• No results found

In dit hoofdstuk wordt gereflecteerd op de sterke punten van het onderzoek en kanttekeningen die bij het onderzoek kunnen worden geplaatst. Specifiek wordt de wetenschappelijke literatuur uit het theoretisch kader en de methodologie kritisch tegen het licht gehouden.

7.1 Theoretische reflectie

In deze paragraaf wordt de wetenschappelijke literatuur die het theoretisch kader vormt, beoordeeld. Dit betreft het analyseren van de mate waarin de theorie bijdraagt aan de

beantwoording van de centrale onderzoeksvraag. In dit onderzoek zijn uit verschillende theorieën van uiteenlopende onderzoekers verklaringen voor de bezetting van posities in internationale organisaties gedestilleerd. Deze theorieën richten zich voornamelijk op internationale bedrijven, multinationals en internationale organisaties, omdat er geen theorie voorhanden was waarin de verdeling van functies in (internationale) sportorganisaties onderzocht werd. Een belangrijke vraag was dan ook in hoeverre de theorie overdraagbaar zou zijn naar deze specifieke organisaties. Daarom is voordat de empirische dataverzameling begon, eerst door experts het theoretisch kader

gevalideerd. Op deze manier kon vooraf bezien worden in hoeverre de theoretische verklaringen generaliseerbaar waren en de hierop voortbordurende indicatoren mogelijk waardevolle informatie op zouden kunnen leveren. Op basis van deze validatie is theorie toegevoegd aan het theoretisch kader. Dit theoretisch kader vormde daarna de basis voor de empirische dataverzameling, waaruit de indicatoren en interviewvragen voortvloeiden.

De wetenschappelijke literatuur was van meerwaarde voor beantwoording van de hoofdvraag. Veel van de theoretische factoren bieden namelijk een verklaring voor de bezetting van internationale posities in sportorganisaties. Zo werden veel van de factoren op voorhand, zonder directe vraag naar de betreffende factor, benoemd door de respondenten als verklaring voor de invulling van posities. Ook in de documentenanalyse bleken bepaalde (theoretische) factoren van belang. Desondanks liet de empirische dataverzameling zien dat de algemene theorie niet geheel overeenkomstig is met de situatie in internationale sportorganisaties. Zo verklaren theoretische factoren zoals de waarden, taalvaardigheden en competenties van werknemers wel de bezetting van functies, maar liet het onderzoek zien dat er aanvullende competenties, taalvaardigheden en andere waarden belangrijk zijn in sportorganisaties. Daarnaast werden de theoretische variabelen als universeel verklarend gezien, terwijl uit het onderzoek blijkt dat de variabelen uiteenlopende effecten hebben op verschillende type organisaties en functies. Tevens is geen eenduidig antwoord verkregen op de vraag of nepotisme en patronage een verklaring biedt. De omstandigheden die uit de theorie voortkwamen en zijn onderzocht, gaven niet genoeg bewijs om dit uit te sluiten of juist te bevestigen. Ten slotte is het theoretisch kader, betreffende de factoren, niet uitputtend. Er zijn namelijk overige factoren die niet in de wetenschappelijke literatuur worden benoemd, maar die wel belangrijk zijn. Uit deze punten blijkt dat het onderzoek een directe bijdrage heeft geleverd aan de wetenschappelijke literatuur over verklaringen van de bezetting van posities in internationale sportorganisaties.

7.2 Methodologische reflectie

In dit verklarende, kwalitatieve en deductieve onderzoek zijn verschillende keuzes gemaakt op basis van bepaalde beweegredenen. Op de methodologische keuzes van het onderzoek wordt in deze paragraaf gereflecteerd. In het onderzoek zijn veertien interviews uitgevoerd. Deze interviews zijn

84 letterlijk getranscribeerd om zo accuraat mogelijke resultaten te verkrijgen. Zo zijn citaten een-op- een terug te vinden in de transcripties van het interview. Oorspronkelijk zouden vijftien interviews worden geeffectueerd. Door de coronapandemie konden verschillende sportorganisaties echter niet deelnemen aan het onderzoek. Daarom zijn voor de oorspronkelijk geselecteerde organisaties, zo vergelijkbaar mogelijke vervangers gezocht. Deze vervangers waren echter niet op basis van alle selectiecriteria identiek aan de oorspronkelijke organisatie. Zo werden minder grote organisaties in het onderzoek betrokken en waren de hoofdkantoren van de Olympische zomersporten allemaal in Zwitserland gevestigd. Dit ging ten koste van de diversiteit van de steekproef en derhalve van de representativiteit van de gehele populatie. Daarnaast kon met één van de prominente

sportorganisaties geen interview worden geagendeerd. Hierdoor bleef het aantal prominente sportorganisaties steken op één. Dit aantal lijkt weinig, maar doordat maar twee organisaties aan de selectie criteria voor prominente organisaties voldeden, is toch de helft onderzocht. Bovendien is één interview niet daadwerkelijk face-to-face uitgevoerd. Het interview is opgestuurd en door de

respondent schriftelijk ingevuld. Dit ging ten koste van de betrouwbaarheid en validiteit, aangezien niet kon worden doorgevraagd en dit mogelijk tot andere antwoorden zou hebben geleid. Er is toch voor gekozen om de informatie op deze manier te verkrijgen, omdat het lastig was om een geschikte vervanger te vinden voor deze organisatie.

Tevens laat het aantal verkregen documenten te wensen over. Verschillende organisaties hadden geen geschikte documentatie of hebben deze niet opgestuurd. Verder werd wegens privacy redenen geen toegang verleend tot verschillende documenten, zoals personeelsoverzichten en curricula vitae. Op deze manier werd de betrouwbaarheid van het onderzoek verlaagd, aangezien de informatie uit het interview niet kon worden gecontroleerd door documentatie. Verder waren verschillende documenten in het Duits geschreven. Om deze zo goed mogelijk naar het Nederlands te vertalen, zijn diverse vertalingswebsites ingezet. Bediscussieerd kan worden of deze websites een accurate

weergave van de werkelijke betekenis geven. Mogelijk zou een tolk hier een positieve bijdrage aan kunnen leveren.

De gebruikte selectiecriteria zijn niet afkomstig uit het theoretisch kader, aangezien informatie over de factoren uit het theoretisch kader niet voorhanden was. De inzet van andere

dataverzamelingsmethoden zou er echter voor kunnen zorgen dat hierover wel data beschikbaar zouden zijn, waardoor de selectiecriteria hierop konden worden gebaseerd. De inzet van enquêtes zou bijvoorbeeld de grootte van de organisaties, hun wervings- en selectieprocedures en de

verschillende nationaliteiten in sportorganisaties kunnen blootleggen. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat op basis van deze kenmerken, een zo uiteenlopend mogelijk steekproef kon worden

geselecteerd. Ook zou de inzet van enquêtes naast de afname van interviews resulteren in informatie over meer organisaties, wat de betrouwbaarheid van het onderzoek zou verhogen. Vanwege de nadelen van de enquête, die mogelijk versterkt zouden worden door de coronapandemie, is er voor gekozen toch geen gebruik te maken van een enquête.

Ten slotte is het mogelijk dat sociaal wenselijke antwoorden zijn gegeven op de interviewvragen. Zo is, zoals besproken in de theorie, het onderwerp patronage en nepotisme een taboe. Dit onderwerp wordt namelijk veelal in verband gebracht met corruptie, waar organisaties zich niet mee willen associëren. Dit maakt het denkbaar dat sociaal wenselijke antwoorden zijn gegeven, wat ten koste gaat van de validiteit. Dit kan er namelijk in resulteren dat geen realistisch beeld van de werkelijkheid is verkregen. Om de kans op sociaal wenselijke antwoorden te minimaliseren, is gedurende de interviews niet expliciet naar deze onderwerpen gevraagd. De vragen waren namelijk gericht op de

85 omstandigheden die volgens de theorie de kans op nepotisme en/of patronage verhogen. Verder zijn de vragen over deze factor verweven in andere onderwerpen, waardoor aan patronage en

nepotisme gerelateerde vragen niet allemaal achter elkaar werden gesteld. Zo werd gepoogd te voorkomen dat respondenten het gevoel hadden dat zij zich moesten verantwoorden. Bovendien zijn de antwoorden uit de interviews gecontroleerd door informatie uit beschikbare documenten en is met experts uit de internationale sportwereld gesproken. Deze experts zijn niet werkzaam in organisaties uit de onderzoekspopulatie, waardoor zij geen belang hebben bij sociaal wenselijkheid. Op deze manier kon worden bezien of de antwoorden van de respondenten overeenkwamen met documentatie en het beeld van externe actoren. Dit geldt als een controlemechanisme voor sociaal wenselijke antwoorden van de respondenten. Tevens is de respondent er meermaals op gewezen dat er geen goede of foute antwoorden zijn en dat op basis van de antwoorden geen oordeel werd geveld over de organisatie of over de persoon. Hiermee werd geprobeerd een zo realistisch beeld van de werkelijkheid te verkrijgen.

86