• No results found

Doel en organisatie

In document Wat niet weet, wat niet deert (pagina 133-137)

Hoofdstuk 7 Het casestudyonderzoek

7.4 Casestudy II: Geestelijke gezondheidszorg

7.4.2 Doel en organisatie

Als schakel in de ketenzorg heeft de GGZ instelling zich bereid verklaard een opname- en behandelkliniek te exploiteren.

De structuur van het project is als volgt. Tussen de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD-en) van de twee grote steden en de GGZ is een uitvoeringsovereenkomst gesloten. De twee GGD-en zijn verantwoordelijk voor de selectie van de personen uit de doelgroep. De GGZ is verantwoordelijk voor een psychiatrische behandeling, de (somatische) zorg en begeleiding ten tijde van het verblijf in de instelling. Naast deze overeenkomst is de GGZ een overeenkomst aangegaan met een stichting voor VZ om de specifieke behandel- en zorgdeskundigheid te waarborgen.

Bij de selectie van de patiënten zijn ook de (psychiatrische) instellingen in de twee grote steden betrokken. De meeste patiënten van het project zijn afkomstig uit deze instellingen, of waren daar al in behandeling. Met hen zijn geen afspraken vastgelegd over participatie in het

project. De GGD-en fungeren als intermediair tussen de GGZ-instelling en de instellingen in de grote steden.

Voorts vinden nog contacten plaats met de gemeente waarin de instelling is gevestigd.

Van het totale voor het project benodigde personeel stelt VZ 25% en de GGZ 75% ter beschikking. Verwacht wordt dat bij een exploitatie van de maximaal beoogde capaciteit de totale inzet voor het project 200 tot 240 fte zal omvatten. Uiteindelijk moeten er in februari 2010 120 bedden beschikbaar zijn, waarvan steeds 50% voor elk van de grote steden bestemd is.

Het verblijf in de instelling vindt plaats op basis van een door de rechter uitgesproken Rechterlijke Machtiging (hierna: RM) en wordt daarna besproken in de gemeentelijke toeleidingscommissie. Voor beide grote steden bestaat een toeleidingscommissie die ongeveer eens per twee maanden bijeenkomt. In deze toeleidingscommissie fungeert een medewerker van de GGD als voorzitter en is altijd de psychiater van de GGZ-instelling aanwezig. Daarnaast is bij iedere toeleidingscommissie een aantal psychiaters van instellingen in de grote steden aanwezig. Deze psychiaters melden een aantal patiënten aan bij de toeleidingscommissie die zij geschikt achten voor behandeling in de buitenstedelijke instelling van de GGZ. Niet alle patiënten die worden besproken in de toeleidingscommissie worden ook daadwerkelijk geplaatst in de instelling. De GGD-en zijn verantwoordelijk voor de aanlevering van een compleet medisch dossier aan de leden van de toeleidingscommissie. De RM wordt aangevraagd door de psychiater van de instelling waaruit de patiënt afkomstig is, nadat deze is besproken in de toeleidingscommissie. Andere patiënten hebben al een RM en kunnen na bespreking in de toeleidingscommissie zonder tussenkomst van de rechter in de GGZ-instelling worden opgenomen.

De GGZ is verplicht de GGD-en volgens een vastgelegd reglement te informeren over het verloop van de behandeling. De uitvoering van de behandeling en de begeleiding is per patiënt vastgelegd in een behandelingsplan verbonden aan een behandelovereenkomst.

Vanaf het begin van het project in februari 2007 tot september 2008 zijn in totaal 75 patiënten behandeld in de instelling. Enkele daarvan zijn weer vertrokken en twee zijn overleden. Op dit moment verblijven er 66 personen in de instelling.

7.4.3 Wettelijk kader en zelfregulering

7.4.3.1 Wettelijk kader

Het medisch beroepsgeheim vloeit voort uit artikel 88 van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (hierna: Wet BIG). In dit artikel is bepaald dat een ieder verplicht is geheimhouding in acht te nemen ten opzichte van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd, of wat daarbij als geheim te zijner kennis is gekomen of wat daarbij te zijner kennis is gekomen en waarvan hij het vertrouwelijke karakter moest begrijpen. De Wet BIG geldt voor (tand)artsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen.241

241

Aan het medisch beroepsgeheim is nadere invulling gegeven in de Wgbo. De Wgbo is opgenomen in afdeling 5 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In artikel 7:457 van het BW is bepaald dat de hulverlener ervoor moet zorgen dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden worden verstrekt dan met toestemming van de patiënt. Naast de Wgbo zijn de Wbp en de Wet Bopz van belang.

In de Wgbo zijn de rechten en plichten over en weer van patiënten en hulpverleners geregeld. De relatie tussen de GGZ als instelling en de patiënt wordt gezien als een contractuele relatie, de zogenaamde behandelovereenkomst. Ook in de Wet Bopz zijn bepalingen opgenomen over het verstrekken van informatie over patiënten en bewaartermijnen.

Omdat in de Wgbo en de Wet Bopz bepalingen zijn vastgelegd over privacybescherming, zijn de consequenties van de Wbp voor de gezondheidszorg beperkt. Dit neemt niet weg dat organisaties in de gezondheidszorg zich moeten houden aan de regels in de Wbp. De Wet Bopz is een bijzondere wet en de Wgbo geeft algemene regels. De Wet Bopz gaat daarom voor de Wgbo. Daarnaast biedt de Wgbo in de meeste gevallen meer bescherming voor de patiënt dan de Wbp en in die gevallen gaat de Wgbo voor op de Wbp.

Alle patiënten worden gedwongen opgenomen en dat houdt in dat een RM is afgegeven voor deze opname, op grond van artikel 2 van de Wet Bopz. De familie van de patiënt of de patiënt zelf kan een dergelijke rechterlijke machtiging vragen en daarnaast kan de officier van justitie dat ambtshalve doen, doorgaans gebeurt dit laatste op aangeven van hulpverleners. Het verzoek moet vergezeld gaan van een geneeskundige verklaring. Hierin moet worden aangetoond dat de betrokkene een stoornis heeft en gevaar veroorzaakt (of dreigt te veroorzaken), en dat voortkomt uit die stoornis en dat gevaar kan niet zonder personen of instellingen buiten het psychiatrisch ziekenhuis worden afgewend. Deze verklaring moet van een onafhankelijk arts of psychiater komen, een deskundige die niet bij de behandeling van de patiënt is betrokken. Deze overlegt zo mogelijk eerst met de huisarts en de behandelend psychiater. Als dat niet mogelijk is, vermeldt hij de reden daarvan in de verklaring.

De opname via een RM kan maximaal zes maanden duren (de rechter kan ook een kortere termijn voorschrijven). Daarna of eerder kan ontslag volgen, of krijgt de behandeling een vrijwillig karakter. De periode kan echter ook worden verlengd, mits de criteria nog steeds van toepassing zijn. Zo'n eventuele machtiging tot voortgezet verblijf heeft een geldigheidsduur van maximaal een jaar.

Op grond van de Wgbo en de Wbp is verwerking en uitwisseling van gegevens in beginsel enkel toegestaan met toestemming van de patiënt. Deze toestemming wordt schriftelijk vastgelegd. Er bestaat wel een aantal uitzonderingen. Toestemming is niet vereist als een wettelijk voorschrift de verstrekking van informatie eist.

De Wet Bopz bevat een aantal verplichtingen tot het verstrekken van (persoons)gegevens. De wet bevat een informatieverplichting aan familie en wettelijke vertegenwoordigers. Daarnaast is de voor de behandeling verantwoordelijke persoon op grond van artikel 38, lid 2, Wet Bopz verplicht om voor het opstellen van het behandelingsplan overleg te plegen met de instelling of de psychiater die de patiënt voorafgaande aan zijn opneming behandelde of begeleidde, alsmede met de huisarts van de patiënt. Indien de behandelende persoon beslist dat de patiënt niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de

voorgestelde behandeling, pleegt hij over de behandeling overleg met de wettelijke vertegenwoordiger van de patiënt of, indien deze ontbreekt, met de persoon die daartoe door de patiënt schriftelijk is gemachtigd.

Voorts kunnen op grond van het Besluit Patiëntendossier Bopz zonder toestemming van de patiënt gegevens worden overgedragen aan de hulpverlener die de behandeling overneemt. Dit is een uitzondering op artikel 7:457 BW.

Op gegevensuitwisseling over patiënten met anderen dan de in de voorgaande alinea’s genoemde personen is de WGBO van toepassing. In de Wgbo is het medisch beroepsgeheim vastgelegd, dat inhoudt dat een hulpverlener geen gegevens van een patiënt aan anderen mag verstrekken. Doorbreking van het medisch beroepsgeheim is alleen toegestaan als de patiënt hiervoor toestemming heeft gegeven, dit is toegestaan aan personen die direct bij de behandeling betrokken zijn en indien er een conflict van plichten bestaat. Een conflict van plichten kan zich voordoen wanneer een zwaarwegend belang van de patiënt of een ander dan de patiënt de doorbreking van de geheimhoudingsplicht rechtvaardigt, omdat het bewaren van het geheim voor de patiënt of de ander ernstig nadeel of gevaar oplevert.

Naast de Wet Bopz en de Wgbo is ook de Wbp van toepassing op de gegevensuitwisseling en -verwerking binnen een samenwerkingsverband. Op grond van de Wbp hebben de patiënten recht op informatie, inzage, correctie en verzet. Daarnaast bestaat voor de verantwoordelijke de plicht de verwerking van persoonsgegevens binnen het samenwerkingsverband te melden bij het Cbp.

7.4.3.2 Zelfregulering en afspraken

In de uitvoeringsovereenkomst tussen de GGD-en en de GGZ is opgenomen dat de GGD-en verantwoordelijk zijn voor de aanlevering van een volledig medisch dossier. In de samenwerkingsovereenkomst tussen de GGZ en VZ zijn geen bepalingen opgenomen over gegevensuitwisseling. Geen van beide overeenkomsten bevat bepalingen over welke gegevens wel en niet mogen worden uitgewisseld. Ook zijn er geen bepalingen opgenomen over de uitwisseling van de gegevens met derden. Tijdens de interviews is aangegeven dat voor het aangaan van het samenwerkingsverband geen contact is geweest met het Cbp of een andere deskundige op het gebied van de uitwisseling van persoonsgegevens. De gegevens-uitwisseling is ook niet gemeld bij het Cbp.

Bij de uitwisseling met derden wordt door de GGZ en VZ gehandeld volgens het privacyreglement van de GGZ. Dit reglement is vastgesteld door de Raad van bestuur van de GGZ en inhoudelijk geactualiseerd tot en met 22 juni 2007. Dit document is een vervanging van het document dat intern vanaf mei 2006 heeft gediend als privacyregelement GGZ en dat voornamelijk toezag op de werking en toepassing van de Wet bescherming persoonsgegevens. In het privacyreglement van de GGZ is opgenomen dat geen patiëntgegevens via de e-mail mogen worden uitgewisseld. Het privacyreglement bepaalt dat de toepassing van de Wbp nog nader zal worden beschreven in de notitie “Toepassing Wet bescherming persoonsgegevens binnen GGZ”.

De beide betrokken GGD-en hebben een eigen privacyreglement. Daarnaast wordt in de praktijk veel gebruik gemaakt van de Handreiking gegevensuitwisseling in het kader van bemoeizorg die is opgesteld door de GGD Nederland samen met de GGZ Nederland en de

Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van Geneeskunde. 242 In deze handreiking wordt gesteld dat de richtlijnen die daarin zijn genoemd in overeenstemming zijn met de bepalingen in de Wbp.243 Juist binnen de ketensamenwerking is het voor een effectieve behandeling noodzakelijk dat gegevens worden uitgewisseld.

In document Wat niet weet, wat niet deert (pagina 133-137)