• No results found

‘Wie zonder zonde is werpe de eerste steen’ (Johannes 8:7)

In deze scriptie heb ik onderzocht hoe Hobbes’, Edwards’ en Honderich’ aan compatibilisme gerelateerde visies op de rechtvaardigheid van het handelen van een oordelende God na onze dood zich tot elkaar verhouden. In de conclusie zal ik aan de hand van mijn bevindingen ingaan op de beantwoording van de hoofdvraag: Hoe verhouden Hobbes’, Edwards’ en Honderich’ aan compatibilisme gerelateerde visies op de rechtvaardigheid van het handelen van een oordelende God na onze dood zich tot elkaar? In deze conclusie zal ik een korte samenvatting geven van de verschillende hoofdstukken over de denkers en zal ik de plaats van de denkers in de geschiedenis van het denken over determinisme en het oordeel Gods weergeven. Ik doe dit op deze manier zodat zowel het gedachtegoed van de individuele denkers als hun verhouding met de andere denkers en de geschiedenis van het debat de ruimte krijgt.

De Engelsman Thomas Hobbes wordt samen met Mill en Hume gezien als een van de vaders van het compatibilistische denken (Weatherford, 1991). In deze scriptie heb ik mij gefocust op zijn werk The Questions concerning Liberty, Necessity and Chance (1656). In dit werk verdedigde Hobbes zich tegen uitlatingen van de Arminiaanse priester Bramhall. Volgens Hobbes is Gods oordeel gerechtvaardigd door zijn absolute macht. Vermoedelijk maakte Hobbes deze denksprong, omdat hij de orde die bij een absolute vorm van macht komt kijken belangrijker vond dan de eventuele chaos die zou kunnen uitbreken als er geen universele overeenkomst zou kunnen ontstaan over wat rechtvaardig is (Van den Enden, 1979, p. 210). Kortom: orde was voor hem belangrijker dan de eventuele chaos die zou kunnen uitbreken als men zou nadenken over de rechtvaardigheid van Gods oordeel.

Jonathan Edwards was een Amerikaanse Puritein die een belangrijke rol speelde in de Great Awakening. In zijn boek Freedom of the Will (1754) probeerde hij de Arminiaanse gedachte dat mensen een vrije wil hadden te bestrijden. Volgens Edwards zijn mensen volledig

gedetermineerd en maakt deze determinatie niks uit voor de morele verantwoordelijkheid van de mens. Een persoon is moreel verantwoordelijk, ook als hij of zij gedetermineerd is.

Eigenlijk júíst als hij of zij gedetermineerd is (Edwards, 1969). God heeft daarom volgens hem alle recht om over mensen te oordelen. Een persoon is volgens Edwards moreel verantwoordelijk als hij of zij gedetermineerd is, omdat deze determinatie bepaald of een

persoon goed of slecht is. Volgens Edwards is het niet zozeer de uitwerking van de

handelingen van de mens die beoordeeld moet worden, maar de intentie van de mens (1969, pp. 173-180). Een goede man die per ongeluk iemand aanrijdt is nog niet meteen een

moordenaar. Het is de inherente eigenschap van de man, zijn goedheid, die God heeft gedetermineerd en waar Hij later ook over mag oordelen.

Ted Honderich is een hedendaagse Canadees-Engelse filosoof. In zijn magnum opus A theory of Determinism: The Mind, Neuroscience, and Life-Hopes (1988) beargumenteerd hij dat zowel het compatibilisme als het incompatibilisme geen waarheidsclaim kan maken, omdat het beide attitudes zijn in plaats van feiten. In zijn werk Punishment: The supposed

justifications. Revisited (2006) gaat Honderich in op de mogelijke rechtvaardigingen die mensen gedurende de geschiedenis hebben gegeven voor straffen. Aan het eind van het boek beargumenteerd hij dat straffen alleen gerechtvaardigd zijn als ze voldoen aan het principe van humaniteit. Dit houdt in dat het een rationele stap is richting het weerhouden van mensen van het leven van een slecht leven (Caruso, 2016, p. 14). Honderich schrijft zelf niks over Gods oordeel, maar ik concludeer uit de analyse van zijn werk dat Gods oordeel zich niet kan houden aan het principe van humaniteit. Dit zou het volgens Honderich onrechtvaardig maken.

Uit hoofdstuk 7 kwamen enkele opvallende overeenkomsten en verschillen tussen deze denkers naar boven. Zo zijn Hobbes en Edwards beide compatibilisten en maken zij eenzelfde soort verschil tussen natuurlijke en morele vrijheid. Ook Honderich maakt een onderscheid tussen deze twee vrijheden, maar hij noemt het vrijwillige en oorzakelijke vrije wil.

Honderich kan echter niet met overtuiging een compatibilist genoemd worden. Daarvoor hangt zijn werk te veel tussen het compatibilisme en het incompatibilisme in, zoals blijkt uit de verschillende typeringen die van zijn filosofie zijn gegeven (Caruso, 2016; Double, 1996; McFee, 2000). Het belangrijkste verschil tussen het werk van Hobbes en Honderich is dat Hobbes’ focus ligt op het collectief, terwijl Honderich’ focus ligt op het individu. Dit heeft invloed gehad op de rol die macht speelt in hun filosofie. Tenslotte vinden Hobbes en Edwards beide Gods oordeel rechtvaardig, maar komen hun redenen voor dit oordeel niet overeen. Honderich kan zich niet aansluiten bij deze conclusie: het oordeel Gods kan niet aan zijn principe van humaniteit voldoen en is daarmee automatisch onrechtvaardig.

Is Gods oordeel rechtvaardig?

In de in deze studie centraal staande vergelijking van de visies van Hobbes, Edwards en Honderich kwamen hun verschillende meningen over de morele verantwoordelijkheid van de

mens in een deterministische wereld al naar voren. Echter, of zij vinden dat de mens (on)rechtvaardig gestraft wordt, vertaalt zich niet direct van het oordeel hier op aarde naar Gods oordeel. Zo vindt Honderich dat iemand gestraft mag worden als de straf voldoet aan het principe van humaniteit. Het principe van humaniteit wordt nageleefd als de straf een rationele stap is richting het weerhouden van mensen van het leven van een slecht leven (Caruso, 2016, p. 14). Gods oordeel kan echter niet aan dit principe van humaniteit voldoen, omdat het geen invloed meer heeft op het leven van de veroordeelde of de mensen om hem of haar heen. Het oordeel Gods is daardoor voor Honderich automatisch onrechtvaardig.

Hobbes trekt juist de tegenovergestelde conclusie: Gods oordeel is automatisch rechtvaardig. Voor hem is straffen op aarde gerechtvaardigd, omdat achteraf sancties opleggen als stimulus kan dienen om later beter te handelen, zowel voor anderen als de betrokkene zelf (Van den Enden, 1979, p. 204). Daar komt bij dat Gods oordeel niet alleen gerechtvaardigd is als het stimuleert om beter te gaan handelen, maar altijd rechtvaardig is omdat Hij absolute macht heeft. Dit wordt duidelijk in de volgende eerdergenoemde quote van Hobbes:

The power of God alone, without other help, is sufficient justification of any action he doth ... That which he does is made just by his doing. (…) When God afflicted Job, he did object no sin to him, but justified that afflicting him by telling him of his power. (Molesworth, 1841, pp. 115-116)

Waar er bij Hobbes en Honderich een verschil is tussen de rechtvaardigheid van een oordeel op aarde en een oordeel van God maakt Edwards geen onderscheid. Dit is geen gebruikelijk standpunt blijkt uit de kritiek van Kaufman en Frankena (1968), editors van de versie van Freedom of the Will die ik heb gelezen. Zij schrijven: ‘He writes as if he believed that the criteria of blameworthiness appropriate on the Day of Judgement are the same as those appropriate in the criminal court.’ (1968, xxxi) Voor Edwards is het straffen van een

gedetermineerd mens zowel op aarde als door God gerechtvaardigd. De determinatie van de mens zorgt namelijk dat die mens een eenheid vormt: een eenheid met bepaalde intenties waarover geoordeeld kan worden. Zonder het determinisme heeft een mens geen intenties, is elk handelen een speelbal van de willekeurigheid, maar met determinisme kan iemand met voorbedachten rade iemand anders bestelen. En die intentie is hetgeen dat volgens Edwards moreel beoordeeld moet worden (1969, pp. 173-180). Dit oordeel is dan, of het van God afkomstig is of van een andere mens, gerechtvaardigd.