantal zaken inzichtelijk gemaakt. Deze zijn in het getoonde adviezenoverzicht van Bijlage I (pp. 153-160) weergegeven. De indeling is op zaaknummer en datum uitgevoerd. Sommige zaken zijn met naam en toenaam (familienaam) aangeduid; de geanonimiseerde zaken geven doorgaans enkel het geclaimde kunstvoorwerp aan. De nummering vanaf 1 betreft zaken over de Rijkscollectie/NK-collectie; de nummering beginnend met het cijfer 3 betreft bindend advieszaken; de zaaknummers met cijfer 4 geven de zogeheten ‘hernieuwd advieszaken’ weer.

183 Jaarverslag Restitutiecommissie 2017, p. 9.

184 Zoominterview R.N. Naftaniël, Centraal Joods Overleg Amsterdam, d.d. 24 oktober 2020.

185 Jaarverslag Restitutiecommissie 2014 pp. 10, 11. Behalve een onderzoeksfase waarin de relevante feiten worden onderzocht, bestaat er in deze zaken een adviesfase waarin een bindend advies voor partijen wordt uitgebracht en waarbij opnieuw de maatstaven van redelijkheid en billijkheid in acht worden genomen.