• No results found

De kwestie Labadie. Jean de Labadie in Amsterdam, 1669-1670

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De kwestie Labadie. Jean de Labadie in Amsterdam, 1669-1670"

Copied!
77
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MASTERSCRIPTIE GESCHIEDENIS

SPECIALISATIE GOUDEN EEUW

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

ASTRI D VAN HEERWAARDEN

5813832

1 juli 2017

DE

KWESTIE

LABADIE

JEAN DE LABADIE IN AMSTERDAM

1669-1670

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Jean de Labadie: hervormer of onruststoker? 9

Een lange zoektocht naar het ware geloof.

Omzwervingen 10

De Republiek en de Nadere Reformatie 14

Middelburg en Veere 15

Gedachtegoed 17

Tolerantie, harde resoluties en de ideale gemeenschap 19

Het gemeenschapsleven van Jean de Labadie in Amsterdam (1669-1670)

Jean de Labadie in Amsterdam 20

Geloven in de stad 23

Het stadsbestuur van Amsterdam 27

In conflict 28

Vertrek uit Amsterdam 33

Discussiecultuur, pamfletten en correspondentienetwerken 36

Het publieke imago van Jean de Labadie in de Republiek

Discussiecultuur 37

Gisbertus Voetius 38

Correspondentienetwerken 40

Anna Maria van Schurman 41

De drukkersstad 46

Steyl-oor of de Scheynheylige Bedrieger 48

Pamfletten 50 Hieronymus Sweerts 52 Conclusie 56 Afbeeldingen 61 Bijlagen 62 Literatuurlijst 72

(3)

Inleiding

Dit is ’t beelt van Labadie, die man daar elk van praat, Van veelen teer gelieft, van meerder zeer gehaat, Van wien dat veel tot lof, en meer tot laster schrijven Doch is syn werk uyt Godt, het zal wel staande blijven.1

Met dit gedicht bood Hieronymus Sweerts een goede weerspiegeling van de

verdeeldheid binnen de vroegmoderne samenleving van de Republiek der Verenigde Nederlanden ten opzichte van de kwestie-Labadie. In 1669 kwam de van oorsprong Franse prediker Jean de Labadie zijn heil zoeken in Amsterdam. In eerste instantie had hij zich, na vele omzwervingen door Europa, in Zeeland gevestigd, maar daar was hij niet langer gewenst. Amsterdam stond in deze periode bekend als een tolerante stad en een toevluchtsoord voor andersdenkenden. Nadat De Labadie zich er samen met een aantal volgelingen, gevestigd had groeide zijn aanhang en

populariteit sterk. De prediker stichtte zijn eigen huisgemeente die veel toehoorders trok en een welkom alternatief was voor de gevestigde gereformeerde kerk.

Het is dan ook weinig verrassend dat de eerste tegengeluiden uit de

gereformeerde gemeente afkomstig waren. De Labadie werd door de broeders van de kerk goed in de gaten gehouden en meerdere keren probeerden zij het

stadsbestuur ervan te overtuigen dat de prediker kwaad in de zin had en voor onrust zorgde. Langzamerhand verscheen er ook uit andere hoeken van de samenleving meer kritiek op de gemeenschap van De Labadie. Aan de hand van pamfletten en toespraken werd de samenleving gewaarschuwd voor de Labadisten. Halverwege 1670 was de stemming volledig omgeslagen en werd De Labadie door het

stadsbestuur van Amsterdam verzocht om de stad, samen met zijn volgelingen te verlaten.

Wat gebeurde er precies tijdens de korte periode dat Jean de Labadie met zijn huisgemeente in Amsterdam verbleef? Hoe werd er door de samenleving gereageerd op de komst van de Labadisten? Waarom veranderde de stemming ten opzichte van de huisgemeente van De Labadie? Wie speelden een belangrijke rol in deze stemmingsverandering? En welke rol speelde de vroegmoderne media in deze kwestie? Was De Labadie een bedreiging voor de vrede en rust in Amsterdam?

1 Voor de afbeelding met bijschrift zie Afbeelding 1. Uit de prentencollectie van het

(4)

Door te kijken naar de politieke, religieuze en culturele omstandigheden in Amsterdam en de Republiek, en daarbij eerdere conflicten waarbij De Labadie betrokken was in het achterhoofd houdend, wordt er een beeld geschetst van de Amsterdamse jaren van de prediker. Hierbij wordt verder gekeken dan alleen naar de persoon Jean de Labadie. De beweegredenen van andere partijen en

sleutelfiguren spelen hierbij een belangrijke rol.

Aan de hand van de notulen van het stadsbestuur en de gereformeerde kerkenraad kan een deel van de bovenstaande vragen beantwoord worden. Deze stukken bevinden zich momenteel in het archief van de Burgemeesters en de Gereformeerde Kerk in het Stadsarchief te Amsterdam. Daarnaast beschikt de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag over de zeer uitgebreide pamflettencollectie van Knuttel waarin verschillende teksten over en van Jean de Labadie te vinden zijn. Gezamenlijk met de prentencollectie van het Rijksmuseum te Amsterdam en het krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek wordt in dit onderzoek een beeld geschetst van de informatievoorzieningen die de vroegmoderne stedelijke samenleving met betrekking op de kwestie tot haar beschikking had.

Daarnaast zijn er in de loop der tijd meerdere secundaire bronnen over Jean de Labadie in de loop der tijd verschenen. In het indrukwekkende overzichtswerk

The Quest for the New Jerusalem, Jean de Labadie and the Labadists, 1610-1744

stelt T.J. Saxby dat eerder onderzoek naar De Labadie vooral bestaat uit de

bestudering van verschillende losse periodes uit het leven van de prediker.2 Met dit werk probeert hij de gaten in het onderzoek op te vullen en een volledig beeld te geven van Jean de Labadie en zijn volgelingen. Saxby trekt hierbij twintig pagina’s uit voor de Amsterdamse periode van De Labadie, hetgeen in vergelijking met het volledige werk relatief gering is. Saxby beschrijft een aantal merkwaardige

voorvallen, gepubliceerde werken en toonaangevende personen die in aanraking met De Labadie zijn gekomen gedurende deze jaren. De auteur bekijkt de

Amsterdamse periode vooral uit het oogpunt van de prediker en laat daarmee een aantal interessante invalshoeken buiten beschouwing.

P. Scheltma heeft in zijn werk Aemstel’s oudheid of gedenkwaardigheden

van Amsterdam uit 1872 vanuit een ander perspectief gekeken naar de

Amsterdamse periode van Jean de Labadie.3 Hierbij betrekt hij de notulen van de

2 T.J. Saxby, The Quest for the new Jerusalem. Jean de Labadie and the Labadists,

1610-1744, (1987).

3 Scheltema, Pieter, Aemstels oudheid of gedenkwaardigheden van Amsterdam, Deel 5 en 6.,

(5)

gereformeerde kerkenraad en het contact dat zij hebben met het stadsbestuur over de komst van de Labadisten naar de stad. Gezamenlijk komen Saxby en Scheltema tot een redelijk volledig beeld van de Amsterdamse jaren van De Labadie, maar gaan zij hier niet uitgebreid de diepte mee in. In beide gevallen gaat het meer om een beschouwend verslag van het leven van De Labadie dan om een

wetenschappelijk-kritisch onderzoek. Terwijl er toch ruim honderd jaar is verstreken tussen de twee publicaties, Saxby’s werk verscheen in 1987, lijkt er weinig verschil te zijn tussen de werken: een algemeen beschouwende beschrijving van het leven van De Labadie.

Een groot deel van de secundaire bronnen over Jean de Labadie zijn enigszins verouderd. Daarnaast bestaan er bronnen die minder betrouwbaar lijken. In eerste instantie leek De Labadie en de Labadisten van Henrikus van Berkum een belangrijk werk voor het onderzoek te zijn, maar in zijn voorwoord geeft hij aan dat hij geen gebruik gemaakt heeft van noten of een literatuurlijst.4 Dit maakt het geheel weinig betrouwbaar en daarmee kunnen cruciale gegevens niet nagezocht en gecontroleerd worden in de desbetreffende bronnen. Het lijkt dan ook dat Van Berkum zichzelf hier en daar wat creatieve vrijheid heeft gegeven. Zo zijn er ook andere bronnen die de kwestie-Labadie kort aanhalen, maar de beperkte gegevens dan ook nog onjuist weergeven. Dit is bijvoorbeeld het geval in Simon Schama’s

Overvloed en onbehagen, waarin hij kort benoemt dat Anna Maria van Schurman

zich aansloot bij Jean de Labadies huisgemeente.5 Dit is correct, maar Schama geeft daarna aan dat zij ook met de prediker in het huwelijk is getreden. Er is

nergens bewijs te vinden voor een huwelijk tussen De Labadie en Van Schurman, al wordt het regelmatig aangehaald in onbeduidendere bronnen.6

Waar sommige bronnen niet met elkaar overeenstemmen wordt de sleutelpublicatie van Saxby gehanteerd. Dit werk is de meest volledige

levensbeschrijving van Jean de Labadie. Zo wordt er in verscheidene bronnen gesproken over François Menuret als een van de trouwe volgelingen van Jean de Labadie. François zou in 1676 gestorven zijn volgens deze werken, maar minstens net zoveel bronnen spreken over Jean Menuret, die zes jaar eerder tijdens het verblijf in Amsterdam overlijdt en veel ophef veroorzaakt. In dit geval worden de recente, grote publicaties gevolgd. Helaas is er zo weinig over deze man bekend,

4 H. van Berkum, De Labadie en de Labadisten, (1851).

5 S. Schama, Overvloed en onbehagen. De Nederlandse cultuur in de Gouden Eeuw, (1987). 6 S. Schama, Overvloed en onbehagen, 415-416.

(6)

dat het praktisch onmogelijk is om hem terug te vinden in de archieven en met zekerheid te zeggen welke publicatie het bij het rechte eind heeft.

Door verder te kijken dan alleen naar de afwijkende geloofsovertuigingen van Jean de Labadie en door deze kwestie in een breder, maatschappelijk perspectief te plaatsen is er geen sprake van klassieke kerkgeschiedenis. Het gaat in dit geval om een interdisciplinair onderzoek naar de zeventiende-eeuwse samenleving van Amsterdam en daarbuiten. Hiermee sluit dit onderzoek aan bij een het uitgangspunt van Jo Spaans: het gebrek aan interdisciplinair onderzoek binnen de zeventiende-eeuwse kerkgeschiedenis en de winst die te behalen valt op het vlak van

stadsreformatie-onderzoek binnen de Nederlandse geschiedenis. Verschenen werken over deze specifieke periode vullen de leemte binnen deze

onderzoeksvelden op dit moment niet.

Zoals Jo Spaans in ‘Zeventiende-eeuwse kerkgeschiedenis en

interdisciplinariteit’ al stelde, is binnen het vakgebied kerkgeschiedenis weinig gebruik gemaakt van interdisciplinair onderzoek, met name waar het de zeventiende eeuw betreft. 7 In deze periode ontbreekt de ‘natuurlijke’ invoeging van de

kerkgeschiedenis in de politieke geschiedenis. Daarnaast stelt Spaans dat de religie een centraal onderdeel van de zeventiende-eeuwse cultuur was. Het was een fundament van de politieke en sociale orde. In het onderzoek naar de Amsterdamse periode van Jean de Labadie is dit duidelijk te zien. De gereformeerde gemeente heeft invloed op de plaatselijke politiek en de kwestie wordt neergezet als een algemeen gevaar voor de samenleving. Op dit vlak raakt deze kwestie het onderzoeksveld van de stadsreformatie waar Spaans zich in het artikel ‘De Reformatie in de Nederlandse steden’ op richtte.8 Het betreft hier een

onderzoeksveld waarin vooral aandacht is voor de Reformatie in het Duitse Rijk. Karakteristiek voor het stadsreformatie-onderzoek is dat religieuze omwentelingen in het kader van de hele stadsgemeenschap worden bestudeerd.

Spaans verwijst hierbij naar een baanbrekend essay van Bernd Moeller waarin hij onderzocht waarom de Reformatie zo succesvol was in de vrije Rijkssteden. Moeller richtte zich in dit onderzoek op de verwevenheid van de kerkelijke gemeente en de burgerlijke samenleving. In de Duitse Rijkssteden werd er, in tegenstelling tot Amsterdam, geen onderscheid tussen kerk en staat gemaakt

7 Jo Spaans, ‘Zeventiende-eeuwse kerkgeschiedenis en interdisciplinariteit’, De Zeventiende

Eeuw, 14 (1998) 206-217.

8 Jo Spaans, ‘De Reformatie in de Nederlandse steden’, Kerktijd. Contactblad voor de

(7)

en gevoeld. Volgens Moeller sloot de boodschap van de Reformatie hierop aan. In het essay stelt Moeller dat de reformatoren dankzij deze constructie de

stadsbesturen ervan konden overtuigen om hervormingen door te voeren in de kerkelijke en burgerlijke samenleving.9

Volgens Spaans is dit onderzoeksveld binnen de Nederlandse geschiedenis toe te passen op de periode van de Opstand. In het geval van De Labadie hebben we te maken met een latere periode, maar de aanpak van het onderzoek komt in grote lijnen overeen. Het gaat niet om de vestiging van een nieuwe religie, maar om de relaties tussen verschillende instanties, de reactie op de komst van

andersgelovigen en de publieke opinie. De gereformeerde kerk was inmiddels al gevestigd en er was sprake van relatief hoge religieuze tolerantie. Toch werden de Labadisten uiteindelijk gezien als een bedreiging voor de religieuze samenleving en werd de orde zodanig verstoord dat de groep gedwongen werd te vertrekken.

Daarnaast stelt Judith Pollmann in haar proefschrift Een andere weg naar

God. De reformatie van Arnoldus Buchelius (1565-1641)10 dat een deel van de

vroegmoderne samenleving niet aangesloten was bij een kerkgemeenschap. Dit betekent dat de religieuze cultuur beschouwd moet worden als een som van aparte confessionele culturen. Pollmann richt zich vooral op het onderzoek naar

religiekeuze en geeft daarbij aan dat de huidige kerkgeschiedenis zich vooral gericht heeft op de gevestigde instituten, en niet op het ongebonden gedeelte van de samenleving. Ze benadrukt dat door naar goed gedocumenteerde individuen te kijken het mogelijk is om een beter beeld te krijgen van verschillende confessionele culturen binnen de samenleving. Het voordeel van een onderzoek naar een individu is dat er automatisch naar verschillende takken binnen de historische wetenschap gekeken dient te worden. ‘Mensen zijn niet alleen politieke, intellectuele,

economische, religieuze, seksegebonden of plaatselijke wezens; ze zijn al die wezens tegelijk’.11

Met dit onderzoek wordt het standpunt van Jo Spaans, dat er meer interdisciplinair onderzoek binnen de kerkgeschiedenis gedaan moet worden, gevolgd. Dit onderzoek kan dan ook niet beschouwd worden als kerkgeschiedenis, aangezien er niet dieper ingegaan wordt op de achterliggende godsdienstige

beweegredenen en het gedachtegoed van Jean de Labadie. Het onderzoek laat wel

9 B. Moeller, ‘Reichsstadt und Reformation’, Schriften des Vereins für

Reformationsgeschichte, 180 (1962).

10 Judith Pollmann, Een andere weg naar God. De reformatie van Arnoldus Buchelius

(1565-1641), (2000).

(8)

zien dat het mogelijk is om een godsdienstig onderwerp op een interdisciplinaire manier te benaderen en dat het daarbij mogelijk is voldoende bronnen te vinden die buiten de religieuze kaders vallen. Aangezien religie een belangrijk onderdeel is van de zeventiende-eeuwse samenleving, is het logisch om godsdienstige thema’s op een andere manier te benaderen. Religie hoort ook thuis in de stadsgeschiedenis, zeker in de vroegmoderne tijd. Daarnaast sluit het onderzoek ook aan op het standpunt van Judith Pollmann, aangezien er gekeken wordt naar het individu Jean de Labadie en enkele toonaangevende, goed gedocumenteerde personen die of onderdeel waren van de gemeenschap of juist tegenstand boden.

In het eerste hoofdstuk worden de omzwervingen die Jean de Labadie door Europa maakte voordat hij naar de Republiek der Verenigde Nederlanden kwam beschreven. In deze periode zijn de wortels van zijn baanbrekende gedachtegoed en hervormingsidealen te vinden. Vervolgens is het van belang om te kijken naar de jaren die hij in het gewest Zeeland heeft besteed voordat hij naar Amsterdam kwam, om de beweegredenen van zijn komst naar de stad te verklaren. In het hierop

volgende hoofdstuk wordt naar de Amsterdamse periode gekeken en dan met name naar de conflicten die ontstonden tussen De Labadie en de gereformeerde

gemeente. Daarnaast staat de veranderende houding van het stadsbestuur ten opzichte van de Labadisten centraal. In het laatste hoofdstuk komt het

interdisciplinaire karakter van het onderzoek duidelijk naar voren. Aan de hand van verschillende pamfletten en andere gedrukte primaire bronnen wordt een beeld geschetst van de informatievoorziening over de kwestie-Labadie die voor de vroegmoderne samenleving toegankelijk was.

Op deze manier wordt meer inzicht verkregen worden in de rol die religie in de zeventiende-eeuwse samenleving speelde en op de manier waarop de bevolking geïnformeerd werd over bepaalde kwesties. Daarnaast zorgt dit onderzoek voor een nieuwe, hoognodige aanvulling op de bestaande onderzoeken naar Jean de Labadie en zijn volgelingen.

(9)

Jean de Labadie: hervormer of onruststoker?

De lange zoektocht naar het ware geloof

De Heer Jean de Labadie, […], weeck na Montauban, daer hy de Roomsche Religie afswoer, en wiert daer protestants Predicant, tegens de Kerkcken orde, door de drift des gemenen Volcks, hier heeft hy soo veel troubelen aengerecht, dat de Kercke geruineert wiert […] tot Middelburgh gekomen zijnde, heeft verscheyde dwalende Predicatien gedaen, de Kerck verdeelt, sich de Synode niet willen onderwerpen, heymelijcke Correspondentie houdende met de Quakers en fantastisken soo hier als in Engelandt. Waer over de Walsche Synode alhier vergadert, hem Labadie hebben gedeporteert van alle Bedieninge des Predick-Ampts12

Op 9 april 1669 verscheen bovenstaand nieuwsbericht in de Ordinaris

Dingsdaeghse Courant. Uit het gehele bericht blijkt al snel dat deze Jean de

Labadie zijn sporen flink had achtergelaten in Europa en veel onrust had

veroorzaakt, maar wie was deze Jean de Labadie? Hoe kwam hij in de Republiek der Verenigde Nederlanden terecht? Wat was er in de voorgaande jaren precies gebeurd? En welk doel streefde Jean de Labadie na?

In augustus 1669 kwam de Franse predikant Jean de Labadie (1610-1674) met een kleine gemeenschap aan in Amsterdam. Hij nam met zijn drie trouwste volgelingen, Pierre Yvon, Pierre Du Lignon en Jean Menuret, intrek bij de handelaar Isaak Bernarts op de Herengracht. Hij had moeten uitwijken naar Amsterdam, omdat hij niet langer welkom was in het gewest Zeeland. Dit was niet de eerste keer dat Jean de Labadie in de problemen was gekomen met de autoriteiten en gedwongen werd zich ergens anders te vestigen.13

Het leven van Jean de Labadie stond in het teken van de grote zoektocht naar het ware geloof. Verscheidenen keren wisselde hij van kerk en probeerde hij hervormingen door te voeren. Tijdens zijn zoektocht stuitte hij regelmatig op tegenstand, maar zijn roep om hervorming werd minstens net zo vaak positief

12 Ordinaris Dingsdaeghsche Courant, 9 april 1669. Voor een volledig transcript van het

bericht zie bijlage 1. Montauban was een van de belangrijkste verblijfplaatsen voor

protestanten in Frankrijk in deze periode. In het pamflet Klare ende krachtige wederlegginge,

van de ordinaire calumnien tegen de leere, het leven, handel ende wandel van Mons. Jean de Labadie [..] wordt gesproken over een tweede nieuwsartikel in de krant van 19 augustus

1669. Dit artikel is helaas onvindbaar.

13 T.J. Saxby, The Quest for the new Jerusalem. Jean the Labadie and the Labadistst,

(10)

beantwoord. Uiteindelijk vond hij het ware geloof buiten de gevestigde religieuze orde en stichtte samen met zijn trouwe volgelingen een eigen gemeenschap: de Labadisten.14

Omzwervingen

Op 13 februari 1610 werd Jean de Labadie geboren in een vooraanstaand Rooms-Katholiek gezin in Bourges, Frankrijk. Op jonge leeftijd stuurden zijn ouders hem naar Bordeaux om onderwezen te worden door de Jezuïeten. Hier werd De Labadie overgehaald om zich aan te sluiten bij de Orde en legde hij zich toe op de

wijsbegeerte en godsgeleerdheid. Tijdens zijn studie kwam hij tot de conclusie dat de overtuigingen van de Jezuïeten niet overeenkwamen met de inhoud van de Bijbel. Deze ontdekking had veel invloed op zijn verdere leven en markeerde het begin van een lange periode van onvrede over de gevestigde religieuze orde en zijn groeiende behoefte aan diepgaande hervormingen binnen de kerk.15

Als prediker trok hij door het land en verspreidde zijn oproep tot hervorming en bekering. Dit schoot de Jezuïetenorde in het verkeerde keelgat en De Labadie werd er al snel van beschuldigd een volgeling te zijn van Calvijn en een voorstander van hervorming. Hij werd vrijgesproken, maar verliet kort daarna de Orde en sloot zich aan bij de Jansenisten. Deze beweging verzette zich sinds het midden van de zeventiende eeuw tegen de kerk en specifiek tegen de overtuigingen van de

Jezuïetenorde. De Jansenisten baseerden hun overtuigingen op de Augustinus van Cornelis Jansen (1585-1638), die pas na zijn dood werd uitgegeven in 1640. In dit werk werd de nadruk gelegd op een strenge en introverte benadering van het geloof en was daarmee in conflict met de uiterlijke vormen van devotie en het gebruik van beelden van heiligen, hetgeen binnen het katholicisme gebruikelijk was. Een

benadering waar Jean de Labadie zich goed in kon vinden.16

Vervolgens vertrok Jean de Labadie op uitnodiging van de bisschop naar Amiens om daar te prediken. De Jezuïeten beschuldigden hem hier wederom van het verkondigen van de verkeerde leer en ook van het verleiden van het volk. Na gerechtelijk onderzoek werd De Labadie nogmaals onschuldig verklaard, maar

14 T.J. Saxby, The Quest for the new Jerusalem. Jean the Labadie and the Labadistst,

1615-1744, 1-25.

15 P. Schelteman, Aemstel’s oudheid of gedenkwaardigheden van Amsterdam. Deel V.,

210-211. T.J. Saxby, The Quest for the new Jerusalem. Jean the Labadie and the Labadistst,

1615-1744, 1-25.

16 P. Scheltema, Aemstel’s oudheid. Deel V., 211. J.I. Israel, De Republiek, 720-721. T.J.

(11)

ondanks deze uitspraak besloot hij Amiens te verlaten en naar het zuiden van Frankrijk te vertrekken. Toen de Jezuïeten hem ook daar probeerden te vervolgen, besloot De Labadie om de katholieke kerk in 1650 te verlaten en zich officieel aan te sluiten bij de hervormde gemeenschap. Hij vestigde zich in Montauban, op dat moment de belangrijkste verblijfplaats voor protestanten in Frankrijk. In de hierop volgende acht jaar was hij onder andere verbonden aan de plaatselijke

gereformeerde universiteit. Na een conflict met de bisschop en de katholieken in Montauban was De Labadie wederom genoodzaakt verder te trekken. Hij verliet Frankrijk en vertrok naar het prinsdom Orange, ten noorden van Avignon. Orange was een onafhankelijk prinsdom dat onder leiding van een gouverneur stond, aangesteld door de stadhouder van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Hierdoor viel het gebied buiten de jurisdictie van Frankrijk en werd het een

toevluchtsoord voor onder andere de Hugenoten. De plaatselijke protestantse kerk had een goede reputatie en had tussen de 4.000 en 5.000 communicanten. Hier werd hij aangesteld als leraar binnen de hervormde gemeente. Het verblijf van De Labadie in het prinsdom was niet van lange duur. Toen Lodewijk XIV van Frankrijk in 1659 dreigde met een beleg van de gelijknamige hoofdstad, besloot De Labadie verder te reizen op zoek naar meer vrijheid.17

In eerste instantie leek De Labadie de gewenste vrijheid te vinden in Engeland. Hij was onder de indruk geraakt van de spiritualiteit van de Engelse predikers en nam contact op met de plaatselijke gemeente om zijn behoefte om naar het Verenigd Koninkrijk af te reizen duidelijk te maken. In 1642-1643 had zich een schisma voltrokken binnen de Waalse gemeenschap in Londen. Er werd naast de bestaande kerk aan Threadneedlestreet een kerk in Westminister opgericht. Voor de laatste werd naarstig naar een nieuwe predikant gezocht en Jean de Labadie werd gevraagd om deze functie te vervullen. Hij ging gretig in op de uitnodiging van de Waalse Kerk en zag in deze functie een manier om het strakke keurslijf van de calvinistische kerk van zich af te schudden. Tijdens zijn tocht naar Engeland maakte hij echter nog een tussenstop in Genève.18

Amper aangekomen in de stad, werd hem direct gevraagd om de

daaropvolgende zondag een dienst te verzorgen. Hij maakte grote indruk met deze dienst en binnen een week veranderde hij van gedachten en besloot hij niet door te

17 P. Scheltema, Aemstel’s oudheid. Deel V., 211-212. R.B. Evenhuis, Ook dat was

Amsterdam, 212. Saxby, The Quest for the new Jerusalem, 41-61.

18 C. Graafland, ‘De Nadere Reformatie en het labadisme’, De Nadere Reformatie en het

(12)

reizen naar Londen, maar in Genève te blijven. De kerken puilden uit en men

noemde hem al snel de tweede Calvijn. Op 11 juli 1659 legde hij zijn eed af en werd hij officieel pastoor in Genève. Ondertussen werd Westminister op de hoogte gesteld van het besluit van De Labadie. De reactie vanuit Londen was niet erg positief. De Labadie had een belofte gedaan en daarnaast waren er genoeg predikers te vinden in Genève, terwijl de kerk in Londen nu zonder priester zat. Er werd zelfs vanuit het parlement een brief gestuurd naar de Geneefse gemeenschap. Niet veel later beschuldigde de kerk aan Threadneedlestreet de kerk in Westminister van schismatiek en in Genève werd er besloten zich niet verder te bemoeien met de problematiek in Londen.19

Hoe snel De Labadies ster in de stad steeg, zo snel daalde deze ook weer. Er kwam steeds meer verzet tegen zijn manier van werken en met name tegen het feit dat hij in zijn huis samenkomsten organiseerde, wat verboden was in Genève. Daarnaast werden er voor het eerst vraagtekens gezet bij de beweegredenen van De Labadie. Tegenstanders vroegen zich af of hij niet net zoveel bezwaren tegen het gereformeerde geloof had als tegen het rooms-katholicisme. De gereformeerde kerk huisvestte, volgens De Labadie, een grote massa niet-bekeerden. Het gevolg van dit verzet tegen De Labadie, was dat hij zich steeds meer terugtrok uit het officiële kerkelijke leven en hij zijn zoektocht naar de ware kerk spoedig moest voortzetten.20

Het verblijf in Genève zorgde wel voor grote veranderingen in het leven van De Labadie. Zo besloot hij niet naar Engeland te gaan en ontmoette hij daarnaast een aantal personen in Genève die van grote invloed werden in zijn leven. De Labadie kwam in contact met Philipp Jacob Spener (1635-1705), de latere vader van het duits-piëtisme, en met Pierre Yvon (1640-1707) en Pierre Dulignon (1630-1681). De laatsten zouden zijn trouwste volgelingen worden en de kern vormen van de nieuwe gemeenschap. Dulignon was de zoon van de voormalige consul van Marvéjols en had in eerste instantie rechten gestudeerd. Na een reis naar de

Republiek en Engeland was Dulignon op advies van de predikant C. Drélincourt zich gaan verdiepen in de theologie. In 1663 kwam hij naar Genève, waar hij in 1665 aan zijn studie begon. Dulignon verbleef gedurende deze periode in het huis van Jean de Labadie. Gegrepen door het gedachtengoed van De Labadie, wijdde hij de rest van zijn leven aan het verwezenlijken van de zelfstandige gemeenschap. Pierre Yvon had de prediker tijdens zijn jeugd in Montauban leren kennen. De Labadie was een

19 T.J. Saxby, The Quest for the New Jerusalem, 103-104.

20 T.J. Saxby, The Quest for the New Jerusalem, 103-134. R.B. Evenhuis, Ook dat was

(13)

huisvriend van zijn ouders geweest en toen hij naar Genève kwam om theologie en filosofie te gaan studeren, trok hij in bij de prediker. Binnen korte tijd waren ze goede vrienden en ook Yvon zou uiteindelijk uitgroeien tot een van de trouwste volgelingen van De Labadie.21

In Genève ontmoette hij een tweetal andere mannen die in de toekomst belangrijk voor De Labadie zouden zijn. In het voorjaar van 1662 arriveerde Johan Godschalk van Schurman (ca. 1605-1664) vanuit Basel in Genève. Godschalk was de broer van de beroemde Anna Maria van Schurman, die bekend stond als ‘de Ster van Utrecht’ of ‘de Tiende Muze’ dankzij haar uitgebreide talenkennis, haar deugd en haar intellect. Haar broer was in oktober 1661 naar Basel vertrokken om

theologie te studeren en kwam daar in aanraking met Johannes Buxtorf de Jongere (1599-1664) en Lukas Gernler (1625-1675). Van hen leerde Godschalk over de morele reformatie en ook over Jean de Labadie. Geïntrigeerd door de verhalen over de prediker trok hij naar Genève met een getuigschrift van Buxtorf. Uiteindelijk verbleef Godschalk twee maanden lang aan het adres van Labadie in Genève en raakte diep onder de indruk van zijn overtuigingen. Met veel enthousiasme hield hij zijn zus in Utrecht op de hoogte van zijn tijd in Genève. Anna Maria deelde haar broers enthousiasme en onderhield al snel zelf regelmatig contact met De Labadie. Godschalk keerde uiteindelijk terug naar Basel en studeerde af in 1663. Zijn slechte gezondheid zorgde er echter voor dat hij in 1664 in Utrecht overleed.22

Naast het belangrijke contact dat met Anna Maria van Schurman gelegd was tijdens de Geneefse periode van De Labadie, legde hij ook contact met Vincent Minutoli (1639-1709) de pastoor van de Waalse Kerk in Middelburg. Tijdens zijn bezoek aan Genève verbleef hij drie maanden lang bij Jean de Labadie. Minutoli raakt ook onder de indruk van het kunnen van de prediker en keert tevreden terug naar de Republiek. Wanneer zijn collega Jean le Long (? – 1665) sterft vraagt hij Jean de Labadie om het ambt in Middelburg te vervullen. Zelf keerde hij terug naar Genève.23

21 T.J. Saxby, The Quest for the New Jerusalem, 117-118, 124-125. D. Nauta, Biografisch

lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme. Deel 2., 472.

22 T.J. Saxby, The Quest for the New Jerusalem, 117-119. C. Roldanus, Zeventiende eeuwse

geestesbloei, 86-87. F.A. van Lieburg, ‘Johan Godschalk van Schurman (1605-1664),

Figuren en thema’s van de Nadere Reformatie, 55-62.

(14)

De Republiek en de Nadere Reformatie

Uiteindelijk wist Jean de Labadie zich weer in de nesten te werken. Na meerdere keren op zijn vingers getikt te zijn omdat zijn preken te politiek van aard waren, besloot hij dat het tijd was om de stad te verlaten. De Labadie ging in op de uitnodiging van de Waalse kerk en Minutoli om in Middelburg de overleden predikant Jean le Long te vervangen. Samen met Pierre Yvon (1646-1707), Jean Menuret (? -1670) en Pierre Dulignon (1630-1681) trok De Labadie naar de Republiek. Jean Menuret had zich in Heidelberg aangesloten bij de groep. Het is niet duidelijk wanneer Menuret in aanraking met De Labadie is gekomen, maar we weten wel dat hij hem tot het eind van zijn leven trouw bleef.24

De reis stopte eerst in Utrecht, de woonplaats van Anna Maria van Schurman en het centrum van de Nadere Reformatie. Deze beweging, onder leiding van

Gisbertus Voetius (1589-1676) en Jodocus van Lodenstein (1620-1677), streefde naar geestelijke vernieuwing van de kerk. Hervorming van gedrag en moraal en een godvruchtiger leven stonden boven aan hun lijstje. De nadruk lag verder op de strikte handhaving van de zondagsrust, minder tolerantie en de strijd tegen

zedeloosheid, verkwisting, overspel en prostitutie. In Jean de Labadie zagen zij een man en prediker die hen kon helpen hun doel te bereiken.25

De beweging van Voetius en Van Lodenstein was ontstaan uit een behoefte aan verdere reformatie van de gereformeerde kerk. Sinds 1619 bestond er een diepe verdeeldheid binnen de gereformeerde gemeente. De Synode van Dordrecht had in 1619 uitsluitsel gegeven over de zuiver gereformeerde leer en het conflict over de predestinatieleer van Calvijn ten tijde van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621). De geestverwanten van de Nadere Reformatie waren echter niet tevreden met het resultaat. De preken waren niet inspirerend genoeg en de tucht werd slap uitgevoerd. De beweging was ervan overtuigd dat hier door middel van verdere hervormingen verandering in kon worden gebracht. Een gereformeerde kerk moest immers steeds weer gereformeerd worden.26

Jean de Labadies hervormingsdrang leek goed te passen bij het streven van de Nadere Reformatie. Zijn komst naar Utrecht bleef ook niet onopgemerkt. Zoals

24 A.J. van der AA, Biografisch woordenboek der Nederlanden. Deel 11. 11-13. T.J. Saxby,

The Quest for the New Jerusalem, 124-128. C. van der Woude. ‘Pierre Yvon (1646-1707), It beaken, 27-32.

25 C. Graafland, ‘De Nadere Reformatie en het labadisme’, 281-282. J.I. Israel, De Republiek:

1477-1806, 734.

26 C. Graafland, ‘De Nadere Reformatie en het labadisme’, 281-284. J.I. Israel, De Republiek:

(15)

gewoonlijk werd De Labadie met groot enthousiasme ontvangen en werden zijn preken met grote interesse bezocht. Predikanten, professoren en doctoren bezochten hem op het adres van Anna Maria van Schurman, waar hij tien dagen verbleef. Anna Maria had na de dood van haar broer contact gehouden met de prediker. Zij deelde de hang naar hervorming met haar vrienden van de Nadere Reformatie en met De Labadie. Het leek er op dat de prediker een duidelijk plan voor ogen had om de kerk in de Republiek te hervormen en verder verval tegen te gaan.27

Vanuit Utrecht vervolgde De Labadie zijn reis door de Republiek via

Amsterdam, Haarlem en Den Haag. Overal ging hij in gesprek en verdiepte hij zich in de plaatselijke stand van zaken op kerkelijk gebied. De Labadies conclusie was dat het in de Republiek slecht gesteld was met de gereformeerde kerk en het was de hoogste tijd hier iets aan te doen. Ervan overtuigd dat hij de aangewezen persoon was voor de hoognodige hervorming, trok hij naar Middelburg om zijn functie als predikant op te pakken.28

Middelburg en Veere

Jean de Labadie werd in 1666 in Middelburg ontvangen als de predikant die de gemeente uit het slop ging trekken. Al snel voerde hij een hervormingsprogramma in waarbij hij zichzelf boven andere predikanten plaatste. Hij stond erg kritisch

tegenover de huidige werkwijze van de kerk. De prediking was te eenzijdig en benadrukte vooral het belang van boete en levensvernieuwing. Daarnaast hoorde de predikant binnen de kerkelijke gemeente, volgens De Labadie, de belangrijkste rol te spelen. De overheid en de kerkenraad dienden slechts een ondersteunende rol te vervullen. Ook was hij van mening dat de hervorming van de kerk nooit voltooid is, maar een continu proces moest zijn met vernieuwing van bovenaf. Met deze

standpunten week De Labadie af van de gevestigde orde en hervormingsgedachte, hetgeen hem flink wat kritiek opleverde.29

Daarnaast besloot hij om conventikels te houden in zijn huis. Deze

samenkomsten had hij in Genève ook georganiseerd, maar waren hem aldaar duur komen te staan. Het was daar verboden om deze ontmoetingen te organiseren. In combinatie met de politiek getinte preken die niet in goede aarde vielen was hij

27 T.J. Saxby, The Quest for the New Jerusalem,120-131. P. Scheltema, ‘Jean de Labadie te

Amsterdam in de jaren 1669 en 1670’, 213.

28 T.J. Saxby, The Quest for the New Jerusalem, 125-134.

29 T.J. Saxby, The Quest for the New Jerusalem, 135-140. J.I. Israel, De Republiek:

(16)

genoodzaakt zijn spullen te pakken. In de Republiek waren deze bijeenkomsten niet verboden en ook zeker niet onbekend, maar de conventikels van De Labadie waren een stuk serieuzer. De bijeenkomsten ontwikkelden en verzelfstandigden zich op een manier dat ze gezien konden worden als een volwaardige godsdienstoefening buiten het kerkgebouw.30

De afwijkende visie van De Labadie zorgde, ondanks de kritiek, nog steeds voor brede interesse in zijn hervormingsideaal. Ook in Middelburg werden zijn preken goed bezocht. Vanuit de gehele Republiek kwamen verschillende

vooraanstaande figuren speciaal naar de stad om De Labadie te horen preken. Anna Maria van Schurman verbleef, samen met twee vriendinnen, zelfs drie maanden lang in Zeeland om in de nabijheid van De Labadie te zijn. Zijn populariteit in Zeeland duurde echter niet lang. Binnen drie jaar werd De Labadie gedwongen te

vertrekken.31

In 1667 werd er een synode in Amsterdam gehouden, alwaar De Labadie een geloofsbelijdenis diende te ondertekenen. Deze was in het Frans geschreven, niet in het Latijn, wat voor De Labadie genoeg reden was om zijn handtekening niet te zetten. Hij kreeg een jaar uitstel tot de volgende synode. Dit keer kwam De Labadie in zijn geheel niet opdagen, wat een schorsing tot gevolg had. Deze werd op het verzoek van het bestuur van Middelburg weer ingetrokken.32

Helaas eindigde het conflict tussen de Waalse Kerk en De Labadie hier niet. In 1668 raakte hij na zijn publicatie over de interpretatie van het Heilig Schrift in conflict met Ludovicus Wolzogen (1633-1690). Wolzogen, een verlicht theoloog, beschouwde de Bijbel als een historisch document dat in het licht van haar tijd gezien moest worden. Als volgeling van Descartes redeneerde Wolzogen dat de rede een prominente plaats diende in te nemen in de bestudering van het Schrift. De Labadie stond hier lijnrecht tegenover. Hij was ervan overtuigd dat Wolzogen te optimistisch was over de mens en vergat dat het verstand verduisterd was door de zon. Daarnaast geloofde De Labadie sterk in het bovennatuurlijke element van het geloof.33

30 C. Graafland, ‘De Nadere Reformatie en het labadisme’, 283-286. T.J. Saxby, The Quest

for the new Jerusalem. Jean the Labadie and the Labadistst, 1615-1744, 128-135.

31 T.J. Saxby, The Quest for the New Jerusalem, 128-142.

32 P. Scheltema, ‘Jean de Labadie te Amsterdam in de jaren 1669 en 1670’, 213. J.I. Israel,

De Republiek: 1477-1806, 741-742.

33 C. Graafland, ‘De Nadere Reformatie en het labadisme’, 288-292. D. Nauta, Biografisch

(17)

Gesteund door zijn kerkenraad diende Jean de Labadie een officiële aanklacht in tegen Wolzogen bij de Waalse Synode. In september 1668 werd er in Naarden druk over dit conflict vergaderd. Uiteindelijk pakte het negatief uit voor de aanklager. Wolzogen werd in zijn gelijk gesteld en De Labadie werd opgedragen om zijn beschuldiging aan het adres van de verlichte theoloog publiekelijk in te trekken. De uitspraak viel niet in goede aarde bij de Fransman, met alle gevolgen van dien. Tijdens de volgende synode, in Dordrecht, werd er korte metten gemaakt met De Labadies koppige karakter. Hij werd uit zijn ambt gezet en verloor de steun van het stadsbestuur van Middelburg, die hem verzocht de stad te verlaten.34

In eerste instantie week De Labadie uit naar het naburige Veere en velen volgden hem. Het stadsbestuur heette hem van harte welkom en ook hier kreeg hij de kans om de bestaande gemeente enigszins te hervormen. Ondanks dat het plaatselijke bestuur en de kerk blij waren met de komst van Jean de Labadie werd de druk door Middelburg opgevoerd. De gemoederen liepen vrij hoog op en uiteindelijk werd de prediker door de Staten van Zeeland officieel verbannen om verdere onrust te voorkomen. Voor de zoveelste keer werd Jean de Labadie dankzij zijn geloofsovertuigingen gedwongen om zich ergens anders te vestigen. Gelukkig was het binnen de Republiek niet moeilijk om een andere stad te vinden waar hij welkom was. In de zomer van 1669 vestigde hij zich met zijn volgelingen in Amsterdam.35

Gedachtegoed

Tijdens zijn lange reis door Europa kwam Jean de Labadie tot de conclusie dat de bestaande kerk niet hervormd wilde worden. Ondanks zijn vele pogingen om hervormingen, die ervoor moesten zorgen dat de kerk weer op het goede pad terecht kwam, van bovenaf door te voeren, moest hij concluderen dat de gevestigde religieuze orde zijn hervormingsideaal niet steunde. Verscheidene keren moest hij zijn woonplaats verlaten, omdat hij in de ogen van de magistraat te veel onrust veroorzaakte. Aan de andere kant kwam hij tijdens zijn omzwervingen door Europa

34 P. Scheltema, ‘Jean de Labadie te Amsterdam in de jaren 1669 en 1670’, 213-214. D.

Nauta, Biografisch lexicon voor de geschiedenis van he Nederlands protestantisme, 436. Het besluit van de synode en de correspondentie hierover tussen de Waalse Kerk en de Staten van Holland is terug te vinden in bijlage 5 tot en met 7.

35 C. Graafland, ‘De Nadere Reformatie en het labadisme’, 292-293. P. Scheltema, ‘Jean de

(18)

ook tot de conclusie dat er wel gelijkgestemden te vinden waren. Mensen die heil zagen in zijn gedachtegoed en hem wilden ondersteunen in zijn hervormingsstrijd.36

Het was de hoogste tijd om te breken met de bestaande religieuze

gemeenschap en zijn eigen weg te gaan. De verbanning uit het gewest Zeeland was een belangrijk kantelpunt in het leven van De Labadie. Het was niet de eerste keer dat hij dankzij zijn gedachtegoed diende te vertrekken, maar ditmaal was hij niet op weg naar een nieuwe beroeping binnen een bestaande gemeente. Het was voor De Labadie duidelijk dat het onmogelijk was om zijn ideaalbeeld binnen het oude, logge apparaat van de gereformeerde kerk tot uiting te laten komen. Om terug te kunnen keren naar het gedachtengoed van de kerk zoals de eerste christenen het voor ogen zagen, diende hij een eigen gemeenschap te beginnen. Een gemeenschap waarin alle wereldlijke zaken losgelaten werden. Een kerk die enkel bestond uit

wedergeborenen en uitverkorenen. Waar een persoonlijke band met God het belangrijkst was en deze band alleen bereikt kon worden door zelfstudie en niet door wetten en regels. Een gemeenschap waarin iedereen gelijk was en de goederen eerlijk verdeeld werden. De eerste stappen richting deze ideale gemeenschap werden in Amsterdam gezet.37

Na zijn lange omzwervingen door vroegmodern Europa, op zoek naar de invulling van het ware geloof en problemen met de gevestigde orde, arriveerde Jean de Labadie in 1669 in Amsterdam. In deze tolerante handelsstad kreeg hij de kans om zijn visie en geloofsgemeenschap uit te bouwen. Niet langer verbonden aan een wereldlijke kerk vergaarde De Labadie een groep aanzienlijke volgelingen, maar werd hij ook streng in de gaten gehouden door de kerkelijke en stedelijke machthebbers.38

36 W.J. op ’t Hof, Encyclopedie Nadere Reformatie. Deel II., 19-21. S. van der Linde, ‘Jean de

Labadie en het Labadisme’, It Beaken 38, 16-18. G. Oorthuys, De kruispunten op den weg

der kerk, 115-117.

37 W.J. op ’t Hof, Encyclopedie Nadere Reformatie. Deel II., 19-21. S. Van der Linde, ‘Jean de

Labadie en het Labadisme’, 16-21. C, Roldanus, Zeventiende eeuwse geestesbloei, 86-87.

38 T.J. Saxby, The Quest for the new Jerusalem. Jean the Labadie and the Labadistst,

(19)

Tolerantie, harde resoluties en de ideale gemeenschap

Het gemeenschapsleven van Jean de Labadie in Amsterdam (1699-1670)

Op 18 januari 1651 opende Jacob Cats in de Ridderzaal in Den Haag de Grote Vergadering. Deze bijeenkomst was in het leven geroepen om de Republiek verder vorm te geven, aangezien de oorlog tegen Spanje in 1648 tot een einde was gekomen. Op het gebied van staatsinrichting, religie en militaire macht werden afspraken gemaakt tussen de gewesten. Er moest gefocust worden op de binnenlandse politiek en de samenwerking tussen de gewesten, zonder de soevereiniteit en privileges van de gewesten te verliezen. De Grote Vergadering duurde ruim zeven maanden en een van de opvallendste uitkomsten van deze bijeenkomst was het Stadhouderloos Tijdperk. Na de plotselinge dood van stadhouder Willem II van Oranje, in het najaar van 1650, besloot een deel van de gewesten geen nieuwe stadhouder te kiezen. Voor het gewest Holland duurde het Eerste Stadhouderloos Tijdperk tot 1672.39

Daarnaast werden er tijdens de Grote Vergadering belangrijke beslissingen genomen op religieus gebied. Het gereformeerde geloof werd vanaf dat moment definitief beschouwd als de publieke godsdienst van de Republiek, maar de gereformeerde kerk werd niet gezien als staatskerk. Er was ruimte voor andere geloven in de Republiek en elk gewest voerde een eigen godsdienstpolitiek. De verantwoordelijkheid voor de kerkelijke orde lag dus niet op nationaal niveau, maar bij het gewestelijk bestuur. Verder werd het de rooms-katholieken verboden om publieke erediensten te houden. Het gewest Holland drong wel aan op meer begrip voor de kleinere, protestantse bewegingen, zoals de doopsgezinden, remonstranten en lutheranen. Andere gemeenschappen en gezindten werden getolereerd zolang dezen de openbare orde niet verstoorden. Dit komt overeen met artikel 13 van de Unie van Utrecht (1579).

Ende hoeveel tpoinct van der religie aengaet, sullen hem die van Hollant ende Zelant draegen naer haerluyden goetduncken ende dandre provincien van dese Unie sullen hem moegen reguleren naer inhoudt van de religionsvrede, […] ofte daerinne generalick oft particulierlick alsulcke ordre stellen als si tot rust ende welvaert van de provincien, steden ende particulier leden van dyen ende conservatie van een ygelick, geheestelick ende weerlick, sijn goet ende gerechtigcheyt doennelick vynden sullen,

(20)

sonder dat hem hierinne by enyge andere provincien enich hynder ofte belet gedaen sal moegen worden, mits dat een yder particulier in sijn religie vrij sal moegen blijven ende dat men nyemant ter cause van de religie sal moegen achterhaelen ofte ondersoucken40

Met dit artikel werd de individuele gewetensvrijheid gewaarborgd en het idee van een staatskerk met een verplicht lidmaatschap ondermijnd. Het gevolg hiervan was dat de Republiek een van de weinige landen in Europa was waar er enigszins sprake was van religieuze tolerantie. De publieke rust en harmonie stonden altijd voorop en de gewetensvrijheid zorgde er zelfs voor dat lang niet alle regenten lid waren van de gereformeerde kerk.41

Aan de andere kant veroorzaakte artikel 13 ook veel conflicten tussen de overheid en de kerk. Er is geen enkel ander land in Europa waar meer gediscussieerd is over het geloof dan in de Republiek. De individuele gewetensvrijheid zorgde voor onduidelijke grenzen tussen overheid en kerk, die veelvuldig opgezocht werden. De publieke kerk stond onder bescherming van de regering, maar deze probeerde vooral de openbare orde te handhaven. Dit betekende dat naast de groeperingen die de gereformeerde op welk vlak dan ook bedreigden, ook de kerk zelf regelmatig teruggefloten werd. Ondanks deze conflicten, vooral op plaatselijk niveau, stond de Republiek bekend als tolerant en werd Amsterdam een welkom toevluchtsoord voor andersdenkenden.42

Maar hoever reikte deze tolerantie in het Amsterdam van 1669? Wat gebeurde er precies gedurende de Amsterdamse periode van de Labadisten? Op welke manier kwam de groep in conflict met de gevestigde orde? Wie waren er betrokken bij deze conflicten? Hoe tolerant was het stadsbestuur ten opzichte van Jean de Labadie en zijn volgelingen?

Jean de Labadie in Amsterdam

In de zomer van 1669 kwam Jean de Labadie met enkele trouwe volgelingen aan in Amsterdam. Van het stadsbestuur mocht hij zich hier vestigen, mits hij zich

burgerlijk en vreedzaam gedroeg. De Labadie was niet de eerste separatist die zich in de stad vestigde. Dankzij de relatief hoge mate van gewetensvrijheid en tolerantie

40 Artikel 13, Unie van Utrecht (1579)

41 Piet Visser, Stad van verdraagzaamheid?, 25-27. W. Frijhoff en M. Spies, 1650. Bevochten

Eendracht, 50-52. C.W. Dingemanse, Rap van tong, scherp van pen. Literaire discussiecultuur in Nederlandse praatjespamfletten (circa 1600-1750), 11-13.

42 Piet Visser, Stad van verdraagzaamheid?, 27-28. W. Frijhoff en M. Spies, 1650. Bevochten

Eendracht, 50-52. C.W. Dingemanse, Rap van tong, scherp van pen. Literaire discussiecultuur in Nederlandse praatjespamfletten (circa 1600-1750), 12-14.

(21)

waren anderen hem al voorgegaan. Zo verbleef Antoinette Bourignon (1616-1680) op dat moment ook in de stad, maar ook Jan Amos Comenius (1592-1670), Petrus Serrarius (1600-1669) en Johann Georg Gichtel (1638-1710) waren in deze periode in Amsterdam te vinden. In eerste instantie verbleef De Labadie bij Isaac Bernards op de Herengracht, een voormalig ouderling van de Waalse Kerk, maar later huurde hij zijn eigen ruimte waar hij zich met zijn trouwste volgelingen vestigde.43

Op drieëntwintigjarige leeftijd was Pierre Yvon een van de beste en trouwste discipelen die De Labadie had. Yvon had snel een groot netwerk van

gelijkgestemden opgebouwd binnen de Republiek en Europa. Zo bezocht hij Voetius in Utrecht en probeerde hem over te halen om zich aan te sluiten bij de Labadisten. Voetius zag het liever anders: De Labadie moest zich bij de mannen van de Nadere Reformatie voegen. Yvon reisde na deze mislukte missie door naar Duitsland waar hij onder andere Louise Huygens, de dochter van Constantijn Huygens, opzocht en overhaalde zich aan te sluiten bij de Labadisten. In Wesel wist hij Heinrich Schlüter te overtuigen. Yvon vervolgde zijn reis via Duisburg, Mulheim an der Ruhr en Keulen, om uiteindelijk terug te keren naar De Republiek.44

Met de terugkeer van Pierre Yvon naar Amsterdam brak een belangrijk moment aan voor de Labadisten. Yvon, Dulignon en Mènuret werden benoemd tot predikanten van de gemeente. Met deze beslissing werd er daadwerkelijk gebroken met de bestaande kerk. Nu er binnen de Labadistische gemeente verschillende predikanten waren aangesteld, was er sprake van het stichten van een ‘eigen kerk’. Het laatste sprankje hoop van bijvoorbeeld Gisbertus Voetius werd hiermee te niet gedaan. De Labadie zou niet voor de gehoopte reformatie binnen de gereformeerde kerk zorgen. Hij stichtte zijn eigen kerk en ging daarmee zijn eigen weg. Hij keerde de gevestigde protestantse kerk de rug toe. Zelf gaf hij als reden voor deze

definitieve breuk de uitspraak van de Waalse Synode eerder dat jaar. Bovendien was een aansluiting bij de publieke kerk niet mogelijk door de bestaande

taalbarrière.45

In tegenstelling tot de gereformeerde kerk streefden de Labadisten naar een gemeenschap van radicaal bekeerden, naar het model van de Apostolistische Kerk. Er moest een onafhankelijke kerk van wedergeborenen gesticht worden. Binnen de

43 T.J. Saxby, Quest fort he Ne w Jerusalem, 172-173.

44 T.J. Saxby, Quest fort he New Jerusalem, 174-175. C. van der Woude. ‘Pierre Yvon

(1646-1707), It beaken, 27-29, 34-36.

45 T.J. Saxby, Quest fort he New Jerusalem, 176-177. P. Scheltema, Ook dat was

(22)

bestaande religieuze orde was er geen ruimte voor verdieping of hervorming meer. Na het vestigen van zijn eigen kerk zorgde Jean de Labadie, wederom via Isaac Bernarts, ervoor dat hij een eigen woonruimte kon huren in de Jordaan.

Vermoedelijk bevond deze woning zich aan de Lauriersgracht. Nu De Labadie een eigen woning had bemachtigd, trokken verschillende volgelingen naar de stad om zich bij hem, of in zijn buurt, te vestigen. Tussen deze nieuwe volgelingen zaten veel jongedames uit aanzienlijke families. Anna Maria van Schurman besloot op zoek te gaan naar een woonruimte in de buurt van De Labadie, maar toen dit niet lukte trok ze in op het adres van de prediker. Naast Van Schurman waren de dames Van Aerssen-Sommelsdyck onderdeel van het genootschap aan de Lauriersgracht.46

Ondertussen hield de gereformeerde kerk hem nauwlettend in de gaten. Pastoor Johannes Sylvius probeerde zelfs verschillende volgelingen te beïnvloeden, zoals Anna-Maria van Schurman, Heinrich Schlüter en zelfs Pierre Yvon. Ook was er een gereformeerde broeder bij een aantal conventikels aan de Herengracht

aanwezig geweest. Deze bijeenkomst stond onder leiding van Johannes Bardewits, waardoor de broeder niet doorhad dat het om een Labadistische samenkomst ging. Ondertussen wordt De Labadie ook door het stadsbestuur een aantal keer op zijn vingers getikt en in april 1670 wordt het organiseren van conventikels hem officieel verboden. Hij mag nog wel zijn woord verspreiden binnen zijn huisgemeente. Om toch aan de roep van zijn trouwe volgelingen te kunnen voldoen, huurt De Labadie de twee huizen naast zijn eigen huis, zodat de huisgemeente verder kan groeien. Op deze manier hield hij zich aan de regels van het stadsbestuur zonder zijn volgelingen en invloedssfeer te verliezen.47

In juni 1670 zorgde een ongelukkige samenloop van omstandigheden voor grote gevolgen. Ten eerste kwam er een weduwe uit Middelburg naar Amsterdam om in het bijzijn van Jean de Labadie te sterven. Binnen korte tijd overleed zij in het huis in de Jordaan. De grafkist werd tijdelijk in de poort van het huis gezet. Op datzelfde moment waren er toevallig een aantal bouwvakkers voor de deur aan het graven. Deze ongelukkige combinatie van een gegraven gat voor de deur en een grafkist die vlakbij ‘geparkeerd’ stond, zorgde voor een geruchtenstroom in de buurt. Binnen korte tijd werd uit deze geruchten de conclusie getrokken dat de Labadisten mensen vermoordden en daarna voor de deur begroeven. Een menigte

46 T.J. Saxby, Quest fort he New Jerusalem, 176-178. P. Scheltema, Ook dat was

Amsterdam, Deel V, 214-217.

47 T.J. Saxby, Quest fort he New Jerusalem, 177-184. P. Scheltema, Ook dat was

(23)

boze buurtbewoners verzamelde zich voor de deur. De Labadie wist hen in eerste instantie weg te sturen, maar niet veel later keerde er een grotere groep terug. De burgemeesters werden gewaarschuwd en een aantal soldaten werd richting de Lauriersgracht gestuurd. Drie dagen lang hielden zij de wacht bij de woning, totdat de begrafenis kon plaatsvinden.48

Daarnaast stierf Jean Mènuret op 10 augustus 1670 na een korte periode van mentale onrust. Pastoor Sylvius beschuldigde De Labadie van moord en de burgemeesters stuurden de schout op de situatie af. De pastoor werd in het ongelijk gesteld en er werden geen stappen tegen De Labadie ondernomen. Inmiddels had de prediker zich binnen korte tijd meerdere keren moeten verdedigen tegenover het stadsbestuur. De situatie begon onhoudbaar te worden. De Labadie weigerde te stoppen met het houden van zijn samenkomsten, waardoor het stadsbestuur het aan het eind van zomer hogerop zocht. De Staten-Generaal besloot op 25

september 1670 dat er geweld gebruikt mocht worden om de kwestie op te lossen. De Labadie besloot hierop Amsterdam te verlaten. Via Anna Maria van Schurman vond de groep onderdak in Herford en begin oktober vertrok een groot gedeelte van het huishouden uit de stad, richting Duitsland.49

Geloven in de stad

Dankzij de relatief hoge tolerantie op het gebied van religie en de meningsuiting in de Republiek, kende de stad veel verschillende geloofsstromingen. Naast de grotere groepen als de katholieken, joden en doopsgezinden was er sinds de jaren veertig van de zeventiende eeuw ook een groei te zien in kleinere groeperingen. Deze groeperingen binnen het protestantse geloof kenmerkten zich door de roep om hervormingen binnen de bestaande kerk. In de rest van Europa wist de kerk haar invloed op de samenleving te herstellen, terwijl dit in de Republiek niet meer mogelijk was. De Opstand had ervoor gezorgd dat de staatsinrichting gelaagd was en er per gewest verschillende wetten en regels van kracht waren. Deze

pluriformiteit van privileges en gewoonten zorgde ervoor dat er per gewest ook anders tegen religieuze kwesties aangekeken werd.50

48 T.J. Saxby, Quest fort he Ne w Jerusalem, 185-187. P. Scheltema, Ook dat was

Amsterdam, Deel V, 222.

49 T.J. Saxby, Quest fort he New Jerusalem, 188-191. P. Scheltema, Ook dat was

Amsterdam, Deel V, 222-223.

50 W. Frijhoff en M. Spies, 1650. Bevochten eendracht, 50-52, 179-182. J. Spaans, ‘Stad van

(24)

In beginsel was iedereen in Amsterdam vrij in zijn geweten, maar de daadwerkelijke beoefening van andere godsdiensten dan de gereformeerde was enigszins aan banden gelegd. Het stadsbestuur hield de verschillende groepen nauwlettend in de gaten, maar van een systematische vervolging van

andersgelovigen was geen sprake. Bij grote bijeenkomsten werd de schout op pad gestuurd om aanwezigen te beboeten. Het ging hier vooral om katholieke

bijeenkomsten, die sinds de Alteratie van Amsterdam verboden waren. Toch wist men, meestal door connecties binnen het stadsbestuur, ervoor te zorgen dat er halverwege de zeventiende eeuw toleranter omgegaan werd met deze

samenkomsten. Het bestaan van deze katholieke bijeenkomsten was algemeen bekend in de stad. In 1650 was dan ook 20 procent van de bevolking katholiek. Ten opzichte van de doopsgezinden was het stadsbestuur positief gestemd. De leden van deze stroming waren over het algemeen rustige, brave burgers met weinig interesse in de politieke strubbelingen in de stad.51

Met de komst van vele immigranten naar de stad, kreeg Amsterdam te maken met veel verschillende stromingen. Zo was er al snel een Franstalige afdeling van de gereformeerde kerk, de Waalse kerk, met een eigen kerkenraad en

predikanten, die hun salaris van de stad ontvingen. Daarnaast zorgde de

aanwezigheid van de vele kooplieden uit verschillende landen er ook voor dat er hier en daar een oogje toegeknepen werd. Uit Spanje kwamen verscheidene handelaren met een islamitische geloofsovertuiging en daarnaast kende de stad ook een grote groep joodse immigranten. Over het algemeen werd het, zolang het discreet gebeurde, leden van een handelsnatie toegestaan om hun eigen religieuze samenkomsten te organiseren.52

De gereformeerde kerk was binnen de Republiek dan wel de publieke kerk, met het recht om de openbare kerkgebouwen te gebruiken voor hun prediking, maar het aantal gereformeerde inwoners van het land besloeg nooit meer dan de helft van de bevolking. Helaas is niet te achterhalen hoe groot het percentage gereformeerden in de tweede helft van de zeventiende eeuw in Amsterdam was, want er is in de Republiek nooit een volkstelling gehouden. Verschillende historici hebben een schatting van het aantal leden van de publieke kerk gemaakt op basis van trouwboekjes, geboorte- en begrafenisregisters. Volgens deze schatting

51 J. Spaans, ‘Stad van vele geloven’, 11-12. W. Frijhoff en M. Spies, 1650. Bevochten

eendracht, 412-414. R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam. De kerk der hervorming in de gouden eeuw., 129.

52 J. Spaans, ‘Stad van vele geloven’, 12-17. W. Frijhoff en M. Spies, 1650. Bevochten

(25)

schaarde 20 tot 30 procent van de Amsterdamse burgers zich onder het gereformeerde geloof. Toch was de gereformeerde kerk de kerk van de stad.53

De gereformeerde kerk werd bestuurd vanuit de verschillende gemeenten in de Republiek. Een gemeente vormde zich in een dorp of stad en werd bestuurd door de kerkenraad. In deze raad vergaderden de predikanten, ouderlingen en soms de diakenen wekelijks over de gang van zaken. De raden waren regionaal verenigd in classes. Vanuit deze classes werden afgevaardigden naar de synoden gestuurd. In het gewest Holland waren er twee synoden, in de rest van de Republiek was er één synode per gewest. In theorie kwamen deze gewestelijke synodes samen in een nationale synode, maar dit heeft na de Synode van Dordrecht (1618-1619) niet meer plaatsgevonden. Er werd wel contact gehouden tussen de verschillende

gewestelijke synodes. Binnen de kerkenraad had de overheid recht op een

vertegenwoordiger, de commissaris-politiek. In de steden werd deze functie meestal vervuld door een van de magistraten. Een burgemeester of schepen nam af en toe deel aan de vergadering om enigszins controle over de kerkenraad te houden. Ook was de commissaris-politiek de contactpersoon tussen de raad en het stedelijk bestuur.54

In Amsterdam was er één kerkenraad, bestaande uit 29 leden. Elk jaar trad de helft van de ouderlingen en diakenen af en deze was niet herkiesbaar. De verkiezing vond plaats in februari, op hetzelfde moment als de vroedschap werd gekozen. De nieuwe leden werden door middel van een democratisch systeem, waarbij de meeste stemmen golden, verkozen. Op donderdagmiddag vergaderde de kerkenraad. Tegelijkertijd vond de vergadering van het college van diakenen plaats. De diakenen waren, mede hierdoor, niet vaak aanwezig tijdens de

vergaderingen van de raad. Ze vervulden een adviserende rol op afstand. Van de rest van de leden van de kerkenraad werd verwacht dat ze elke week aanwezig waren. Wanneer men te laat was of niet kwam opdagen, werd er een geldboete opgelegd, vier stuivers voor afwezigheid en twee stuivers wanneer men te laat verscheen.55

Het plaatselijk regelement van de gereformeerde gemeente in Amsterdam is helaas verloren gegaan. Aan de hand van het regelement van Delft en Dordrecht kan

53 R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam. De kerk der hervorming in de gouden eeuw.,

129-130. J. Spaans, ‘Stad van vele geloven 1578-1795’, Geschiedenis van Amsterdam II-1.

Centrum van de wereld 1578-1650.,1-3.

54 W. Frijhoff en M. Spies, 1650. Bevochten Eendracht, 361.

55 R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam. De kerk der hervorming in de gouden eeuw.,

(26)

een beeld geschetst worden van het verloop van een vergadering van de kerkenraad. De preases opende de vergadering met een dankwoord gericht tot God. Deze rol werd per toerbeurt vervuld door een van de predikanten. Een andere predikant was de scriba en een ouderling de sub-scriba. Doordat deze functies elke keer door een andere predikant of ouderling vervuld werden, verliep de vergadering rustig en ordelijk. Tijdens de vergadering golden een aantal regels om de rust te bewaren. Zo mocht men elkaar niet in de rede vallen, moest men zich bij de meerderheid voegen en dienden de besproken onderwerpen binnenskamers te blijven. Na de opening van de vergadering werd eerst het woord gegeven aan de personen die tijdens de vorige vergadering een opdracht meegekregen hadden. Daarna kwamen de nieuwe zaken aan de orde. In uitzonderlijke gevallen werd er naast de vaste vergadering op donderdag een vergadering extra-ordinaris belegd. Deze vergaderingen waren gewijd aan kwesties die op dat moment van groot belang waren voor de gereformeerde gemeente.56

In eerste instantie kende de kerkenraad van Amsterdam geen commissaris-politiek. Over het algemeen zat een aantal leden van de kerkenraad ook in het vroedschap, waardoor er een al een connectie bestond tussen het kerkelijke bestuur en het stadsbestuur. Meestal was er sprake van een vriendschappelijke omgang tussen predikanten en burgemeesters. Op het moment dat het stadsbestuur het gevoel kreeg dat er meer controle over de kerkenraad nodig was, werd de commissaris-politiek ingesteld. Dit gebeurde rond 1628. In verschillende andere grote steden in de Republiek was dit al eerder gebeurd. De Amsterdamse

kerkenraad verzette zich hier in eerste instantie tegen. De leden van de raad namen zich voor om op te staan en de ruimte te verlaten wanneer een van de magistraten deel zou nemen aan de vergadering. Volgens de kerkenraad was de komst van de commissaris-politiek in strijd met de gebruiken van de kerk. Uiteindelijk wist de raad de aanwezigheid van het stadsbestuur in de vergadering uit te stellen tot 1632. De commissaris-politiek was vanaf dat moment alleen aanwezig bij de vergaderingen wanneer er sprake was van een conflict tussen bestuur en raad en moest

voorkomen dat de kerk inbreuk zou maken op de stedelijke macht. Om de

aanwezigheid van de commissarissen-politiek kon de Amsterdamse kerkenraad niet

56 R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam. De kerk der hervorming in de gouden eeuw.,

(27)

meer heen. Deze vorm van overheidstoezicht bleef tot de Franse Revolutie bestaan.57

Het stadsbestuur van Amsterdam

In de vroegmoderne tijd was de stad vooral een gemeenschap waarbij de belangen van de inwoners voorop stonden. Het bestuur van de stad werd gekozen en

wisselde jaarlijks. Amsterdam kende vier burgemeesters die ondersteund werden door een ambtenarenapparaat. Deze functies waren toebedeeld aan

vooraanstaande families en figuren. De burgemeesters dienden altijd rekening te houden met verschillende groepen binnen de samenleving, zoals gilden, schutterijen en andere vormen van verenigingen. Dit betekende dat de stad bestuurd werd in zekere samenspraak. Wanneer de inwoners het niet eens waren met bestuurlijke beslissingen van het stadsbestuur of tegen problemen aanliepen konden ze, gezamenlijk, een rekest indienden. Een rekest werd dan behandeld door de

burgemeesters, waarbij de partijen gehoord werden en een besluit werd genomen. Dankzij dit systeem had de ‘gewone’ burger nog relatief veel inspraak op het stadsbestuur. Uiteindelijk werden de belangrijke beslissingen wel in het belang van de stad genomen.58

Tijdens het verblijf van Jean de Labadie in de stad moet Amsterdam zo’n 200.000 inwoners gehad hebben. De stad werd in 1669 door een vijftal

burgemeesters bestuurd: Cornelis van Vlooswyck, Gerard Aarnout Hasselaar,

Nicoleas Pancras, Frans Reael en Coenraad van Beuningen. Van alle burgemeesters was Coenraad van Beuningen (1622-1693) de meest opmerkelijke. Een gedreven diplomaat die in opdracht van De Republiek, het gewest Holland of de stad Amsterdam zich met regelmaat aan buitenlandse hoven bevond. Van Beuningen werd door de rest van het stadsbestuur op de hoogte gehouden door middel van afschriften van de resoluties. Als burgemeester was hij tijdens zijn ambtsperiode niet altijd in de stad aanwezig, maar voor de gemeenschap van Jean de Labadie heeft hij waarschijnlijk wel zijn invloed laten gelden. Volgens een aantal bronnen was

Coenraad van Beuningen op de hoogte van de komst van Jean de Labadie en zou hij zelfs het proces bespoedigd hebben. Anna Maria van Schurman had hem benaderd met het verzoek of de groep zich in Amsterdam kon vestigen. Helaas is

57 R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam. De kerk der hervorming in de gouden eeuw., 175,

314-317. W. Frijhoff en M. Spies, 1650. Bevochten Eendracht, 361. J. Spaans, ‘Stad van vele geloven’, 7.

58 J. Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst, Deel 7, 60-81. M. Prak, Het raadsel van de

(28)

een groot deel van de persoonlijke correspondentie van de burgemeester niet bewaard gebleven. Van Beuningen was zelf een geleerd man en op religieus gebied was hij erg geïnteresseerd in de minder institutionele benadering van het geloof. Hij was binnen zijn familie niet de enige die zich interesseerde in het einde der tijden en een andere interpretatie van het Heilig Schrift. Zijn zus, Hillegonda van Beuningen, had zich aangesloten bij de gemeenschap van Jean de Labadie.59

Het is moeilijk te zeggen of de aanwezigheid van Coenraad van Beuningen in het stadsbestuur daadwerkelijk van belang is geweest voor de komst van de

gemeenschap naar Amsterdam en de welkome houding van de stad ten opzichte van de gemeenschap. De groep diende zich aan dezelfde regels te houden als alle andere geloofsgroepen; de openbare orde mocht immers niet verstoord worden. Op 2 februari 1670 kwam er een andere groep regenten aan de macht. Andries de Graeff, Gillis Valckenier, Joan van Waveren en Joan Munter vervulden het burgemeestersambt naast Nicholaes Pancras, die een tweede termijn kreeg. Burgemeester Van Waveren overleed datzelfde jaar nog. Dit stadsbestuur was de gemeenschap der Labadisten in ieder geval niet gunstig gestemd.60

In conflict

Toen Jean de Labadie zich halverwege 1669 in Amsterdam vestigde, gebeurde dit niet onopgemerkt. Binnen enkele dagen was de gereformeerde kerk op de hoogte van zijn aanwezigheid in de stad. De onheilspellende verhalen over de

gebeurtenissen in Zeeland en Jean de Labadies omzwervingen door Europa, zorgden ervoor dat op 15 augustus 1669 zijn naam tijdens de vergadering van de kerkenraad viel. Aangezien er al ‘eenighe sware opschuddingen zijn aengevangen ende veel swaerder onrusten ende scheuringen sijn te vreesen’ werd er besloten een extra vergadering te beleggen om deze kwestie uitgebreid te bespreken.61

Een aantal dagen later, op 19 augustus 1669, vond deze vergadering plaats. Tijdens deze bijeenkomst werden de zorgen van de kerkelijke gemeenschap snel duidelijk. De Labadie was, volgens de notulen van de vergadering, al begonnen met het organiseren en houden van conventikels in de stad. Daarnaast werden de

59 J.F.L. de Balbian Vester, Burgemeesters van Amsterdam in de 17e en 18e eeuw, 84-86. C.

van der Woude, ‘Pierre Yvon (1646-1707) medewerker en opvolger van Jean de Labadie’, 33-34. D. Nauta, Biografisch lexicon, 293-296.

60 J. Wagenaar, Amsterdam in zyne opkomst, T.J. Saxby, The Quest for the new Jerusalem,

182-190.

61 P. Scheltema, Aemstel’s oudheid of gedenkwaardigheden van Amsterdam. Deel VI. (1872)

(29)

beslissingen van de Waalse Synode, de Staten van Zeeland en de magistraat van Middelburg besproken. De kerkenraad concludeerde dat De Labadie een man van ‘dwalende ende gevaerlijcke leeringen, schuldich aen verbreeckinge van

kerckelijcke tucht, wederspannicheyt tegens vergaderingen, turbulentiën,

scheuringen, ende alsoo tot meermalen werdende gesecht schismatijck’ te zijn. Er werd besloten om een aantal afgevaardigden vanuit de gereformeerde gemeente naar het stadsbestuur te sturen om de zorgen van de kerk aan de burgemeesters kenbaar te maken. De Labadie vormde een bedreiging voor de kerk en er werd gevreesd voor een scheuring binnen de gemeenschap en voor verdere onrust in de stad.62

De broeders Rulaeus, Van Son en Poppen namen contact op met de burgemeesters. Op 22 augustus 1669 werd hiervan verslag gedaan tijdens de vergadering van de kerkenraad. De mannen hadden het stadsbestuur verzocht om ‘remedie te stellen, dat de gevreesde onrustingen niet en mogen geboren worden’. De burgermeesters waren dankbaar voor de komst van de broeders en gaven aan dat het stadsbestuur op de hoogte was van de aanwezigheid van Jean de Labadie en zijn volgelingen in de stad. Daarnaast deelden zij mee dat ze niet konden voorkomen dat De Labadie in Amsterdam woonde, maar wanneer hij inderdaad onrust zou veroorzaken en leden van de gereformeerde gemeente voor zich won, er ingegrepen zou worden. De burgermeesters hadden op dit moment vooral de algemene rust in de stad hoog in het vaandel staan. Zolang De Labadie zich netjes, zoals het een inwoner van Amsterdam betaamt, gedroeg en geen onrust binnen de bestaande kerk veroorzaakte, vonden de burgermeesters dat zij niet hoefden in te grijpen.63

In de hierop volgende weken hield de gereformeerde gemeente De Labadie goed in de gaten. Uit de notulen van verscheidene vergaderingen in augustus en september 1669 blijkt dat hij onderwerp van gesprek bleef. Op 6 maart 1670 werd er voor het eerst weer uitgebreid aandacht besteed aan de kwestie Labadie. Dat waar de gereformeerden bang voor waren gebeurde daadwerkelijk. De Labadie was begonnen met het houden van bijeenkomsten in zijn eigen huis en in het huis van particulieren. Deze samenkomsten verliepen, volgens de broeders die

verantwoordelijk waren voor het toezicht houden op De Labadie, zo onrustig dat ze een gevaar waren voor de kerk. Daarnaast werd er vastgesteld dat er leden van de

62 P. Scheltema, Aemstel’s oudheid VI, p. 157-159.

63 P. Scheltema, Aemstel’s oudheid VI, p. 159-160. C. van der Woude. ‘Pierre Yvon

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ten slotte blijkt uit het onderzoek dat de doorwerking van het fietsbeleid in de vervanging en renovatie opgaven wordt beïnvloed door het beleid, de veranderende maatschappelijke

De gemiddelde versnelling (in m/s 2 ) van de bal tijdens de eerste t seconden dat hij onder water is, is gelijk aan de helling van het verbindingslijnstuk tussen de punten op de

The reactions of Petrus Serrarius and Jean de Labadie to this Jewish messianic revival may provide valuable insight into the extent of seventeenth-century philojudaistic

We hebben gezien dat de theologische vrienden van Athanasius meer in het Westen dan in het Oosten waren te vinden. De volledige gelijkheid van Vader, Zoon en Geest zal

10 In 2015-2016 zijn bijna 1,7 miljoen overnachtingen in Amsterdam geboekt via Airbnb, zo blijkt uit onderzoek van vastgoedadviseur Colliers International en Hotelschool The

Ondanks dat niet alle in het onderzoek betrokken instellingen actief zijn in het ‘zwaardere segment’ zoals gedefinieerd voor dit onderzoek, herkennen zij allemaal het probleem van

Enkele typerende opmerkingen: 'Dat de mensen geen contact hebben, daar zou het panel doorheen moeten breken' , 'de mensen in de buurt hebben weinig met elkaar te maken, er moet

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun