• No results found

‘Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren’ (Mattheüs 6:9-13 en Lucas 11:2-4)

Het volgende onderdeel van deze scriptie gaat niet meer over Gods oordeel of Hobbes’, Edwards’ en Honderich’ oordeel over de rechtvaardigheid van Gods oordeel. De discussie is de plek in het onderzoek waar ik over mijn eigen werk mag gaan “oordelen”. Ik zal nagaan of de vraagstelling is beantwoord en het geformuleerde doel is bereikt. De methode en

geschiktheid van het materiaal zal ik ook onder de loep nemen. Ik zal daarbij de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek bespreken. Als laatste zal ik enkele suggesties doen voor vervolgonderzoek (Koster, 2012, p. 13).

In deze scriptie heb ik een antwoord proberen te vinden op de vraag hoe Hobbes’, Edwards’ en Honderich’ aan compatibilisme gerelateerde visies op de rechtvaardigheid van het

handelen van een oordelende God na onze dood zich tot elkaar verhouden. Deze vraag had als kennisdoel inzicht in en vergelijking van drie aan compatibilisme gerelateerde visies met betrekking tot het idee van rechtvaardigheid van Gods oordeel na onze dood geven. Ik heb een antwoord op mijn hoofdvraag geformuleerd en daarmee aan het doel dat aan dit onderzoek voorafging voldaan.

Validiteit en betrouwbaarheid

De weg die ik tot doel had met deze scriptie heb ik dus bewandeld. De vraag is dan nu: hoe ging de wandeling? Een goed wetenschappelijk onderzoek is zowel betrouwbaar als valide. Boeije schrijft dat betrouwbaarheid kan worden afgemeten aan de precisie van de methoden van dataverzameling of de meetinstrumenten en dat ‘validiteit (…) betrekking [heeft] op de beïnvloeding van het onderzoek door systematische fouten. Wanneer de onderzoeker meet of verklaart wat hij daadwerkelijk wil meten of verklaren, wordt dat opgevat als validiteit (2012, p. 145).’ Swaen (2017) schrijft dat validiteit in een literatuuronderzoek wordt bepaald door de relevantie van de bronnen voor het beantwoorden van de hoofd- en deelvragen en de wijze waarop je zoekt. Voor betrouwbaarheid is de mate van wetenschappelijkheid van de bronnen bepalend en of de onderzoeker geen toevallige fouten maakt tijdens het zoeken, het waarderen en het combineren van de bevindingen uit de relevante en gewaardeerde literatuur.34

In zoverre ik kan beoordelen zit het goed met de validiteit van dit onderzoek. Echter, ten tijde van de Bijbel was al bekend hoeveel makkelijker het is om de splinter in het oog van een ander te zien dan de balk in je eigen oog (Matteüs 7:3). Toch heb ik mijn hoofd- en deelvragen naar mijn weten gefundeerd weten te beantwoorden en waren mijn bronnen daarvoor uitermate relevant. Bij de betrouwbaarheid van het onderzoek vallen echter wat vraagtekens te plaatsen. Ten eerste is het nadeel van het werken met oude filosofische bronnen dat ze niet aan de huidige standaarden voldoen. Het feit dat Jonathan Edwards zich zo hard uitlaat over mede-denker Thomas Hobbes zonder ooit een woord van hem te hebben gelezen zou tegenwoordig niet als wetenschappelijk verantwoord bestempeld worden. Ook zijn de werken van zowel Hobbes als Edwards niet zonder de nodige argumentum ad hominem: deze drogredeneringen die de tegenstander in diskrediet brengen waren geen toevoeging aan het beantwoorden van mijn onderzoeksvraag.35

Ook zal ik waarschijnlijk fouten gemaakt hebben tijdens het zoeken, het waarderen en het combineren van de bevindingen uit de relevante en gewaardeerde literatuur. Regelmatig heb ik mij afgevraagd waarom ik het een had gekozen en niet het ander, of ik me niet te veel aan het blindstaren was op één bron en of ik wel alle relevante informatie had weergeven in mijn stukken. Zo waren er zeker een paar twijfelachtige momenten in mijn onderzoeksproces, waarvan ik er enkele hier zal uitlichten.

Lange tijd had ik een eenzijdige focus op The implications of determinism (1991) van

Weatherford voor mijn theoretisch kader. Mijn scriptiebegeleider probeerde mij van het werk los te weken en lange tijd kon ik geen waardige aanvulling op het werk vinden. Ook mijn keuze voor de denkers Hobbes, Edwards en Honderich waren willekeuriger dan ik zou wensen. Er is echter maar zoveel dat men met rationaliteit kan uitsluiten. Er ging zeker ook een persoonlijke voorkeur van mijn keuze uit.

Verder kwam ik er tijdens het lezen van A theory of determinism: the mind, neuroscience and life-hopes (1988) achter dat het boek voor mij te hoog gegrepen was. De zinsconstructies maakten dat ik vijf keer dezelfde zin kon lezen zonder het dan ook maar iets beter te begrijpen. Om dit werk te interpreteren heb ik dan ook geleund op mijn voorgangers, zoals Caruso (2016), Honderich (1993; 2006) en Watkins (1990). Ook bij het interpreteren van The questions concerning liberty, necessity, and chance (1656) heb ik hulp gehad van denkers als Chappell (1999), Van den Enden (1979) en Parkin (2007). Ik heb daardoor meer op het 35 Argumentum ad hominem is Latijn voor “argument op de man”. Het wordt gebruikt om een logische drogreden aan te geven die de positie van de opponent in diskrediet brengt.

oordeel van andere denkers geleund dan ik had gewenst. Bij Freedom of the Will (1754) heb ik meer mijn eigen weg gevolgd. Ik heb zelf geselecteerd wat mij relevante onderdelen van het werk leken voor deze scriptie en heb daarna mijn selectie geverifieerd bij andere denkers. Bij de stukken over Hobbes en Honderich heb ik me daarin meer laten leiden door de selectie van anderen.

Als laatste voorbeeld wil ik nog ingaan op het tot stand komen van mijn theoretisch kader. Zoals ik al eerder schreef had ik daarbij in het begin een eenzijdige focus op het werk van Weatherford (1991), maar dat was niet het enige dat de betrouwbaarheid van het onderzoek in het geding bracht. Zo heb ik erg geworsteld met hoe ik een goede, maar korte samenvatting van het debat over het determinisme en de rechtvaardigheid van Gods oordeel kon geven. Doyle (2011) en Weatherford (1991) gaven beiden in hun werk een uitgebreide beschrijving van het debat. Het was aan mij om deze twee beschrijvingen te vergelijken en daarna enorm in te korten. De uiteindelijke selectie die hieruit voortkwam is arbitrair en gekleurd door mijn persoonlijke opvattingen. Er waren maar een beperkt aantal denkers die ik om logische redenen af kon laten vallen. De overgebleven denkers heb ik uitgekozen op gevoel. Dit gevoel was gebaseerd op enkele criteria, maar die criteria waren verre van objectief: wie bekend is of een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan een debat is erg afhankelijk van wie de

onderzoeker kent of wat hem of haar als een belangrijke bijdrage toeschijnt bijvoorbeeld. Ik heb deze ondermijning van betrouwbaarheid proberen te compenseren door de openheid over mijn methode.

Vervolgonderzoek

De hoofdvraag van deze scriptie is beantwoord en het kennisdoel is daarmee behaald. De bronnen die ik heb gebruikt waren geschikt voor dit doel en daarmee valide. Op de

betrouwbaarheid van het onderzoek valt wat af te dingen. Toch was de methode grotendeels geschikt voor het onderzoek. Als mijn methode de betrouwbaarheid in het geding bracht heb ik dit geprobeerd te compenseren door openheid over mijn methode en het gebruik van andere bronnen.

Het onderzoek heeft echter niet alleen vragen beantwoord, maar ook opgeroepen. Zo zou het interessant zijn om de humanistische visie over vrije wil en verantwoordelijkheid tegen de uitkomsten van dit onderzoek af te zetten. In de inleiding schreef ik al dat het humanisme, waarbij de mens centraal staat, bij uitstek de stroming is om de vraag naar de rechtvaardigheid van Gods oordeel te stellen. Wat is het perspectief dat het humanisme tegenover de

principe van humaniteit dat zo’n belangrijke rol speelt in Honderich denken? Kortom: sluiten de argumenten van de drie denkers aan bij de humanistische gedachten, normen en waarden? Eerder in de discussie schreef ik al dat mijn keuze voor Hobbes, Edwards en Honderich arbitrair was. Het zou interessant zijn om dit onderzoek uit te breiden met andere

compatibilistische denkers of juist door er incompatibilistische denkers tegenover te zetten. Niet alleen de verschillen en overeenkomsten in perspectieven zouden interessant kunnen zijn, maar ook een analyse van de verschillende manieren van argumenteren over de vrije wil en Gods rechtvaardigheid.

Ook een meer theologisch onderzoek zou een aanvulling kunnen zijn. Wat staat er nu precies over determinisme en Gods oordeel in de Bijbel? Waarom hebben in de geschiedenis

stromingen dit zo verschillend geïnterpreteerd? En is er in de Bijbel een weerwoord of aanvulling te vinden op de argumenten van Hobbes, Edwards en Honderich? In deze scriptie heb ik geprobeerd om zo neutraal mogelijk te zijn over het concept “God”. In een

vervolgonderzoek zou het echter interessant kunnen zijn om te onderzoeken of de verschillende manieren waarop er over God gedacht wordt invloed hebben op de rechtvaardigheid van Zijn oordeel.

Kortom: er is nog genoeg te onderzoeken met betrekking tot dit onderwerp. Het laatste woord is nog niet gezegd.

Hoeveel beter is het wijsheid te verwerven dan goud, hoezeer is inzicht te verkiezen boven zilver. (Spreuken 16:16)