• No results found

In dit onderzoek is antwoord gezocht op de vraag wat de effectiviteit is van het groepsprogramma ‘Terugkeer naar werk’ en welke verbeteringen er mogelijk zijn.

Uit de literatuur komt duidelijk naar voren dat zowel de sociale omgeving alsmede culturele factoren van invloed zijn op het revalidatieproces. Hierbij worden culturele factoren vaak als barrières benoemd binnen het revalidatieproces en de sociale omgeving veelal als ondersteunende factor. Belemmerende factoren die te maken hebben met cultuur, kunnen zijn: fatalisme, culturele rolverdeling, taalbarrières, voedingsadviezen en de sociale omgeving. Sociale steun vanuit de omgeving, zowel de directe als de werk omgeving, kan de re-integratie versnellen, doordat dit de zelfverzekerdheid en eigenwaarde kan vergroten (Hagan et al., 2007).

Op interventie gebied zijn er overeenkomsten en verschillen gevonden ten opzichte van het reeds draaiende programma, de ervaring van cliënten en de literatuur. Voornamelijk op organisatorisch, inhoudelijk en persoonlijk gebied zijn er adviezen uit te brengen. Zo blijkt vooral de preventie van psychische klachten van belang te zijn bij de terugkeer naar werk van cliënten met hartproblematiek. Het werken in groepsverband kan hieraan bijdragen. Het toepassen van ontspanningsoefeningen kan tevens de terugkeer naar werk bevorderen. Uit de ervaring van de cliënten blijkt voornamelijk dat er behoefte is aan zorg op maat, waardoor informatie op het gewenste moment verstrekt kan worden. Daarnaast is er behoefte aan een meer interactieve manier van informatieoverdracht en naslagwerk, waardoor de behandelde informatie thuis nogmaals nagelezen kan worden. De rol van de cursusleider wordt als positief ervaren, hij is betrokken en geeft een ieder aandacht.

Relatie tussen resultaten van de interviews en literatuurstudies

Zowel uit de interviews als het literatuuronderzoek komt naar voren dat steun en betrokkenheid van een professional belangrijk is (Davidson et al., 2010). Zo blijkt uit de interviews dat de cursusleider zich aansloot bij de participant en zich in hen kon verplaatsen. Uit literatuuronderzoek van Banjeree (Banerjee et al., 2010) blijkt dat de participanten steun, zorgzaamheid en persoonlijke benadering als prettig ervaren.

Uit de literatuur blijkt dat hartrevalidatie programma’s waarin aandacht is voor depressie, angststoornissen en specifieke werkeigenschappen van een persoon, de terugkeer naar werk kunnen bevorderen (Jonge & Bültmann, 2014)

Het werken in groepsverband kan worden gezien als een interventie die de kans op depressieve klachten doet verkleinen. Vuori (Vuori et al., 2005) stelt dat de voorbereidingen op tegenslagen in groepsverband zorgt voor een verminderende kans op toename van psychische klachten en symptomen van een depressie verminderen. Uit de literatuur blijkt ook dat groepsprocessen het individu kunnen versterken door sociale vergelijking en interactie (Vuori et al., 2005). Dit komt ook naar voren in de interviews. De participanten geven aan dat zij in groepsverband ervaringen kunnen uitwisselen en hun situatie met andere kunnen vergelijken. Hierdoor kunnen zij hun eigen situatie beter relativeren. Daarnaast komt uit de interviews naar voren dat participanten de steun in de groep als versterkende factor zien waaraan zij zichzelf omhoog kunnen trekken.

Ook komt vanuit de literatuur naar voren dat cultuurverschillen bij hartrevalidatie cliënten van invloed kunnen zijn op de hartrevalidatie. Dit kan op verschillende facetten van het proces zijn, maar wordt voornamelijk benoemd als barrière. Tijdens de interviews kwam de invloed van cultuur niet zozeer naar voren. De participanten benoemen dat er vanuit het programma goed rekening is gehouden met hen als individu. De participanten met een geloof, geven aan dat dit hun re-integratie niet verder heeft beïnvloed.

Uit de literatuur komt naar voren dat, bij de start aan een hartrevalidatie programma, een cliënt doelen zou moeten opstellen. Echter ziet men vaak dat de opgestelde doelen niet alleen doelen van de cliënt zijn, maar een uitkomst uit de onderhandelingen tussen cliënt en therapeut. De kans dat iemand zijn doelen behaald is groter indien hij of zij individueel doelen heeft gesteld (Boersma et al., 2006).

Binnen de interviews is er niet gesproken over het stellen van doelen. Wel komt naar voren dat de informatie niet altijd aansluit bij de wens van de participant.

Uit de literatuur blijkt dat ontspanningsoefeningen kunnen bijdragen aan vermindering van angst en depressies en de kans op de terugkeer naar werk word vergroot (Dixhoorn et al., 2005). Gedurende de interviews is door één participant gesproken over het gemis van handvatten om ontspanningsoefeningen te vertalen naar de werksetting. Dit lijkt daardoor een individuele behoefte.

Vanuit de literatuur komt naar voren dat de steun van de familie, artsen en de werkgever zorgt voor een sterk sociaal netwerk, het gevoel van participatie en het zelfvertrouwen vergroot. Hierdoor wordt terugkeer naar werk gemakkelijker (O’hagan et al., 2011). Naast een positief effect kan deze betrokkenheid ook negatieve uitwerkingen hebben. Een tekort aan contact vanuit het werkveld zorgt voor een verhoging van de drempel om terug te keren naar werk. Daarnaast kan overbezorgdheid vanuit de familie een belemmerende factor zijn (McMurray, 1998).

Tijdens de interviews is dit onderwerp besproken en het blijkt dat participanten de steun van familie inderdaad als prettig hebben ervaren. Ondanks dat de steun als prettig wordt ervaren, is er geen behoefte om de (directe)omgeving bij het re-integratieproces te betrekken. Naast de steun van familie is gebleken dat het contact en betrokkenheid van het werk ook belangrijk is. Een participant beschreef dat hij het als een gemis en schandalig heeft ervaren dat zijn werk geen contact met hem heeft opgenomen gedurende zijn afwezigheid.

Ook vanuit de interviews komt naar voren dat dit niet alleen een positieve invloed heeft. Eén participant benoemt de behoefte om in het programma aandacht te besteden aan copingstrategieën bij een te grote druk vanuit de werkomgeving.

Beperkingen van het onderzoek

Ten eerste betreft dit onderzoek een kleine steekproef, doordat er onder een zestal participanten onderzoek is gedaan naar hun meningen en ervaringen betreffende het programma ‘Terugkeer naar werk’. Hierdoor zijn de gegevens niet te generaliseren naar de gehele deelnemerspopulatie van het programma. Wel is er in de interviews die zijn gehouden, gestreefd naar saturatie als het gaat om de mogelijke verbeterpunten voor het programma. Hierover zijn in de laatste twee interviews geen nieuwe bevindingen meer gedaan, waardoor

Ten tweede hebben aan dit onderzoek alleen mannelijke participanten meegedaan. Dit kan voor vertekening zorgen in de feitelijke gegevens van het programma. Daarnaast mist hierbij de ervaringen van de vrouwen. Deze zouden eventueel een aanvullende visie kunnen hebben gegeven op de ervaren effectiviteit en verbeterpunten voor het programma.

Ten derde hebben alleen mannelijke participanten uit één bepaalde leeftijdsgroep deelgenomen. Dit kan voor vertekening zorgen in de feitelijke gegevens van het programma. Daarnaast staat deze groep anders in de revalidatie dan een jongere groep. Dit kan invloed hebben gehad op het beeld van de ervaringen die reeds geschetst zijn in de resultaten.

Ten vierde was er in het kwalitatieve onderzoek sprake van weinig culturele diversiteit. Dit kan ervoor hebben gezorgd dat tijdens dit onderzoek bepaalde invalshoeken en belevingen in het kader van het programma zijn gemist. Hierdoor zijn de gegevens niet te generaliseren naar de gehele deelnemerspopulatie van het programma.

Ten vijfde is bij het terugluisteren van de audio opnames onderbewust rekening gehouden met de vooraf opgestelde topics. Ondanks het feit dat hierna nieuwe thema’s zijn bepaald om de informatie onder te scharen, kunnen de quotes zijn geselecteerd op basis van de topics. Hierdoor kan eventuele belangrijke informatie gemist zijn.

Ten zesde hebben de resultaten binnen de literatuurstudie niet allemaal een hoge bewijslast. Hierdoor is de evidence van deze resultaten niet van onomstotelijk bewijs. Tevens zijn enkele artikelen verouderd, waardoor niet kan worden gesteld dat deze resultaten accuraat zijn.

Ten slotte bestond de projectgroep uit junior ergotherapeuten. Hierdoor ontbrak het aan ervaring. Dit kwam terug bij het afluisteren van de audio opnames, hier werd achteraf opgemerkt dat er nog meer de verdieping had kunnen worden gezocht. Daarnaast is tijdens één van de interviews, door ziekte, geen observant aanwezig. Hierdoor kan informatie zijn gemist.

Relatie met hoofvraag

De interviews en de literatuuronderzoeken geven beiden antwoord op de onderzoeksvraag. Deze resultaten komen niet altijd overeen met elkaar. Uit beide onderzoeken komen mogelijke verbeteringen alsmede ondersteunende factoren, voor het programma ‘Terugkeer naar werk’ naar voren. Beide factoren geven aanleiding tot advies. De volgende advies thema’s zijn door de projectgroep herkend. Deze zijn onderverdeeld in positieve punten die zo moeten blijven en punten die voor verbetering vatbaar zijn.

Positieve punten

 Samenwerken in groepen/ lotgenotencontact  Wetgeving

 Cursusleider  Doelen stellen Voor verbetering vatbaar

 Doelen stellen en toelating programma  Groepsindeling

 Benutten van persoonlijke kwaliteiten  Manier van Informatie verstrekking  Ontspanningsoefeningen

 Naslagwerk  Nazorg

De adviezen zullen worden verwerkt in het adviesrapport aan de opdrachtgever.

Mogelijk vervolg onderzoek

Naar aanleiding van dit onderzoek, kan het belangrijk zijn om zowel kwalitatief als kwantitatief vervolg onderzoek te doen. Allereerst is het belangrijk om de cijfers omtrent de re-integratie nog in kaart te brengen, om zo iets te zeggen over de effectiviteit van het programma. Daarnaast kan na eventuele implementatie van de adviezen, opnieuw onderzoek worden gedaan naar de ervaren effectiviteit van het programma. Hierbij is het aan te raden om onderzoek te doen bij een grotere onderzoekspopulatie, om zo de validiteit van het gehele onderzoek te vergoten. Ook wordt aangeraden om dit op individueel niveau te onderzoek, door te achterhalen of de doelen van de cliënt behaald zijn na voltooiing van het programma. Hiermee zal de effectiviteit van het programma beter in kaart kunnen worden gebracht.