• No results found

Discussiecultuur, pamfletten en correspondentienetwerken

Het publieke imago van Jean de Labadie in de Republiek.

De zeventiende eeuw werd gekenmerkt door een grote omschakeling op

wetenschappelijk gebied. Deze wetenschappelijke revolutie was begonnen met de baanbrekende theorieën van Nicolaus Copernicus (1473-1543) en Galileo Galilei (1564-1642). Door op een nieuwe manier naar de wereld te kijken, konden verschillende verschijnselen op een andere manier worden verklaard. Deze

wetenschappelijke revolutie ontwikkelde zich in de zeventiende eeuw steeds verder onder invloed van het gedachtegoed van onder andere René Descartes (1596- 1650), Isaac Newton (1643-1727) en Francis Bacon (1561-1626). De nieuwe

inzichten wonnen snel aan populariteit en hadden een grote invloed op tijdgenoten. Als gevolg hiervan ontstond er in de tweede helft van de zeventiende eeuw een netwerk van intellectuelen en wetenschappers binnen West-Europa. Door middel van lezingen, correspondentienetwerken, rondreizende geleerden, samenkomsten en openbare experimenten raakten nieuwgevonden theorieën verspreid. Er was in de wereld van de wetenschap geen sprake meer van landsgrenzen, maar van een continent-brede Republiek der Letteren. Iedereen die het zich kon veroorloven, verdiepte zich in de wetenschap en probeerde een bijdrage te leveren aan deze revolutie. De omwenteling beperkte zich niet alleen tot de natuurwetenschap, maar ook tot de kunsten, letteren en de godsdienst. Er werd op een andere manier naar de samenleving gekeken en door het loslaten van het oude gedachtegoed ontstond veel ruimte voor nieuw onderzoek.80

De nieuwe standpunten en ontdekkingen werden niet overal met evenveel enthousiasme ontvangen. Nieuwe filosofische inzichten zorgden voor problemen op theologisch gebied. Overal ontstonden gelijksoortige discussies over de nieuwe wetenschappelijke benadering van de wereld. Dankzij dit nieuwe wereldbeeld ontstond er op andere vlakken veel bedrijvigheid. Met de populariteit van de wetenschap groeide de handel in boeken, en alles wat daarbij komt kijken, enorm. Daarnaast was ook niet langer het woord van de kerk of de autoriteiten automatisch de waarheid. Men begon kritischer na te denken over de wereld en daarover ook te

80 Merriman, A History of Modern Europe, 311-327. A. Roothaan, ‘Anna Marias hervorming

communiceren. Nieuwe ideeën werden niet langer binnenskamers gehouden uit angst op vervolging of censuur.81

Hoe hebben deze nieuwe ontwikkelingen het verblijf van de Labadisten in Amsterdam beïnvloed? Op welke manier maakte Jean de Labadie gebruik van de groeiende boekhandel en nieuwe discussiecultuur? Hoe werden deze

ontwikkelingen benut door zijn tegenstanders? Had dit alles invloed op de meningsvorming van de stedelijke samenleving met betrekking op de kwestie- Labadie?

Discussiecultuur

De Republiek der Verenigde Nederlanden was voor een groot deel gebaseerd op consensus, een hoognodig samenwerkingsverband tussen verschillende groepen of gewesten ten behoeve van het grotere geheel. Deze staatsinrichting was in de zeventiende eeuw eerder een uitzondering dan de regel. In de rest van Europa waren er voornamelijk monarchen aan de macht, die door middel van hun

staatsapparaat een stevige controle hadden op de bevolking. Door de verdeeldheid in de Republiek was er geen sprake van landelijke controle op het gebied van meningsuiting en censuur. Per gewest werd hier verschillend invulling aan gegeven. De landelijke gewesten waren over het algemeen minder tolerant dan de

verstedelijkte gebieden.82

Het gewest Holland was het centrum van de discussiecultuur. Het bespreken van verschillende standpunten beperkte zich niet alleen tot Den Haag, waar de Staten-Generaal vergaderden, en andere politieke vergaderzalen, maar vond ook plaats onder de gewone bevolking. In de grote steden leefden veel verschillende groepen met wisselende achtergronden en meningen door elkaar heen. De verschillende religieuze achtergronden hadden ervoor gezorgd dat men redelijk tolerant was naar elkaar toe en dat er ruimte was om ‘anders’ te zijn. Door de lage mate van staatcontrole en censuur was ervoor bijna iedereen in de samenleving de ruimte om zijn of haar mening te laten horen.83

81 Roothaan, ‘Anna Marias hervorming van de wijsbegeerte’,110-113.

82 J.L. Price, Dutch culture in the Golden Age, 69-72. W. Frijhoff en M. Spies, 1650.

Bevochten Eendracht, 218-219. C.W. Dingemanse, Rap van tong, scherp van pen. Literaire discussiecultuur in Nederlandse praatjespamfletten (circa 1600-1750), 11-13.

83 J.L. Price, Dutch culture in the Golden Age, 69-73. W. Frijhoff en M. Spies, 1650.

Bevochten Eendracht, 218-221. C.W. Dingemanse, Rap van tong, scherp van pen. Literaire discussiecultuur in Nederlandse praatjespamfletten (circa 1600-1750), 11-14.

Deze discussiecultuur kende wel richtlijnen. Niet alles kon zomaar gezegd worden, woorden dienden zorgvuldig gekozen te worden en sommige onderwerpen kwamen niet ter sprake. Er was dan wel veel minder sprake van censuur en

staatscontrole in de Republiek, toch werden de meer controversiële discussies niet in het openbaar gevoerd maar binnenskamers. Onderwerpen zoals de plaatselijke politiek en religie lagen vaak gevoelig. De overheid greep in wanneer deze

discussies onrust veroorzaakten. Echter over het algemeen was het vrij moeilijk om iemand te vervolgen voor de uitspraken die gedaan waren. Wanneer een omstreden mening in gedrukte vorm verscheen (in een boek, prent of pamflet) dan nam de auteur vaak voorzorgsmaatregelen, door het stuk anoniem of onder een

pseudoniem te publiceren. Daarnaast bleef de stelregel binnen de Republiek van kracht: de orde diende gehandhaafd te worden en wanneer deze niet verstoord werd, dan werd er met regelmaat door de vingers gekeken. Daarnaast bleven de Verenigde Nederlanden een natie met een handelsgeest en deze vrijheden, in vergelijking met de omliggende landen, brachten veel economische voordelen met zich mee.84

Gisbertus Voetius

De komst van Jean de Labadie naar de Republiek werd op bepaalde momenten publiekelijk bediscussieerd. Zoals al eerder besproken voldeed de komst van de prediker niet aan de verwachtingen van de voorman van de Nadere Reformatie, Gisbertus Voetius. Hij liet dit duidelijk blijken toen hij op 30 oktober en 13 november 1669 tijdens zijn colleges uitgebreid sprak over de ‘scheydingen en afwijckingen van de kerken’. Een van de hoofdvragen die Voetius hier stelde was of men de eigen kerk mocht verlaten om zich in een nieuwe gemeenschap, onder leiding van een andere predikant, verder te verdiepen in de godsdienst. Er bestond hiertegen geen bezwaar als deze geestelijk leider niet betrokken was bij het veroorzaken van tweedracht, partijdigheid en onenigheid, maar alleen het doel nastreefde om zijn volgelingen geestelijke wijsheid bij te brengen. Daarbij diende men nog wel de samenkomsten in de eigen gemeente bij te wonen. Volgens Voetius was het dus

84 J.L. Price, Dutch culture in the Golden Age, 70-73. W. Frijhoff en M. Spies, 1650.

Bevochten Eendracht, 218-220. C.W. Dingemanse, Rap van tong, scherp van pen. Literaire discussiecultuur in Nederlandse praatjespamfletten (circa 1600-1750), 11-16.

niet verboden om meer godsdienstig onderwijs te zoeken, zo lang de eigen gemeente niet volledig losgelaten werd.85

Een ander belangrijk punt in het betoog van Voetius was de aanwezigheid van ongehuwde mannen en vrouwen binnen de gemeenschap. Volgens de hoogleraar moest voorkomen worden dat er iets ontstond dat “den schijn des quats” had. Voetius verwees met dit standpunt duidelijk naar de gemeenschap van De Labadie waar veel ongehuwde, vooraanstaande vrouwen bij aangesloten waren. Dit standpunt had hij ook uitgesproken tegen zijn vroegere leerling en nu volgelinge van Jean de Labadie, Anna Maria van Schuurman.86

De dissertatie van Voetius verscheen niet veel later in gedrukte vorm, in het Nederlands en in het Latijn, uitgebracht door Abraham van Blancken in Amsterdam. De huisgemeente van De Labadie reageerde hierop met hun eigen pamflet Nouvelle

Conviction Manifeste des Calomnies Semées tant de vive vois, que par ecrit par les Enemis et Adversaires du St. Jean de Labadie, Pasteur, Contre sa vie, sa conuite, et cele de sa Maison: Avec une antiere Iustification de son Innocence sur ces Points,

dat in 1670 verscheen. In dit pamflet werd Voetius niet bij naam genoemd, maar werd er wel gesteld dat de reputatie van Anna Maria van Schurman beklad werd en zijn manier van denken in twijfel werd getrokken. Als reactie hierop voegde Voetius een uitgebreide bijlage toe aan het bestaande pamflet om zijn gedachtegang te onderbouwen.87

Deze publieke aanklacht tegen de zienswijze van Jean de Labadie is een goede weerspiegeling van de kijk van de intellectuele wereld op de prediker. Voetius steekt zijn mening duidelijk niet onder stoelen of banken. En dat terwijl hij als een van de leiders van de Nadere Reformatie ervoor had gezorgd dat De Labadie naar de Republiek was gekomen. Was dit publieke verweer van Voetius een manier om zijn reputatie te redden toen bleek dat de invulling van een verdere reformatie van de kerk voor de ex-jezuïet iets anders betekende dan voor de Utrechtse hoogleraar? Door op het podium van de Academie afstand te nemen van het separatisme van

85 Duker, Gisbertus Voetius, III, 212-213. S. Van der Linde, ‘Gisbertus Voetius in zijn conflict

met Jean de Labadie’, Opgang en voortgang der Reformatie. Een keuze uit lezingen en

artikelen van S. Van der Linde, 261-265.

86 Duker, Gisbertus Voetius, III, 214-215. P. van Beek, ‘Anna Maria van Schurman (1607-

1678). De Europese Pallas van de wijsheid’, Groniek, 198, 36.

De Labadie, liet Voetius duidelijk aan zijn collega’s en studenten blijken dat hij dit gedachtegoed niet deelde.88

In eerste instantie had Voetius gehoopt dat De Labadie voor de

hervormingen, die zo hard nodig waren in de gereformeerde kerk, ging zorgen. Vanaf het moment dat er problemen ontstonden in Middelburg, Veere en later ook in Amsterdam, werd het voor de Utrechtse hoogleraar duidelijk dat De Labadie iets anders voor ogen had en dat hij zich niet kon vinden in deze vorm van godsdienst en gemeenschap. Op een aantal fundamentele vlakken worden de twee het niet met elkaar eens. Voor Voetius was het van belang dat een goede christen zich ook bezighield met het wereldlijke leven, zoals de politiek en de wetenschap, want ook dit was door God geschapen. Dit stond haaks op het standpunt van De Labadie, die ernaar streefde om zich, samen met zijn gemeenschap, volledig terug te trekken uit het wereldlijke leven. Volgens de hoogleraar was het niet mogelijk om de wereld uit de kerk te bannen; er bleef dan geen echte kerk meer over.89

Met het verschijnen van de verschillende pamfletten rondom de

collegereeks van Voetius bereikte de discussie die in eerste instantie plaatsvond op de Utrechtse Academie een groter publiek. Doordat de pamfletten in meerdere talen verschenen (in het Latijn, Nederlands en in het Frans), was het mogelijk dat de discussie zich verspreidde door de Republiek en misschien zelfs daarbuiten. Voetius en De Labadie waren beide geen onbekende figuren in de intellectuele wereld en stonden in contact met veel tijdgenoten uit heel Europa. Het is moeilijk te zeggen of de pamfletten zich daadwerkelijk hebben verspreid over Europa, maar het is wel bekend dat er een gretige afname van werken van de Labadisten was in Duitsland. Het is niet duidelijk in welke oplage deze stukken verschenen zijn en voor welke prijs ze verkocht werden. Beide pamfletten zijn vrij lang van stof. Voetius’ Godts-geleerde

vragen had een lengte van 30 pagina’s en de reactie van de Labadisten telde 56

bladzijden. Over het algemeen waren deze pamfletten niet goedkoop en daardoor niet toegankelijk voor het gewone volk. Waarschijnlijk werden deze werken verkocht aan mensen die zich verdiept hadden in de godsdienst of mede- en tegenstanders van beide groepen.90

88 S. Van der Linde, ‘Gisbertus Voetius in zijn conflict met Jean de Labadie’, Opgang en

voortgang der Reformatie. Een keuze uit lezingen en artikelen van S. Van der Linde, 269-270.

89 C. Roldanus, Zeventiende eeuwse geestesbloei, 80-88. S. Van der Linde, Gisbertus

Voetius in zijn conflict met Jean de Labadie, 267-270.

90 Kn. 9855, Nouvelle Conviction Manifeste des Calomnies Semées (1670). Voetius, Godt-

geleerde vragen, (1669). Duker, Gisbertus Voetius, III, 214-217. R. Harms, Pamfletten en publieke opinie. Massamedia in de zeventiende eeuw, 14-16. C. Harline, Pamphlets, Printing

Correspondentienetwerken

Een van de vele manieren om op de hoogte te blijven van de nieuwste

ontwikkelingen op wetenschappelijk en politiek gebied, was door deel uit te maken van een correspondentienetwerk. Geleerden en intellectuelen maakten dankbaar gebruik van hun contacten binnen de Republiek der Letteren om nieuwe theorieën en ideeën te toetsen. Een correspondentienetwerk bracht ook bepaalde

beperkingen met zich mee. Ook al was een brief gericht aan de ontvanger, dat betekende in de zeventiende eeuw niet dat de brief door derden gelezen kon worden. Brieven, of gedeeltes van de correspondentie, werden doorgestuurd, gedeeld of voorgelezen. De vertrouwelijkheid van de brief was op zekere hoogte beperkt.91

Wetenschappers deelden hun nieuwste ontdekkingen en vroegen elkaar om advies. Op religieus gebied was er ook voldoende discussie gaande om een actief netwerk op te bouwen. Dichters, schrijvers en kunstenaars bouwden een kring op van in hun werk geïnteresseerde personen, waarmee contact onderhouden werd. Al deze netwerken waren niet beperkt tot een bepaalde thematiek of achtergrond, maar liepen dwars door elkaar heen. De gehele intellectuele wereld van Europa was direct en indirect met elkaar verbonden. Binnen dit netwerk kwam de kwestie Labadie al spoedig ter sprake. De charismatische prediker uit Frankrijk maakte tijdens zijn zwerftocht door Europa genoeg tongen los om opgenomen te worden in de duizenden brieven die van de ene uithoek van het continent naar de andere werden verzonden.92

Een aantal van deze brieven verhaalt over zijn verblijf in de Republiek der Verenigde Nederlanden en werd in pamfletvorm gepubliceerd. In dit geval was er niet langer sprake van de vertrouwelijkheid van een brief binnen een

correspondentienetwerk, maar van doelbewuste publicatie om een reactie los te maken. Het is niet duidelijk of deze gedrukte brieven daadwerkelijk in eerste instantie onderdeel waren van een persoonlijke correspondentie of dat de

and Political Culture in the Early Dutch Republic, 2-3. C.W. Dingemanse, Rap van tong, scherp van pen. Literaire discussiecultuur in Nederlandse praatjespamfletten (circa 1600- 1750), 15-17.

91 D. van Miert en Henk Nellen, ‘Media en tolerantie in de Republiek der Letteren. De

discussie over Isaac de La Peyrère (ca.1596-1676) en zijn Prae-Adamitae’, 3-6. G.

Schneider, The Culture of Epistolarity. Vernacular Letters and Letter Writing in Early Modern

England, 1500-1700, 22-26.

92 D. van Miert, ‘Media en tolerantie in de Republiek der Letteren.’, 3-9. A. Grafton, ‘A Sketch

pamfletten op deze manier waren opgebouwd om het vertrouwde gevoel van een briefwisseling na te bootsen en daarmee te insinueren dat alles wat in de brief stond waarheid was.93

Anna Maria van Schurman

Eén van de meest opmerkelijke volgelingen van Jean de Labadie was Anna Maria van Schurman (1607-1678). De ongetrouwde vrouw uit Utrecht was een

vooraanstaand figuur binnen de intellectuele wereld en was het onderdeel van veel verschillende correspondentienetwerken in binnen- en buitenland. Daarnaast was ze een graag geziene gast binnen de hogere kringen in de samenleving. Van Schurman was geboren in Keulen als dochter van een immigrantenfamilie uit de Zuidelijke Nederlanden. Het gezin vestigde zich enkele jaren later in Utrecht en raakte daar onder andere bevriend met Gisbertus Voetius. Van huis uit kreeg ze een

humanistische opvoeding mee en dankzij Voetius werd zij de eerste vrouw die, achter een kamerscherm, verschillende colleges op de Academie in Utrecht mocht volgen. Dankzij haar humanistische opvoeding en haar uitgebreide kennis van talen, de kunsten en de wetenschap werd Van Schurman al snel een grote bekendheid in de Republiek en ver daarbuiten. Als intellectuele vrouw maakte ze grote indruk op haar tijdgenoten en was ze een uitzondering op de regel. Vrouwen hadden over het algemeen niet de vrijheid om zich te verdiepen in de kunsten, maar zolang een vrouw over buitengewone kennis beschikte, zoals Van Schurman, was het acceptabel om tijd hieraan te besteden.94

Voor de huisgemeente van Jean de Labadie was Anna Maria van Schurman een belangrijk figuur. Ten eerste was ze onderdeel van de intellectuele wereld in de Republiek, en de rest van het continent, en wist ze meerdere van haar

vooraanstaande vriendinnen ervan te overtuigen zich bij de Labadisten aan te sluiten. Haar intellectuele ontwikkeling zorgde er daarnaast voor dat de gemeente een extra stemgeluid kreeg om zijn boodschap te verspreiden. Van Schurman schreef verschillende stukken over haar keuze om zich bij de Labadisten aan te sluiten, met als absoluut hoogtepunt haar autobiografie Eukleria, seu melioris partis

electio.95 Met dit werk beargumenteerde ze nogmaals haar openlijke keuze om zich

93 D. van Miert, ‘Media en tolerantie in de Republiek der Letteren., 3-10.

94 P.J. Blok, Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1, 1465-1467. C. Roldanus,

Zeventiende eeuwse geestesbloei, 83. M. Spies, Rhetoric, Rhetoricans and Poets, 119. P.

van Beek, ‘Anna Maria van Schurman (1607-1678). De Europese Pallas van de wijsheid’,

Groniek, 198, 36-37.

bij de gemeenschap aan te sluiten, in de hoop de intellectuele wereld eindelijk te overtuigen.96

Van Schurman kreeg flink wat kritiek over zich heen na haar keuze in 1669 om zich bij de huisgemeente van De Labadie te voegen. Hoe kon een vrouw met haar kennis en ontwikkeling ervoor kiezen om zich volledig af te sluiten van de materiele wereld en de gevestigde orde? Verschillende vooraanstaande geleerden lieten duidelijk weten dat ze onaangenaam verrast waren door haar keuze. Er ontstond grote onrust in de internationale intellectuele wereld. Een goed voorbeeld hiervan is de reactie die Huygens had op haar vertrek uit de wereldlijke

samenleving.97

Constantijn Huygens (1596-1687) was bijzonder onder de indruk geraakt van Anna Maria’s intellect. In 1633 kwamen zij voor het eerst met elkaar in contact via hun gemeenschappelijke vriend Caspar Barlaeus (1584-1648). Het eerste contact bestond vooral uit de uitwisseling van verschillende gedichten. In 1636 raakte Anna Maria van Schurman bekend in de gehele intellectuele wereld dankzij het Latijnse gedicht dat zij schreef voor de opening van de Utrechtse Academie. Met dit gedicht startte ze een discussie over de rol van vrouwen in de wetenschap, die veel stof deed opwaaien. Huygens kreeg steeds meer respect voor de jonge geleerde vrouw uit Utrecht en bestookte haar met gedichten en brieven,

voornamelijk in het Latijn.98

Door de jaren heen was het contact tussen de twee wisselend. Enkele keren bezocht Constantijn Huygens haar in Utrecht wanneer hij daar op doorreis

langskwam. Hij stuurde haar in 1639 zijn Dagh-werck toe met het verzoek het nieuwe werk te beoordelen. Aangezien zij een vrouw was, en hij het gedicht had geschreven voor zijn overleden echtgenote, kon ze het stuk in de ogen van Huygens beter beoordelen dan zijn andere geleerde, mannelijke vrienden. Van Schurman bleef hem intrigeren en hij stuurde haar meer nieuw werk en muzikale composities toe. Daarnaast nodigde hij haar uit om zijn collectie in Den Haag te komen bekijken en in 1651 bood hij zijn gastvrijheid aan zodat Van Schurman aanwezig kon zijn bij de begrafenis van stadhouder Willem II. Meerdere gedichten volgden, terwijl de geleerde vrouw steeds minder actief correspondeerde. Van Schurman ging niet in

96 E. Scheenstra, ‘Over de ‘goede keuze’ van Anna Maria van Schurman’, 123-125. C.

Roldanus, Zeventiende eeuwse geestesbloei, 83-84. P. van Beek, ‘Anna Maria van Schurman (1607-1678). De Europese Pallas van de wijsheid’, Groniek, 198, 42-44.

97 K. van der Stighelen, ‘Een suer-soete Maeghd voor Constantijn Huygens’, 149-151. 98 Van der Stighelen, ‘Een suer-soete Maeghd’, 149-156. C. Roldanus, Zeventiende eeuwse

op zijn uitnodiging en Huygens liet daar in maart 1651 zijn ongenoegen over blijken. In 1653 verhuisde Anna Maria van Schurman met haar broer en twee tantes terug