• No results found

5 Casus: Noorderzijlvest

5.5 Discussie Noorderzijlvestcasus

Het doel van de Noorderzijlvestcasus is het opstellen van een scoretabel waarmee maatregelen uit de tweede laag van MLV vergeleken kunnen worden met de maatregel dijkverhoging. Hierbij zijn een aantal aannames gedaan en keuzes gemaakt, waarvan de effecten in deze paragraaf worden beschreven. Achtereenvolgens worden de aannames en keuzes in de uitgangspunten, de maatregelen en het beoordelingskader beschreven. Tot slot zullen de gemaakte fouten

beschreven worden.

5.5.1 Aannames in de uitgangspunten

Om de casus realistischer te maken zijn de indirecte kosten van gaswininstallaties meegenomen. De schattingen lopen zeer sterk uiteen waardoor de resultaten over de effecten zowel te

optimistisch als te pessimistisch kunnen zijn. Voornamelijk het effect van beschermen van gaswininstallaties is hierdoor onzeker, het ophogen van de woonwijk in het geheel niet, want deze laatste maatregel heeft geen effect op gaswininstallaties. De onzekerheid komt doordat de schaal van uitval en de mogelijkheden om in te grijpen onbekend zijn. De schatting van 10 miljard indien meer dan twee installaties uitvallen en 0,5 miljard per installatie zijn slechts grove

schattingen van betrokkenen bij het lopende onderzoek naar deze effecten.

De effecten van bodemdaling zijn niet meegenomen in de casus. Door bodemdalen zullen overstromingspatronen veranderen: grotere waterdieptes in de gebieden met daling en

eventueel minder grote dieptes in de rest van het gebied. De bodemdaling vindt vooral plaats in dunbevolkte gebieden waar zich gaswininstallaties bevinden. Omdat de schade aan

gaswininstallaties al bij kleine waterdieptes optreedt en de overige waarde in het gebied beperkt is, is het effect van bodemdaling op het overstromingsrisico gering. Ook klimaatverandering is niet meegenomen in de berekening, door klimaatverandering kunnen extreme situaties vaker

voorkomen en worden overstromingskansen ook groter, dit zal in gelijke mate voor de

verschillende maatregelen gelden en daardoor niet erg veel effect hebben op de resultaten. De berekeningen zijn gedaan zonder economische groei te betrekken, de schade zou hoger zijn als dit wel gedaan was. Indien de groei erg ongelijkmatig is zullen de maatregelen anders scoren ten

65 opzichte van elkaar, de variatie per locatie zal echter niet zo sterk zijn dat er grote verschillen optreden.

De scope van het onderzoek heeft de resultaten beperkt. Effecten van overstromingen buiten het beheergebied van Noorderzijlvest zullen niet groot zijn, deze grenzen zijn namelijk

waterloopkundig bepaald. Een uitzondering hierop is het scenario waarin ten zuiden van het Eemskanaal een doorbraak is of de Eemskanaalsluizen breken en de Eemskanaaldijken hierdoor bezwijken, zodat ook gebieden binnen de scope overstromen. Maar belangrijker zijn de

overstromingen ten gevolge van regionaledijkdoorbraken, want in de berekening is alleen rekening gehouden met doorbraken van de primaire keringen, wat een te optimistisch beeld schetst van het risico. Indien ook regionale keringen betrokken worden in de analyse zullen de effecten van lokale maatregelen (voornamelijk gaswininstallaties beschermen en woonwijk ophogen) beter scoren omdat deze maatregelen ook bescherming bieden indien deze keringen breken.

5.5.2 Aannames in maatregelen

Bij het doorrekenen van de maatregel dijkverhoging is het risico van het ‘worst case’-scenario aangepast. Hierbij is de reductiefactor die bepaald is op basis van de schade ook toegepast op de slachtoffers. Dit is echter niet noodzakelijkerwijs het geval, omdat dit twee losstaande criteria zijn. Hiervoor zou een nieuwe reductiefactor bepaald moeten worden op basis van de

slachtofferreductie. In dit geval heeft dit geleid tot een te lage schatting van het aantal slachtoffers omdat de schadereductie procentueel groter is dan de slachtofferreductie. Verder is in de studie is de aanname gemaakt dat er geen indirecte schade optreed zolang de gaswininstallaties droog zijn. Het is echter niet zeker dat dit het geval is als er in de nabije

omgeving wel een overstroming is. De maatregel gaswininstallaties beschermen zou hierdoor een stuk minder kunnen bijdragen dan berekend. In bijlage 7 zijn de verschillen tussen de resultaten beschreven in het geval dat de schade wel en de schade niet voorkomen kan worden.

5.5.3 Aannames bij het invullen van het beoordelingskader

De wijze waarop gestandaardiseerd is bij het invullen van het beoordelingskader zorgt voor mogelijke vertekening van de resultaten. De schaal wordt namelijk teniet gedaan waardoor kleine verschillen enorm uitvergroot kunnen worden. Een voorbeeld: voor de maatregelen

“gaswininstallaties beschermen”, “woonwijk ophogen” en “dijkverhoging” zijn de criteria “complexiteit: gescheiden verantwoordelijkheden” en “juridische verankering” als in tabel 14 beoordeeld.

Tabel 14: Voorbeeld van invloed standaardiseren, relatieve verschillen kunnen worden uitvergroot of juist gebagatelliseerd

Criterium Gaswinning Woonwijk Dijkverhoging

Voor standaardisatie

Complexiteit: gescheiden verantwoordelijkheden [-] 3 0 4

Juridische verankering [-] 3 3 4

Na standaardisatie

Complexiteit: gescheiden verantwoordelijkheden [-] 0,75 0 1

66

Dijkverhoging heeft in beide gevallen de hoogste score gekregen en woonwijk ophogen de laagste zodat in beide gevallen de score 0 is voor woonwijk ophogen en 1 voor dijkverhoging, terwijl het absolute verschil voor “juridische verankering” veel kleiner was. Het verschil tussen

gaswininstallaties beschermen en dijkverhoging is voor beide criteria 1 maar na standaardisatie is het verschil niet meer gelijk (0,25 voor complexiteit en 1 voor juridische verankering).

Hier dient een tweede punt zich aan: kunnen de criteria vergeleken worden? Want het verschil tussen 0 en 4 is bij beide criteria op een verschillende manier vastgesteld. Dus ook heb gebruik van een vaste schaal bij het standaardiseren geeft exact de juiste verschillen weer.

De kleurenschakeringen in het beoordelingskader zijn op een vergelijkbare manier vastgesteld als intervalstandaardisatie een geeft dus een vergelijkbare vertekening van de resultaten.

5.5.4 Aannames en afwijkingen in modellering

In de berekening zijn een aantal aannames gemaakt en zijn afwijkingen opgetreden, deze worden hier behandeld.

De eerste is een inconsequentie met een verwaarloosbare invloed. Zoals in bijlage 7 te lezen is een berekening gemaakt met en zonder de mogelijkheid indirecte schade te voorkomen. Bij de berekening waar dit niet het geval is is op de gaswinlocaties de kans op slachtoffers wel verlaagd en bij het geval waar dit wel mogelijk is niet. Dit houdt in dat het slachtofferrisico te hoog is in het laatste geval, echter wonen er nauwelijks mensen op deze locaties waardoor dit nauwelijks uitmaakt voor het risico.

Verder is door een afwijkend databestand de evacuatiefractie 0% geweest in evacuatiescenario 2 waar eigenlijk 45% van de mensen preventief geëvacueerd kan worden. Hierdoor zijn de

verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers en het LIR iets te hoog. Dit geldt niet voor het worst case en de overstromingsscenario’s van de compartimentering, hier is wel de juiste 45% gebruikt. De afwijking bedraagt hierdoor slechts 5%. Bij de Groepsrisicocurve is dit aangepast, deze klopt dus wel exact.

Bij het bepalen van de onzekerheid van de gevolgen in het aspect Robuustheid is de totale onzekerheid genomen van het risico waarin dus ook de kansen zijn meegenomen. Hierdoor lijkt de onzekerheid van de maatregel dijkverhoging groter dan deze is (dit is de enige maatregel die de onzekerheid in kansen veranderd).

Verder is bij het scoren van het criterium ruimtelijke kwaliteit de scope niet consequent

gehanteerd. De ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied zal namelijk niet zeer sterk veranderen door zo’n lokale ingreep. In hoofdstuk 6, de discussie van het beoordelingskader, wordt hier verder op ingegaan.

Slachtoffers zijn mede bepaald op basis van de stijgsnelheid. Voor de stijgsnelheid in het ‘worst case’-scenario is echter overal een stijgsnelheid van 0,5 meter per uur aangenomen, dit lijkt na vergelijking met de andere scenario’s een te lage schatting, waardoor het slachtofferaantal te laag uitvalt. Door een andere stijgsnelheid aan te nemen wordt een andere mortaliteitsfunctie leidend. Als voor het hele systeem en stijgsnelheid van 2 meter per uur wordt aangenomen is het

slachtofferaantal in het ‘worst case’-scenario 1,5 keer zo groot. Deze stijgsnelheid is ongeveer de maximumstijgsnelheid in de individuele scenario’s. De werkelijke waarde zal hier tussenin liggen.