• No results found

7. Resultaten

7.4 Discussie resultaten

Resu

ltate

n

41

Conclusie van deze paragraaf is dus dat er in dit onderzoek voldoende bewijs is voor de stelling: Het remuneratierapport van bedrijven met een One-Tier bestuur is minder goed leesbaar dan het remuneratierapport van bedrijven met een Two-Tier bestuur.

7.3.3 Hypothese 2: Diversiteit

Net als bij de eerste hypothese zal ik beginnen met het ongecorrigeerde effect van de diversiteit in de Raad van Commissarissen op de leesbaarheid (Flesch-score). Uit bijlage 5 (Model 3) blijkt dat er een negatieve relatie (B = -0,001) wordt gevonden tussen diversiteit en leesbaarheid, maar deze relatie blijkt niet significant (P = 0,989). Ook deze relatie zal ik corrigeren voor de eerdergenoemde controlevariabelen door middel van een meervoudige regressieanalyse. Uit deze analyse (Bijlage 5: Model 4) blijkt dat er een positieve relatie (B = 0,001) wordt gevonden, maar dat deze niet significant is (P = 0,984), want de P-waarde is groter dan het significantieniveau (α = 0,05).

Hypothese 2 is: “Naar mate het aandeel vrouwen in Raad van Commissarissen groter wordt,

neemt de leesbaarheid van het remuneratierapport toe”.

Op basis van de gepresenteerde resultaten concludeer ik dat hypothese 2 moet worden

verworpen.

Conclusie van deze paragraaf is dat er in dit onderzoek onvoldoende bewijs is dat het aandeel vrouwen in de Raad van Commissarissen effect heeft op de leesbaarheid van remuneratierapporten.

7.4 Discussie resultaten

Deze paragraaf begin ik met een paar algemene opmerkingen over de resultaten. Vanuit de theorie heb ik twee hypotheses geformuleerd: de eerste over het effect van het bestuursmodel en de tweede over het effect van diversiteit in de Raad van Commissarissen. In die volgorde zal ik beide hypotheses bespreken.

Hoofdstu

k

7.

Resu

ltate

n

42

Algemeen

Uit de beschrijvende statistiek van zowel Nederland als België blijkt dat zelfs het best leesbare remuneratierapport nog als “redelijk moeilijk leesbaar” moet worden gekwalificeerd. Dit is opvallend, want dit rapport wordt opgesteld om belanghebbenden te informeren over de salarissen van de bestuurders van de onderneming. Maar die belanghebbenden hebben moeite om deze informatie te begrijpen, omdat geen van de onderzochte rapporten een “normale” leesbaarheidsscore heeft. Dit betekent dat beursgenoteerde ondernemingen blijkbaar geen inspanningen doen om deze rapporten zo op te stellen dat de inhoud begrijpelijk is voor de belanghebbenden.

Verder blijkt uit dit onderzoek dat zowel in Nederland als in België een kwart van de beursgenoteerde ondernemingen geen vrouwen in de Raad van Commissarissen heeft. Er is al jaren veel discussie over meer vrouwen in besturen van ondernemingen en er worden quota ingesteld om dit te stimuleren. Wanneer men ervan overtuigd is dat een vrouw in het bestuur van beursgenoteerde onderneming belangrijk is, kan met deze cijfers worden aangetoond dat een quotum geen overbodige luxe is.

Bestuursmodel

De eerste hypothese van mijn onderzoek was dat de remuneratierapporten van bedrijven met een One-Tier bestuur minder goed leesbaar zijn dan rapporten van bedrijven met een Two-Tier bestuur.

Uit de resultaten van mijn onderzoek blijkt dat er bewijs gevonden is voor verschillen in leesbaarheid van remuneratierapporten als gevolg van het bestuursmodel. Er is een vergelijking gemaakt tussen Nederland (Two-Tier bestuur) en België (One-Tier bestuur). Uit de beschrijvende statistiek bleek al dat er verschil was in de gemiddelde score van de leesbaarheid tussen Nederland: 37,39 (Tabel 5) en België: 32,42 (Tabel 9).

De uitgevoerde regressieanalyse heeft vervolgens aangetoond dat er een significant verschil is tussen de leesbaarheid van remuneratierapporten van ondernemingen met een Two-Tier bestuur en de leesbaarheid van de remuneratierapporten van ondernemingen met een One-Tier bestuur. Hieruit concludeer ik dat een onderneming met een One-Tier bestuur een minder (richtingscoëfficiënt van -4,974) leesbaar remuneratierapport heeft dan een onderneming met een Two-Tier bestuur.

Hoofdstu

k

7.

Resu

ltate

n

43

Deze uitkomsten zijn aanwijzingen dat de Raad van Commissarissen zijn monitoringfunctie beter uitvoert dan de niet-uitvoerende bestuurders bij een One-Tier bestuur. Het remuneratierapport is namelijk onderdeel van de monitoringtaak van de Raad van Commissarissen/niet-uitvoerende bestuurders. Een beter leesbaar remuneratierapport kan betekenen dat commissarissen geen/minder gebruik maken van impressie-management om informatie te verbergen voor de gebruikers van de jaarverslagen. Dit resultaat van mijn onderzoek komt overeen met de conclusie van Fama & Jensen (1983) dat wanneer er een scheiding is tussen de uitvoerende taken van de onderneming en het toezicht daarop, er betere monitoring plaatsvindt. Dit onderzoek kan dus worden gezien als een ondersteuning aan de agency theorie.

Verder bewijst mijn onderzoek het ongelijk van de stewardship-theorie, want deze theorie stelt dat managers altijd het belang van de onderneming voorop stellen (Davis e.a., 1997). De resultaten van dit onderzoek bewijzen juist dat managers impressie-management gebruiken om zo informatie die slecht is voor de onderneming (en de belanghebbenden) te verbergen. Dus hebben de managers meer het eigen belang voor ogen dan het belang van de onderneming.

Diversiteit

De tweede hypothese van mijn onderzoek was dat de leesbaarheid van remuneratierapporten toeneemt wanneer het aandeel vrouwen in de Raad van Commissarissen groter wordt.

Uit de regressieanalyse blijkt dat er geen significante relatie is tussen het aandeel vrouwen in de Raad van Commissarissen en de leesbaarheid van remuneratierapporten. Conclusie moet dus zijn dat er geen bewijs is gevonden voor de tweede hypothese.

Het resultaat van mijn onderzoek wijkt af van de conclusie van het onderzoek van Adam & Ferreira (2009). Zij concluderen dat het bestuur meer aandacht besteedt aan monitoring, wanneer er meer vrouwen in monitoringscommissies zitten. Mijn onderzoek vindt hier echter geen bewijs voor. Mogelijke oorzaak voor het verschil tussen mijn onderzoek en dat van Adam & Ferreira (2009) is dat zij andere variabelen toetsen. Zij doen onderzoek naar of vrouwen meer in monitoring gerelateerde commissies (zoals: nominatie- en corporate governance commissie) van de Raad van Bestuur zitten; of diversiteit effect heeft op het verloop van CEO’s; en het effect van diversiteit op de samenstelling van het salaris van de

Hoofdstu

k

7.

Resu

ltate

n

44

bestuurders. Adam & Ferreira (2009) toetsen variabelen die “binnen” de onderneming worden aangetroffen, terwijl mijn onderzoek zich richt op communicatie met de personen “buiten” de onderneming, de belanghebbenden. Mogelijk dat hier een oorzaak ligt van de verschillen in uitkomsten.

Verder blijkt uit mijn onderzoek dat er geen bewijs gevonden is dat de “sociale rol”-theorie (Eagly, 1987) van toepassing is op impressie-management binnen de onderneming. Want er wordt geen relatie gevonden tussen het aandeel vrouwen in de Raad van Commissarissen en het gebruik van impressie-management. Er wordt dus geen verschil gevonden tussen mannen en vrouwen in het gebruik van impressie-management. Dit kan het geval zijn omdat vrouwen over het algemeen als minder competent en competitief worden gezien. Om vervolgens te concurreren met mannen gaan zij atypische impressie-management tactieken gebruiken (Rudman, 1998).

De belangrijkste (mogelijke) oorzaak voor het uitblijven van bewijs voor mijn hypothese op het gebied van diversiteit is dat in de steekproef het maximum aandeel vrouwen in de Raad van Commissarissen 40% is. In geen van de bedrijven uit de steekproef is er een meerderheid aan vrouwelijke leden in de Raad van Commissarissen. Hierdoor is het mogelijk dat vrouwen wel minder gebruik willen maken van impressie-management, maar dat zij niet de rest van de Raad van Commissarissen (de mannelijke leden) hiervan kunnen overtuigen. Mogelijk wordt hierdoor geen relatie gevonden.

Hoofdstu

k