• No results found

De resultaten van het onderzoek komen tot een bepaalde hoogte overeen met de vooraf opgestelde verwachtingen. Dat jongeren uit krimp- en anticipeergebieden welke recent zijn verhuisd uit dit gebied nog een band hebben met het gebied waar ze zijn opgegroeid ligt voor de hand: herinneringen uit de jeugd draagt iedereen met zich mee. Meerdere onderwerpen die zijn aangesneden in de literatuur, welke het theoretisch kader van het onderzoek hebben gevormd, zijn teruggekomen in de gesprekken. Concepten als brain drain en cool places zijn aan bod gekomen tijdens de interviews, welke niet uitgebreid zijn behandeld in het resultatenhoofdstuk en de conclusie, maar wel interessant zijn om de beweegredenen van de jongeren te kunnen analyseren. Ook de verwachting dat de jongeren niet per se terug willen naar het gebied wanneer ze klaar zijn met studeren lag in de lijn der verwachting. Deze jongeren zijn om verscheidene redenen recent vertrokken uit het gebied waar ze zijn opgegroeid; het ligt dan voor de hand om niet te denken aan een terugkeer in de nabije toekomst. Dat zij het gebrek aan werk als reden noemde om niet terug te gaan was daarnaast op basis van de literatuur te verwachten, maar dat de respondenten ook een andere levensinstelling noemden van de mensen in het gebied van opgroeien als reden om niet terug te keren was voor mij een meer verrassende uitkomst.

Wat binnen dit onderzoek uiteindelijk is aangetoond is dat deze groep van negen jongeren op bepaalde onderdelen van territoriale binding een relatief sterke binding heeft, omdat er vaak nog familie in het gebied van opgroeien woont, vriendschappen hier in relatief kleine mate nog steeds bestaan en dat ze een waardering hebben voor de natuurlijke omgeving van deze meer landelijke gebieden. Ondanks dat ze het gebied daarnaast vaak niet per se zouden uitsluiten wanneer ze Amsterdam mogelijk zouden verlaten, geven velen van hen aan dat andere gebieden die dichter bij de natuur zijn ook een optie zouden zijn.

Het onderzoek kende een aantal beperkingen en mogelijkheden voor verbetering. Zo kent het onderzoek een relatief kleine hoeveelheid respondenten, wat de externe validiteit van het onderzoek verkleint. De vraag of de resultaten van dit onderzoek generaliseerbaar zijn is van minder groot belang omdat het een kwalitatief onderzoek betreft en geen kwantitatief onderzoek, maar is een spijtig gegeven voor het onderzoek zelf. Daarnaast ben ikzelf de enige persoon geweest die interviews heeft afgenomen, wat de interne validiteit mogelijk aantast. Het gebruik van vragen die suggestief van aard zouden zijn geweest en het feit dat er geen andere interviewers zijn geweest kunnen de resultaten van het onderzoek intern minder valide maken dan wanneer de dataverzameling op een andere wijze was gegaan. Ook was de korte tijdsspanne die stond voor het onderzoek een beperking: het leidde ertoe dat er relatief weinig tijd was om geschikte respondenten te werven vanuit eigen kring, welke er in beperkte mate waren, en vervolgens in de kring van de respondenten zelf. Daarnaast leidt het werven van respondenten met snowball sampling tot meerdere respondenten uit eenzelfde gebied, wat er niet voor zorgt dat er een meer diverse groep respondenten ontstaat qua afkomst. Een ander gegeven wat de resultaten van het onderzoek ondermijnt is de neiging van respondenten om te spreken over de plaats waar ze zijn opgegroeid in plaats van het gebied, iets waar ikzelf de controle zo nu en dan ook over verloor in de interviews. Het onderzoek focust zich op de binding met het gebied waar de jongeren zijn opgegroeid, waar zij vaak zelf meer een binding hebben met de plaats waar ze zijn opgegroeid. Ten slotte, om terug te komen op het aangekaarte discussiepunt op pagina 25, is het feit dat een deel van dit onderzoek gebaseerd is op een toekomstige situatie. De vraag of jongeren accuraat kunnen voorspellen wat hun wensen zijn over tien of twintig jaar is een belangrijk discussiepunt binnen dit onderzoek, gezien de jongeren hier een voorspelling over doen. Interessant zou zijn om dezelfde jongeren over tien of twintig jaar

nogmaals te spreken, om te zien of hun idee is veranderd en hoe hun voorspellingen hebben uitgepakt.

Aanbevelingen voor vervolgonderzoek zou ik hebben op het gebied van de werving van de respondenten en de geografische afbakening van de afkomst van respondenten. De werving van respondenten uit eigen kring is, ondanks dat dit mogelijk een van de weinige opties is, geen ideale manier van werving, omdat het lastig is om in korte tijd een grote groep respondenten te vinden. Daarnaast is het aan te raden om te kijken naar jongeren uit een specifiek gebied, gezien dit het onderzoek een stuk slagvaardiger maakt. Omdat er voor de bachelorscriptie een beperkte hoeveelheid tijd staat was dit binnen dit onderzoek niet haalbaar, maar een keuze voor één krimp- of anticipeergebied zou een veel beter beeld geven van een specifieke binding die mensen hebben met bepaalde gebieden. Wanneer er slechts een gebied zou worden gekozen is het ook makkelijker om de binding van respondenten naast elkaar te leggen, wat veel rijkere kennis oplevert.

GERELATEERDE DOCUMENTEN