• No results found

Discussie toepasbaarheid van de hoofdregel van de 15 april-arresten op de

5 Betekent een ontslagbesluit ook automatisch het einde van de

5.4 Discussie toepasbaarheid van de hoofdregel van de 15 april-arresten op de

Naast het feit dat de rechtspraak een wisselend beeld laat zien, bestaat ook in de literatuur discussie over de vraag of de hoofdregel van de 15 april-arresten analoog van toepassing is op de opdrachtovereenkomst. Deze discussie is extra relevant nu de beurs-NV bestuurder zijn

werkzaamheden in beginsel uitvoert op grond van een opdrachtovereenkomst.125

Tegenstanders bepleiten dat de hoofdregel van de 15 april-arresten expliciet gericht is op de arbeidsovereenkomst aangezien de Hoge Raad zijn oordeel in de 15 april-arresten hoofdzakelijk heeft gebaseerd op het argument van de wetsgeschiedenis. De wetsgeschiedenis van artikel 2:134/244 BW ziet volgens de tegenstanders alleen op de samenloop tussen het vennootschapsrecht en het arbeidsrecht en niet ook met het opdrachtovereenkomstenrecht. Totdat de Hoge Raad de bovenstaande vraag beantwoordt, menen de tegenstanders dat een te extensieve uitleg van hoofdregel van de 15 april-arresten gelet op de rechtszekerheid niet wenselijk is.126 In andere woorden, de hoofdregel van de 15 april-arresten zou niet moeten worden doorgetrokken naar de opdrachtovereenkomst.

Voorstanders gebruiken het argument van de verwevenheid tussen de

vennootschapsrechtelijke en de contractuele rechtsbetrekking voor de conclusie dat een vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit ook automatisch de beëindiging van de

opdrachtovereenkomst inhoudt.127 Daarnaast voeren de voorstanders aan dat er geen materiële

rechtvaardiging is voor de verschillende rechtsgevolgen als gevolg van het onderscheid tussen

de arbeidsovereenkomst en de opdrachtovereenkomst in geval van ontslag.128 Het zou

124 Rb. Leeuwarden 17-08-2011, ECLI:NL:2011BR5149, r.o. 4.21.

125 Het BBA kent een breed werknemersbegrip, wat maakt dat in sommige gevallen ook een opdrachtnemer onder het werknemersbegrip van het BBA valt. Bij de opzegging is dan op grond van artikel 6 BBA toestemming van het UWV nodig. De vraag is of het Vrijstellingsbesluit ook van toepassing is op de statutair bestuurder die zijn werkzaamheden uitvoert op grond van een opdrachtovereenkomst. In deze scriptie laat ik deze

vraag/discussie buiten beschouwing.

126 Bennaars & Zaal 2012, p. 16; Noot Ruizeveld bij het Gerechtshof Amsterdam 12 november 2012 127 Noot Ruizeveld / Wiersma bij het Gerechtshof Amsterdam 12 november 2012

38

onrechtvaardig zijn dat een statutair bestuurder die werkt op grond van een opdrachtovereenkomst, meer rechtsbescherming krijgt dan de bestuurder die een arbeidsovereenkomst heeft. Verder zal een transponering van de hoofdregel van de 15 april- arresten naar de opdrachtovereenkomst weinig problemen opleveren nu Boek 2 BW dwingend recht bevat en titel 7.7 BW bij professionele opdrachtgevers vrijwel alleen regelend recht.129

5.5 Subconclusie

Bij de beantwoording van de vraag of de hoofdregel van de 15 april-arresten analoog van toepassing is op de opdrachtovereenkomst is mijns inziens relevant hoe partijen de opdrachtovereenkomst hebben vormgegeven.

Wanneer de rechtsbetrekkingen bij voorbaat betrekking hebben op verschillende (rechts)personen dan geldt de hoofdregel van de 15 april-arresten mijns inziens niet.130 Ik sluit mij daarom aan bij Bennaars en Zaal en ben van mening dat in de situatie waarin de statutair bestuurder in persoon als bestuurder is benoemd, maar er een opdrachtovereenkomst is gesloten met de management-BV, het ontslagbesluit niet automatisch de beëindiging van de

opdrachtovereenkomst inhoudt. 131 De managementovereenkomst zal na het

vennootschapsrechtelijke ontslag apart moeten worden beëindigd.

In de situatie dat de statutair bestuurder zelf (in persoon) een opdrachtovereenkomst heeft met de (beurs)vennootschap, meen ik dat de hoofdregel van de 15 april-arresten wel analoog van toepassing is. Ik baseer deze conclusie op het argument van de wetsgeschiedenis en niet op het argument van de verwevenheid. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 2:134/244 BW kan mijns inziens worden afgeleid dat ook het opdrachtovereenkomstenrecht moet worden afgestemd op de vennootschapsrechtelijke regel dat de bestuurder te allen tijde moet kunnen worden ontslagen. De hoofdregel van de 15 april-arresten is volgens mij dus niet exclusief gericht op de arbeidsovereenkomst maar ook op de opdrachtovereenkomst.

Bij de beëindiging van de opdrachtovereenkomst met de statutair bestuurder (in persoon), rijst de vraag of ook de door de Hoge Raad geformuleerde uitzondering van een wettelijk opzegverbod van toepassing is, wanneer partijen daarover geen nadere afspraken hebben

129 Van Uden 2011, p. 6

130 Deze situatie is volgens mij vergelijkbaar met de situatie dat de bestuurder een contractuele relatie heeft met een andere vennootschap dan waar hij statutair bestuurder is, zie hiervoor hoofdstuk 2.2.2

39

gemaakt. Uit het Danosa-arrest132 van het Europese Hof kan worden afgeleid dat gelijke

behandelingswetgeving 133 analoog van toepassing is op de (beurs)bestuurder die zijn

werkzaamheden uitvoert op grond van een opdrachtovereenkomst.134 De ontslagen bestuurder

kan op grond van het Danosa-arrest echter alleen een beroep doen op de 'wegens' ontslagverboden. Of de ontslagen bestuurder ook nog een beroep kan doen op het 'tijdens' ontslagverbod van artikel 7:670 lid 2 BW is niet zondermeer duidelijk.135 Claims betreffende de onregelmatigheid en/of kennelijke onredelijkheid van het ontslag zijn natuurlijk niet van toepassing, aangezien deze voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en niet de opdrachtovereenkomst.

132 HvJ EU 11-11-2010, ECLI:NL:XX:2010:BO5525

133 Denk hierbij aan de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen (WGB), de Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ), de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL) en artikel 7:646 lid 1 en 5 BW

134 Van Uden 2011, p. 8 135 Bennaars & Zaal 2012, p. 19

40

Conclusie

In deze scriptie stond de volgende hoofdvraag centraal: Wat is de reikwijdte van de hoofdregel van

de 15 april-arresten? Ter introductie van mijn hoofdvraag heb ik in het eerste hoofdstuk

uitgelegd dat de statutair bestuurder in zowel een vennootschapsrechtelijke als contractuele rechtsbetrekking staat tot de vennootschap en hoe deze rechtsbetrekkingen tot stand komen. In het tweede hoofdstuk heb ik de 15 april-arresten beschreven, waarin de Hoge Raad de rechtsregel heeft geïntroduceerd dat een ontslagbesluit ook automatisch het einde betekent van de arbeidsovereenkomst tussen de statutair bestuurder en de vennootschap. De hoofdregel van de 15 april-arresten geldt niet wanneer de bestuurder een contractuele relatie heeft met een andere groepsvennootschap dan waar hij statutair bestuurder is. Ook geldt de hoofdregel niet in de spiegelbeeldsituatie wanneer de vennootschap de arbeidsovereenkomst wenst te beëindigen, aangezien de vennootschapsrechtelijke band alleen kan worden beëindigd door een ontslagbesluit van het daartoe bevoegde orgaan binnen de vennootschap.

Hoewel de hoofdregel van de 15 april-arresten voor duidelijkheid heeft gezorgd bij de beëindiging van de dubbele rechtsbetrekking, zijn er nieuwe vragen ontstaan betreffende deze rechtsregel, waar de Hoge Raad zich tot op heden niet over heeft uitgelaten. Om tot een antwoord op mijn hoofdvraag te komen heb ik drie subvragen beantwoord.

Ik ben in het derde hoofdstuk tot de conclusie gekomen dat er geen ruimte bestaat voor het functioneel bestuurderschap. Van Uden heeft deze uitzondering op de hoofdregel van de 15 april-arresten gebaseerd op de (on)splitsbaarheid van de rechtsbetrekkingen terwijl de Hoge Raad het argument van de (on)splitsbaarheid of verwevenheid van de rechtsbetrekkingen mijns inziens bewust niet ten grondslag heeft gelegd aan de hoofdregel van de 15 april- arresten. Daarnaast verhoudt het functioneel bestuurderschap zich niet met het vennootschapsrecht. Wanneer wordt aangenomen dat de bestuurstaak niet meer is dan een formaliteit, kan er geen sprake zijn van bestuursautonomie en van een onafhankelijke opstelling van het bestuur.

In het vierde hoofdstuk heb ik geconstateerd dat de OK zich niet zou moeten uitlaten over de arbeidsrechtelijke consequenties van de enquêteprocedure. Vervolgens heb ik beargumenteerd dat de hoofdregel van de 15 april-arresten niet kan worden getransponeerd naar een enquêteprocedure op grond van drie aparte redenen. Ten eerste omdat de Hoge Raad mede

41

op grond van de wetsgeschiedenis van artikel 2:134/244 BW heeft geoordeeld dat een ontslagbesluit ook het einde betekent van de arbeidsovereenkomst. De 15 april-arresten zien dus alleen op een ontslagbesluit van het daartoe bevoegde orgaan binnen de vennootschap en niet op elk vennootschapsrechtelijk ontslag. Ten tweede past een arbeidsrechtelijk ontslag door de OK niet in het systeem van de wet en kan de processuele positie van de

(ex-)bestuurder niet adequaat gewaarborgd worden in een enquêteprocedure. Gemaakte fouten in de regeling van de arbeidsrechtelijke gevolgen van de enquêteprocedure kunnen niet worden hersteld aangezien de OK de hoogste feitelijke instantie is. Daarnaast kan de ex- bestuurder niet meer tegen het ontslag opkomen aangezien claims betreffende de onregelmatigheid en/of kennelijke onredelijkheid van het ontslag moeten worden gericht tegen het ontslagbesluit door de werkgever. Ten derde staat het arbeidsrechtelijk ontslag niet in functie van het doel dat met de ontslagvoorziening wordt beoogd. Om de gezonde verhoudingen binnen de onderneming van de rechtspersoon te herstellen is een arbeidsrechtelijk ontslag door de OK naast een vennootschapsrechtelijk ontslag mijns inziens niet noodzakelijk.

Ten slotte heb ik in het vijfde hoofdstuk gesteld dat de hoofdregel van de 15 april-arresten analoog van toepassing is op de opdrachtovereenkomst tussen de statutair bestuurder (in persoon) en de vennootschap. Mijns inziens kan uit de wetsgeschiedenis van artikel 2:134/244 BW worden afgeleid dat ook het opdrachtovereenkomstenrecht moet worden afgestemd op de vennootschapsrechtelijke regel dat de bestuurder te allen tijde moet kunnen worden ontslagen. Op grond van het Danosa-arrest kan de statutair bestuurder die in persoon werkt op grond van een opdrachtovereenkomst bij ontslag een beroep doen op de opzegverboden uit de gelijke behandelingswetgeving.

Tot slot, in deze scriptie leest u mijn visie over de reikwijdte van de hoofdregel van de 15 april-arresten. Het zou natuurlijk zo kunnen zijn dat de Hoge Raad in de toekomst tot een ander oordeel komt.

42

Literatuurlijst

Asser/Maeijer/Van Solinge & Nieuw Weme 2009 2-II*

G. van Solinge & M.P. Nieuwe Weme, Mr. C. Asser’s Handleiding tot de beoefening van het

Nederlands Burgerlijk Recht. 2. Vertegenwoordiging en rechtspersoon. Deel II. De rechtspersoon, Deventer:

Kluwer 2009.

Beltzer & Bennaars 2007

R.M. Beltzer & J.H. Bennaars, ‘Het ontslag en de statutair bestuurder: het Haagse Hof rijdt door rood’, ArbeidsRecht 2007, 57.

Bennaars 2005

J.H. Bennaars, ‘De positie van de statutair directeur’, Verslag van de plenaire discussie op 8 juni 2005 ter gelegenheid van het Zevende Nationaal ArbeidsRecht Diner, ArbeidsRecht 2005, 45.

Bennaars 2006

J.H. Bennaars, ‘De ondeelbaarheid van het ontslag van een bestuurder-werknemer’, SR 2006, p. 153-161.

Bennaars & Zaal 2012

J.H. Bennaars & I. Zaal, ‘Arbeidsrechtelijke consequenties van het wetsvoorstel bestuur en toezicht’, Tijdschrift voor Arbeid & Onderneming 2012-1, p. 13-23.

Berendsen & Wiersma 2007

S.J.H.M. Berendsen & K. Wiersma, ‘Vier vragen over het ontslag van de bestuurder (vanuit ondernemings- en arbeidsrechtelijk perspectief)’, TOP 2007, nr. 3, p. 116-121.

De Bock 2006

E.S. de Bock, 'Schemerlicht in de duisternis: vennootschapsrechtelijk ontslag/ontslagname impliceert in beginsel beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de bestuurder', ArA 2006- 1, p. 64-79.

43

De Bock 2013

E.S. de Bock, ‘Kroniek statutair bestuurder 2010-2012’, ArbeidsRecht 2013, 33.

Boontje & Bouman 2013

P.A. Boontje & S. Bouman, ‘Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 2 art. 8 (2:14, 2:15, 2:134 en 2:244 BW)’, SDU Commentaar Arbeidsrecht Thematisch.

Duk 2006

R.A.A. Duk, 'De directeur-werknemer: wat er voor en met de arresten van 15 april 2005 beslist is, en wat er nog open is', TvOB 2006, p. 82-90.

Duk 2013

R.A.A. Duk, ‘De ‘exceptie-Timmerman’ en de functioneel directeur’, TRA 2013/67, p. 12-14. Geerts 2004

P.G.F.A. Geerts, Enkele formele aspecten van het enquêterecht (diss. Groningen), IVO, Deventer:

Kluwer 2004, p. 293-297.

Ten Have 2005

H.T. ten Have, 'Onsplitsbaarheid van het ontslag van een statutair bestuurder', V&O 2005, p. 151-153.

Ten Have 2007

H. T. ten Have, ‘De functioneel bestuurder; een reactie’ ArbeidsRecht 2007, 4.

Heyman 2012

E.W.M. Heyman, ‘De positie van de statutair bestuurder in een notendop’, V&O 2012, 7, p. 123-127.

Huizink 1989

44

Holtzer 2002

M. Holtzer, Het enquêterecht, hoe verder? in ‘Geschriften vanwege de Vereniging Corporate Litigation

2001-2002’, Deventer: Kluwer 2002, p. 39-42.

Van Schilfgaarde/Winter 2013

P. van Schilfgaarde/J.W. Winter, Van de BV en de NV, Deventer: Kluwer 2013.

Van Slooten 2001

J.M. van Slooten, ‘De ondernemingskamer doet (voort) aan arbeidsrecht’, SR 2001, p. 277-279.

Van Uden 2006

F.C. van Uden, ‘De functioneel statutair bestuurder’, ArbeidsRecht 2006, 63. Van Uden 2007

F.C. van Uden, ‘De functioneel statutair bestuurder; nawoord bij een reactie’, ArbeidsRecht 2007,4.

Van Uden 2011

F.C. van Uden, ‘Artikel 2:132 lid 3 BW: een fictieve oplossing voor een non-probleem’,

ArbeidsRecht 2011, 54.

Verburg 2005

L.G. Verburg, ‘De bestuurder beschermd: effecten van de dualiteit op de positie van de statutair directeur’, ArbeidsRecht 2005, 43.

Verburg 2008

L.G. Verburg, 'De statutair directeur na 15 april 2005 in de periode tot en met 2007',

ArbeidsRecht 2008, 33.

Verburg 2012

L.G. Verburg, ‘De bestuurder van de nv of bv’, in: A.R. Houweling & G.W. van der Voet (red.), Bijzondere arbeidsverhoudingen, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2012, p. 209-274.

45

Verburg 2013

L.G. Verburg, ‘Reactie op R.A.A. Duk, De “exceptie-Timmerman” en de functioneel directeur, TRA 2013/67’, TRA 2013/81, p. 31.

Willems 2000

J.H.M. Willems, ‘C'est le provisoire qui reste: over voorzieningen in het enquêterecht’ in A-T-

D; opstellen aangeboden aan prof.mr. P. van Schilfgaarde, Deventer: Kluwer 2000, p. 459-468.

Willems 2005

J.H.M. Willems, ‘De bestuurder bespied: Effecten van onderzoek op de positie van de statutair bestuurder’, ArbeidsRecht 2005, 44.

Winters 2013

B. Winters, ‘Commentaar op Burgerlijk Wetboek Boek 2 art. 345’, SDU Commentaar Ondernemingsrecht.

Witteveen 2010

P.A.M. Witteveen, ‘Waar een Willems is een weg. Over OK voorzieningen en de 15 april- arresten’ in: ‘Willems' wegen : opstellen aangeboden aan prof. mr. J. H. M. Willems ter gelegenheid van zijn terugtreden als voorzitter van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam ’, Deventer: Kluwer 2010, p. 469-478.

Zaal & Van Slooten 2008

I. Zaal & J.M. van Slooten, 'Gebrekkig loon,' Ondernemingsrecht 2008-8 p. 296-301.

Kamerstukken

De ministeriële regeling van 14 oktober 2008, Stcrt. 2008 (Vrijstellingsbesluit)

Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen, Stb. 2011, 275 (Wet bestuur en toezicht)

46 Jurisprudentielijst Hoge Raad HR 26-10-1984, ECLI:NL:HR:1984:AG4887 (Sjardin/Sjartec) HR 13-11-1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0761 (Levison/MAB) HR 15-09-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1804 (Bennenbroek/Scia) HR 17-11-1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1887 (Atlantic/Nominees) HR 28-06-2000, ECLI:NL:HR:2000:AD3216 (Hoffmann-beschikking) HR 15-04-2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2030 (Eggenhuizen/Unidek) HR 15-04-2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2713 (Ciris/Bartelink)

HR 03-02-2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9716 (Seebregts/NH Corporate Training BV)

Gerechtshof

Hof Amsterdam 08-10-1992, ECLI:NL:GHAMS:1992:AW3507 (Mediselect) Hof Den Haag 11-06-2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:CA3154

Hof Amsterdam 12-11-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:3960

Rechtbank

Rb. Zwolle 14-06-2006, ECLI:NL:RBZLY:2006:AY5756

Rb. Amsterdam 16-05-2007, ECLI:NL:RBAMS:2007:BA7482 (Duijves/European Crossing)

Rb. Groningen 16-09-2010, ECLI:NL:RBGRO:2010:BN8510 (Sijs/LPF)

Rb. Leeuwarden 17-08-2011, ECLI:NL:2011BR5149 Rb. Haarlem 16-02-2012, ECLI:NL:RBHAA:2012:BV7745

Rb. Oost-Nederland 20-03-2013, ECLI:NL:RBONE:2013:2838 (Sensient/Broekhuis)

Kantonrechter

Ktr. Venlo 05-02-2008, ECLI:NL:RBROE:2008:BC5361 (Verstraaten/Flextronics)

Hof van Justitie EU