• No results found

7. De beoordeling van kunstenaars door broedplaatsen

7.1 Diversiteit

Het meest voor de hand liggende criterium om op te selecteren is misschien wel de discipline waarin kunstenaars werkzaam zijn. Slechts een enkele broedplaats richt zich op één of enkele kunstdisciplines. Het A Lab is een voorbeeld waar dit wel het geval is. Op deze broedplaats vormen hightech, computer- en gamedesign een duidelijk en afgebakend profiel. De meeste broedplaatsen hebben echter geen duidelijk afgebakende set disciplines die zij wel of niet toelaten, maar proberen juist een gevarieerde mix van disciplines aan te trekken. Volgens de artistiek leider van de Tolhuistuin is een diversiteit van zoveel mogelijk verschillende disciplines een belangrijke ambitie waar in de selectie van kunstenaars naar gestreefd wordt. Later heeft hij daar het volgende aan toegevoegd:

"Als er één architect zit die het leuk vindt dan zegt hij tegen andere architecten: kom ook hier! Maar ik wil niet alleen maar architecten. Ik wil kunstenaars van over de hele linie."

(artistiek leider, Tolhuistuin)

Interessant aan dit citaat is dat deze diversiteit iets lijkt te zijn waar constant op gelet moet worden. Doordat kunstenaars voornamelijk contact hebben met collega's binnen hun discipline en omdat aanmeldingen vaak komen vanuit het sociale netwerk van de aanwezige kunstenaars, is er een constante dreiging voor broedplaatsen om te homogeniseren. Dit betekent dat als diversiteit een onderdeel is van de identiteit van een broedplaats, het ook één van de meest prominente selectiecriteria zou moeten zijn. Dit effect is nog duidelijker op een kleinere broedplaats zoals De IJsbrand waar vier kunstenaars in dezelfde discipline bijna een derde van de totale bezetting zouden zijn.

"We letten er wel een beetje op dat het een beetje divers blijft. Het zou bijvoorbeeld heel makkelijk zijn om hier alleen maar fotografen te hebben als je dat z’n natuurlijke loop zou laten gaan. En daar proberen we wel een selectie in te maken.

Want wat je vaak merkt in de selectie is dat de meeste reacties wel in de bestaande kring worden gedaan. Die kring is natuurlijk ook vrij groot. Maar dan heb je dus wel het effect dat je dan snel een bepaalde kant uit zou gaan. En te veel in een bepaalde wereld zou zitten. En daar proberen we wel echt op te letten."

(kunstenaar, De IJsbrand)

Wel werd duidelijk dat diversiteit aan kunstenaars niet het enige criterium is waarop de disciplines van kunstenaars beoordeeld worden.

In een gesprek met de artistiek leider van de Tolhuistuin werd verder opgemerkt dat zij op zoek zijn naar een ander soort kunstenaar dan degenen die op de nabijgelegen NDSM-werf zaten. Zij wilden zich juist onderscheiden van de NDSM-werf waar volgen hen traditionele kunstenaars zoals schilders en beeldhouwers en ambachtslieden zaten. Deze wens om zich te onderscheiden van de NDSM-werf leidde ertoe dat er voor kunstenaars uit bepaalde disciplines geen ruimte was. Dit lijkt in strijd te zijn met de wens om een zo divers mogelijke groep aan kunstenaars op te bouwen.

De disciplines van kunstenaars spelen niet op alle broedplaatsen een belangrijk rol in de selectie. In het volgende citaat is te lezen hoe door de initiatiefnemer van de NDSM Kunststad gereageerd werd op de vraag welke rol diversiteit speelt in de selectie van kunstenaars.

" Wij vonden het moeilijk om te bepalen hoeveel van dit [soort kunstenaars] en hoeveel van dat. Het gaat hier heel erg om 'waar is vraag naar?' Dus niet aanbod van: we hebben zoveel muziekstudio’s. Nee we hebben gekeken waar men behoefte aan heeft."

[ . . . . ]

"Wij zeggen: ja waar is nu behoefte aan? Dat is onze filosofie: stad als casco." (Initiatiefnemer, NDSM Kunststad)

Een broedplaats die zich op deze manier door de vraag naar ruimte laat leiden is niet op zoek naar kunstenaars die een bepaalde toevoeging met zich meebrengen. Maar er wordt juist geprobeerd om de grote groep aan ruimtezoekende kunstenaars zo goed mogelijk te accommoderen. Hierdoor is de diversiteit op de NDSM Kunststad een direct gevolg van de diversiteit onder de kunstenaars die solliciteren naar ruimte op deze broedplaats. Het resultaat is dat als de vraag verandert het type kunstenaar op de broedplaats ook mee verandert waardoor de bezetting op een broedplaats als de NDSM Kunststad over de tijd erg kan veranderen. Mede door deze vraaggerichtheid zijn er een groot aantal creatieven op de NDSM Kunststad die volgens de initiatiefnemer niet onder de noemer van kunstenaars vallen.

"Ik denk niet dat er hier veel kunstenaars zitten. Ik denk dat er veel culturele ondernemers zitten; decorbouwers en ambachtslieden, een timmerman,

decorbouwers, circus, special effects. Echt een kunstenaar, dat zijn maar een handje vol, misschien tien. Dus het is wel ruimer."

(Initiatiefnemer, NDSM Kunststad)

Zoals in het vorige citaat is te lezen, blijkt dat er naast traditionele kunstenaars ook een grote hoeveelheid ambachtlieden en dergelijke op de NDSM Kunststad aanwezig te zijn. Veel van deze mensen zijn door de CAWA niet als professioneel kunstnaar erkend. Het broedplaatsenbeleid vraagt echter dat slechts 40% van het verhuurde oppervlak aan CAWA erkende kunstenaars wordt verhuurd. De overige 60% mag naar eigen inzicht worden verhuurd. Dit heeft als doel om een bepaalde diversiteit te laten ontstaan die kunstenaars kan ondersteunen. In het volgende citaat wordt dit uitgelegd:

"Als je zegt: 'broedplaatsen zijn alleen maar voor kunstenaars.' Dat is wel vrij beperkt. Dat zijn namelijk mensen die een artistieke of creatieve opleiding hebben gedaan. Die zijn daardoor voorzien van ongeveer hetzelfde netwerk. Zij hebben allemaal nog geen zakelijke of ondernemers ervaring, en dat is heel beperkend. Wij zien de resultaten van een maximale mix in die broedplaats van artistieke disciplines, ondernemerschap, creatief ambacht. En als je dat samenbrengt levert dat meer op dan de som der delen."

(voorzitter, Bureau Broedplaatsen)

Lang niet alle broedplaatsen delen in dit idee van creativiteit en onderneming die elkaar ondersteunen. Zowel op de Tolhuistuin als op De IJsbrand voldoen alle of bijna alle kunstenaars aan de voorwaarden van de CAWA.

Uit deze citaten blijkt dat diversiteit aan disciplines in twee verschillende vormen kan voorkomen op een broedplaats. Uit de interviews op De IJsbrand en de Tolhuistuin is

duidelijk geworden dat diversiteit daar gaat over kunstenaars uit zoveel mogelijk verschillende disciplines en dat beschermd moet worden om homogenisering op een broedplaats tegen te gaan. Vanuit de interviews Bureau Broedplaatsen en de NDSM Kunststad wordt het idee van diversiteit ingevuld als een mix van kunstenaars en

verschillende andere creatieven, die elkaar kunnen ondersteunen met een bredere variëteit aan netwerken en kundigheden.

7.2 Professionaliteit

Het broedplaatsenbeleid is bedoeld om ruimte te bieden aan professionele kunstenaars. Alle bezochte broedplaatsen gaven net als bij de CAWA beoordeling van kunstenaars aan dat professionaliteit een belangrijk criterium is in de beoordeling van kunstenaars. Maar wat precies verstaan wordt onder deze professionaliteit kan per broedplaats sterk verschillen.

"We proberen niet zo zeer te kijken of het werk ons aanstaat, maar er wel professionele kwaliteit achter zit."

"En hoe bedoeld u professioneel?"

"Een professionele kunstenaar is iemand voor wie dat dus echt zijn beroep is. En niet iemand die het ernaast doet omdat het leuk is. Maar soms is dat helemaal niet zo makkelijk te onderscheiden, als je iemand niet kent. Dus daarom kijken we wel naar portfolio’s en soms naar de CV. Ja, dat is het idee natuurlijk van broedplaatsen, dat hier professionele kunstenaars zitten."

(kunstenaar, De IJsbrand)

In dit citaat geeft deze kunstenaar al aan dat professionaliteit hier inhoudt dat het

kunstenaarschap als het beroep van een kunstenaar gezien wordt. Tegelijk wordt hierbij op gewezen dat het erg moeilijk is om te evalueren welke rol het kunstenaarschap in iemands leven speelt. Zeker wanneer het gaat om iemand die je verder niet goed kent. Om deze reden worden CV's en portfolio's van kunstenaars ook bestudeerd. Daarnaast wordt ook vaak gekeken of iemand anders bekend is met deze kunstenaar en kan vertellen "Wat voor iemand het is." Dit laat zien dat centraliteit zoals Finney dat beschrijft ook gebruikt kan worden om professionaliteit te evalueren. In het volgende citaat illustreert de artistiek leider van de Tolhuistuin hoe dit op een simpele en directe manier wordt gebruikt:

"Ja, alleen al het feit dat ik ze ken betekent dat ze op de een of andere manier aan de oppervlakte komen met hun werk"

(artistiek leider, Tolhuistuin)

In tegenstelling tot de andere broedplaatsen hanteert de NDSM Kunststad een vrij

economische invulling van dit begrip dat misschien ook beter aansluit bij een groep die niet alleen uit kunstenaars bestaat maar waar ook ambachtslieden en cultureel ondernemers bij betrokken zijn.

"Maar professioneel, wat bedoelt u daarmee?"

"Je moet ingeschreven zijn bij de CAWA, de Kamer van Koophandel en je moet een BTW nummer hebben. Gewoon dat je volledig professioneel werkt. Dus dat je gewoon ermee bezig bent met je eigen bedrijf."

(initiatiefnemer, NDSM Kunststad)

Interessant is ook dat hier hele concrete voorwaarden genoemd worden, zoals inschrijving bij de KvK en het hebben van een BTW-nummer, terwijl bij de Tolhuistuin en De IJsbrand meer gekeken wordt naar de relatie die een kunstenaar heeft met zijn kunstenaarschap.

Op De IJsbrand is professionalisme meer een uiting is van werkhouding en toewijding aan het werk als kunstenaar. Professionaliteit wordt voornamelijk gezien als het hebben van het kunstenaarschap als hoofdactiviteit van een kunstenaar. Hiernaast spelen ook erkenning en werkhouding mee wat direct aansluit bij de factoren die volgens Finney bepalend zijn voor het professionalisme van kunstenaars, In het volgende citaat wordt ook aangegeven waarom deze professionaliteit belangrijk is. Hieruit wordt duidelijk dat dit criterium is verwoven met het criterium van betrokkenheid en saamhorigheid wat ik in het volgende stuk zal bespreken. Er wordt hier verwezen naar het contact met collega's, iets dat voor kunstenaars buiten broedplaatslocaties soms moeilijk te vinden is. De samenwerking tussen kunstenaars die in een interview met Bureau Broedplaatsen werd benadrukt, is volgens deze kunstenaars van minder belang.

"Het is natuurlijk prettig om te werken op een plek waar je maken hebt met

gelijkgestemden, mensen die enigszins met jouw eigen werk te maken hebben. Dat hoeft niet eens inhoudelijk te zijn maar dat kan door op dezelfde manier met je werk bezig te zijn. En dat is heel prettig en erg belangrijk denk ik. Inhoudelijk zijn er ook wel overeenkomsten en ontstaat er hier en daar een samenwerking. Ik heb het idee dat daar vanuit beleid daar heel veel nadruk op wordt gelegd. [ . . . ] Maar dat is denk ik niet het belangrijkste. Het is denk ik veel belangrijker in een gebouw te zitten waar mensen werken die op dezelfde manier met hun werk omgaan . . ."

(kunstenaar, De IJsbrand)

7.3 Betrokkenheid

Een criterium dat door respondenten op alle broedplaatsen en de vrijplaats werd genoemd is betrokkenheid. Deze betrokkenheid van kunstenaars is sterk verbonden met het passen van kunstenaars op een broedplaats. In het volgende citaat van een kunstenaar op De IJsbrand komt dit mooi naar voren.

"We moeten overwegen wie het beste bij ons past. Maar ook wel wie bij ons blijft. Want soms is denken we: Nou die past hier wel, maar binnen vier maanden gaat hij weer. Daarom willen we ook echt mensen die blijven en die ook betrokken zijn bij het geheel. [ . . . ] En dat is soms ook intuïtief, soms moeten we ook aanvoelen: past die bij ons? "

(kunstenaar, De IJsbrand)

Een broedplaats vormt meer dan alleen een losse verzameling van werkruimtes. De kunstenaars hebben een vorm van gemeenschap met elkaar. "Het is ook gewoon die

'community sense' die hier heerst, die voor mij heel belangrijk is." zo vertelt een kunstenaar

op de Tolhuistuin. Deze gemeenschap brengt kunstenaars een collegialiteit die zij anders vaak niet hebben. Een respondent heeft dit scherp verwoord:

"Het kunstenaarschap is eigenlijk vaak heel eenzaam. Niet voor elke kunstenaar maar voor mij wel en voor heel veel anderen ook. Je komt niet zo veel mensen tegen. En dan is het toch leuk als er af en toe een collega is waar ik een vraag kan stellen over iets technisch of over een subsidie. Maar dat is mij ook heel dierbaar." (kunstenaar, De IJsbrand)

Ook op de NDSM Kunststad word collegialiteit belangrijk gevonden voor het samenleven op de broedplaats. Behalve het delen van kennis en de hulp die zij elkaar kunnen bieden wordt door een kunstenaar aangevoerd dat het gemeenschappelijk belang van de kunstenaars in de broedplaats ook helpt bij het oplossen van conflicten.

Verder wordt ook vaak verwacht dat een kunstenaar een bijdrage levert aan het runnen van de broedplaats. Dit kan op verschillende broedplaatsen verschillende vormen aannemen. Op de NDSM Kunststad kan dit betekenen dat je actief deel moet nemen aan de huurdersvereniging. Op een kleinere broedplaats zoals De IJsbrand is geen toegewijd bestuur maar wordt het beheren van de broedplaats gezamenlijk door de kunstenaars gedaan. Er wordt daar dan ook van nieuwe huurders verwacht dat zij hier aan bijdragen.

"En wat daarnaast belangrijk is, en dat is zeker wel iets waar wij wat meer op hameren, is de betrokkenheid bij het pand en bij de stichting. Want wij runnen het 43

eigenlijk zelf en dat heeft toch wel iets meer om het lijf dan kan lijken. [ . . . ] En dat is ook wel een selectiecriterium. "

(kunstenaar, De IJsbrand)

Ook op Villa Friekens, waar regels en criteria schaars zijn, heerst een sterk gevoel van saamhorigheid en community. En hoewel er geen vaste regels zijn over wat wel en niet moet, moeten nieuwe bewoners er wel een beetje bijhoren:

"En eigenlijk is het ook wel een beetje de bedoeling dat als je hier woont, dat je ook meedoet. [ . . . ] Je moet wel een beetje inbrengen hier. Dat is eigenlijk ook een basisvoorwaarde."

(bewoner, Villa Friekens)

De betrokkenheid van kunstenaars bij de gemeenschap en organisatie is een criterium waar nieuwe huurders aan moeten voldoen maar uit het volgende citaat blijkt dat de

mogelijkheden en collegialiteit die dit biedt ook een reden kunnen zijn voor kunstenaars om juist naar een ruimte op deze broedplaats te solliciteren.

"En ik wilde heel graag hiernaartoe omdat, alleen werken vind ik heerlijk rustig maar ik ben veel te sociaal. Ik ben hier ook bijvoorbeeld wel eens aangeschoven met mijn boterhammetje om even met iemand te praten en te kijken wat ze aan het doen zijn. [ . . .] En hier is altijd iets te doen en ik vind het heerlijk om die geluiden hier te horen. [ . . . ] En wil ik heel graag onderdeel zijn van deze werf."

(kunstenaar, NDSM Kunststad)

7.4 Identiteit

Wat tijdens de interviews opviel is dat op alle broedplaatsen en op de vrijplaats bij de selectie van nieuwe huurders in eerste instantie gekeken wordt of de persoon in kwestie bij de broedplaats of vrijplaats past. Hoewel dit criterium overal genoemd werd, bleek bij nader doorvragen dat dit criterium door iedereen weer heel anders werd ingevuld. Op de NDSM 44

Kunststad werd verwezen naar het feit dat kunstenaars op de Kunststad zelf hun atelier moeten bouwen:

"Wij zijn met alleen maar een framework begonnen en iedereen heeft zelf zijn atelier daarin gebouwd."

"En wat bepaalt nou of iemand hier past?"

Nou dat je bereid bent om zelf te investeren, je bent bereid om zelf te bouwen en je handen uit de mouwen te steken. En daar vielen natuurlijk heel veel mensen af die verwachtten in een kant-en-klare situatie terecht te komen. Dus de eerste selectie is kun je het zelf bouwen, kun je het zelf financieren?"

(Initiatiefnemer, NDSM Kunststad)

Dit criterium van zelf een atelier moeten kunnen en willen bouwen is niet aanwezig op de broedplaatsen waar ruimtes min of meer af worden geleverd. Dit deed mij vermoeden dat het criterium van passen op een broedplaats verbonden is met de unieke criteria in de selectie van kunstenaars die niet op andere broedplaatsen worden gebruikt. In het interview met de artistiek leider van de Tolhuistuin leek dit ondersteund te worden in het criterium dat kunstenaar publiek werk moeten maken dat op de Tolhuistuin getoond kan worden:

"Nou mijn, mijn eerste criterium is dus dat je publiek werk moet kunnen en willen maken. Wat we hier nauwelijks hebben zijn mensen die in hun werkruimte zitten en hun werk alleen maar ergens anders vertonen. [ . . . ] Mijn eerste vraag aan mensen is: als je hier komt huren wil je dan hier ook laten zien wat je doet? En dat is niet bij alle broedplaatsen zo. Dat is op de NDSM niet aan de hand maar dat is heel erg hier het speciale criterium."

(artistiek leider, Tolhuistuin)

Deze unieke criteria blijken ook een manier te zijn van broedplaatsen om zich van elkaar te onderscheiden. Dit deed erg denken aan het idee van Franssen en Kuipers (2013) dat

gatekeepers een eigen identiteit kunnen ontwikkelen om te helpen bij de beoordelingen die zij maken.

Ook op De IJsbrand leek de identiteit van de broedplaats betrokken te zijn in de selectiecriteria. Hier werd dit echter ingevuld met een nadruk op de combinatie van collegialiteit en professionalisme, samen met de kleinschaligheid van de broedplaats. Deze twee criteria zijn niet exclusief aan de IJsbrand maar de nadruk op deze combinatie was dat wel.

Op Villa Friekens werd dit passen op de vrijplaats wel genoemd, maar hier had dit een veel minder afgebakende invulling die niet veel verder ging dan dat 'assholes' en verslaafden niet welkom zijn. Wel werd er hierbij op gewezen een bepaalde mate van betrokkenheid bij de gemeenschap van Villa Friekens erbij hoorde maar dit is geen uniek criterium.

De identiteit van een broedplaats lijkt de selectie van kunstenaars te beïnvloeden door middel van de unieke criteria of de invulling daarvan, waarmee broedplaatsen zich van elkaar onderscheiden. Daarnaast was het passen op een broedplaats ook voor verschillende kunstenaars een belangrijke factor in hun beslissing om naar ruimte op een bepaalde broedplaats te solliciteren.

7.5 Netwerk

Finney (1993) wijst met het criterium van centraliteit erop dat het netwerk van kunstenaars en de manier waarop kunstenaars daarin zijn ingebed, mede bepalend zijn voor de mate van professionaliteit. Bij het criterium van professionalisme kwam al naar voren hoe het sociale netwerk en de bekendheid van een kunstenaar meespelen in de beoordeling. Dat de artistiek leider van de Tolhuistuin al, voor de sollicitatie naar een ruimte, van een

kunstenaar had gehoord was voor hem een indicatie van professionaliteit. Hij voegde hier nog aan toe dat contact via via ook de voornaamste manier is waarop nieuwe kunstenaars met de Tolhuistuin in contact komen.

"Inmiddels is het zo, dat is eigenlijk het belangrijkste, dat er hier letterlijk al een stuk of honderd mensen aan het werk zijn. Dat betekent dat die dan weer tegen hun vrienden en kennissen zeggen van: Nou, misschien kan je hier komen zitten. Dus er komt vanuit de bewoners van dit dorp komt er ook steeds meer op ons af. En dat is