• No results found

Discussie omtrent regulering middels codes

In document Toezicht Verlicht (pagina 58-61)

Variabele 2: Kenmerken van de leden Onafhankelijkheid

4.4 Discussie omtrent regulering middels codes

De commissarissen werd gevraagd een uitspraak te doen over regulering middels codes, specifiek voor niet-beursgenoteerde ondernemingen. De volgende uitspraken werden gedaan:

Wat is neergelegd in de codes kan heel goed gebruikt worden voor niet-beursgenoteerde ondernemingen. Er zit voor wat de functie van de commissaris betreft geen principieel inhoudelijk verschil in een functie bij beursgenoteerde dan wel niet-beursgenoteerde ondernemingen. Ik ben het echter met bepaalde onderdelen uit de code niet eens, bijvoorbeeld de passage over de openbaarheid van bestuursbeloningen

Over het algemeen vind ik een code zoals door de Commissie Tabaksblat geformuleerd is een goede zaak en onder bepaalde voorwaarden is een code ook toepasbaar bij niet-beursgenoteerde ondernemingen. Ten aanzien van informatieverstrekking zou regulering iets minder stringent kunnen. In totaal behoeft het niet zo formalistisch als de code Tabaksblat te zijn.

Ik vind dat de discussie over corporate governance een verzakelijking en tegelijkertijd een juridisering teweeg brengt. Dit laatste kan een negatieve uitwerking hebben. Wanneer mensen bang worden voor juridische consequenties van het eigen handelen, zullen zij risicomijdend gedrag gaan vertonen. Deze juridisering speelt in de gehele maatschappij een rol. Accountants zijn bijvoorbeeld erg risicomijdend geworden, ook commissarissen dekken zich steeds verder in. Verzakelijking van het onderwerp corporate governance is een goede zaak, juridisering richting het Angelsaksische model kan een stap te ver zijn.

De waarde die momenteel aan de Code Tabaksblat wordt gegeven vind ik overtrokken. De bedoelingen en achterliggende gedachten vind ik goed, maar volledige compliance brengt miljoenen euro’s extra kosten met zich mee. Het is echter de vraag is of de code een bijdrage gaat leveren aan de kwaliteit van het toezicht door commissarissen. Met name het feit dat er jurisprudentie over de naleving van de Code kan ontstaan is in mijn ogen geen goede zaak.

Aan de discussie over corporate governance wordt bij niet-beursgenoteerde ondernemingen minder aandacht besteed dan bij beursgenoteerde ondernemingen Op zich is het niet verkeerd dat er focus op het onderwerp is gelegd, maar dat wil niet zeggen dat iedereen het ten volle eens moet zijn met wat er is vastgelegd in de Code Tabaksblat. De code leidt soms tot hele vreemde situaties. Er is een groot verschil tussen de implicatie van de code bij grote ten opzichte van kleine ondernemingen. Daar moet in de discussie zeker rekening mee gehouden worden. Commissarissen zien regulering van goed ondernemingsbestuur ten aanzien van de RvC bij niet-beursgenoteerde ondernemingen als een zinvolle zaak. Daarbij plaatsen zij een aantal kanttekeningen. Een aantal zaken die in de Code Tabaksblat genoemd worden zijn, zijn in de ogen van een aantal commissarissen te stringent Het betreft hier bijvoorbeeld het aantal commissariaten en de definitie van onafhankelijkheid. Daarnaast kan gesteld worden dat de juridische consequenties die bij beursgenoteerde ondernemingen gekoppeld worden aan de compliance te ver kan gaan. Regulering dient derhalve wanneer het toegepast zou worden in een gematigde variant plaats moeten vinden. Daarnaast werd een bijzondere uitspraak gedaan op de bovenstaande vraag. De volgende passage uit beantwoording van een commissaris is als achtergrond interessant in de kaders van dit onderzoek:

In het kader van de discussie over corporate governance zou ik liever spreken over het fatsoen van individuele commissarissen. Neem als voorbeeld de bestuursvoorzitter van VNU. Ik vind het niet kunnen dat hij twee petten op heeft. De RvC had hier veel eerder op moeten treden en het niet toe moeten staan dat deze persoon adviseur werd bij een potentiële koper van zijn eigen onderneming. Een code zoals door de commissie Tabaksblat geschreven is in principe een goed middel om ondernemingen bewust te maken van de corporate governance van de onderneming. Het is echter niet zo dat ook kleine ondernemingen zulke strakke regulering nodig hebben. Waar ik voor pleit is dat commissarissen uit zichzelf een fatsoenlijke houding dienen aan te nemen.

Met name ten aanzien van het aantal commissariaten wat commissarissen naast een bestuursfunctie vervullen vind ik dat de zogenaamde ‘new boys’ niet voldoen aan de verantwoordelijkheden die zij hebben als bestuurder en commissaris. Zij nemen in mijn ogen teveel nevenfuncties aan en kunnen daarom de primaire verantwoordelijkheid naar de aandeelhouders niet vervullen. Als zij die verantwoordelijkheden niet kunnen waarmaken noem ik dat ‘diefstal van de aandeelhouders’. Binnen het ‘Old boys network’ bestonden de situaties waarin commissarissen onverantwoord c.q. onfatsoenlijk bezig waren in veel mindere mate dan nu het geval is. Neem als voorbeeld commissarissen die in hun loopbaan hebben gepleit voor sociaal gedrag en als commissaris zomaar allerlei goedbetaalde functies aannemen. Een tweede voorbeeld is het feit dat mensen die als bestuursvoorzitter gerust ‘kapitaalvernietiger’ genoemd kunnen worden nu les geven aan commissarissen over hoe te handelen. In mijn ogen zijn dit onfatsoenlijke praktijken.

Ik denk dat dit te maken heeft met het totale sociale verval van de samenleving. Fatsoenlijk gedrag krijgt steeds minder aandacht. Mensen die onvoorstelbaar veel mensen benadeeld hebben worden uitgenodigd om over hun handelen te vertellen, ik ben het daar niet mee eens. Ik vind dat mensen verantwoordelijk gesteld moeten worden voor het eigen handelen. Binnen familiebedrijven speelt dit soort problematiek minder sterk, omdat de aandeelhouders dichter op het bestuur zitten. Op het moment dat bestuurders werken met het kapitaal van derden kunnen er problemen ontstaan wanneer zij niet verantwoordelijk worden gehouden voor de resultaten. De RvC is partij die moet toezien op het handelen van bestuurders en hen ook verantwoordelijk moeten houden voor de behaalde resultaten.

Het is van belang dat overlegstructuren open en transparant geschieden. Veel zaken worden buiten formele vergaderingen om besproken, omdat er dan minder toezicht aanwezig is. Ik ben daar geen voorstander van.

Uit bovenstaande kan opgemaakt worden dat de professionaliteit van bestuurders en commissarissen in de ogen van deze respondent niet te vangen is een set van regels en bepalingen, maar dat het uitvoeren van adequaat bestuur alles te maken heeft met het fatsoen van individuen. Met de veronderstellingen van Williamson (1975) in het achterhoofd, te weten dat individuen geneigd zijn opportunistisch en beperkt rationeel handelen, dan kan geen andere conclusie getrokken worden dan dat de betreffende respondent een ideologisch beeld voor ogen heeft, wat in de ogen van theoretici niet-haalbaar is.

Regulering van corporate governance heeft ook bij niet-beursgenoteerde ondernemingen in de ogen van commissarissen wel degelijk zin, echter in een andere vorm dan bij beursgenoteerde ondernemingen gedaan is middels de Code Tabaksblat. Dit heeft zowel betrekking op inhoudelijke zaken, die in dit onderzoek ruim aan bod zijn geweest, alsmede op de mate van juridisering van opgestelde codes. De reden dat regulering zin heeft is dat commissarissen ongeacht de eigendomsstructuur van de ondernemingen, niet kunnen volstaan met het vervullen van een adviserende functie Vanuit het belang van diverse stakeholders is iedere onderneming, zowel beursgenoteerd als niet-beursgenoteerd, gebaat bij adequaat toezicht.

5 Conclusies

In document Toezicht Verlicht (pagina 58-61)