• No results found

Discussie en conclusie

In document CORPORATE SOCIAL RESPONSIBILITY: (pagina 48-51)

5. DISCUSSIE EN CONCLUSIE

5.1 Discussie en conclusie

Waar eerdere onderzoeken met betrekking tot board karakteristieken en CSR prestaties voornamelijk zijn uitgevoerd in één of enkele landen waaronder de Verenigde Staten, Australië en Zuid-Afrika (Boulouta, 2013; Galbreath, 2011; Hafsi & Turgut, 2013; Kassinis & Vafeas, 2002; Mallin & Michelon, 2011; Ntim and Soobaroyen, 2013; de Villiers, Naiker, & van Staden, 2011; Zhang, Zhu & Ding, 2013) heeft dit onderzoek gebruik gemaakt van data uit maar liefst 41 verschillende landen verspreid over de wereld om de generaliseerbaarheid te vergroten. Ten tweede, waar eerder onderzoek zich voornamelijk heeft gericht op de afzonderlijke impact van board karakteristieken op de CSR prestaties van een onderneming (Bear et al., 2010; Boulouta, 2013; Galbreath, 2011; Hafsi & Turgut, 2013; Kassinis & Vafeas, 2002; Mallin & Michelon, 2011; Ntim & Soobaroyen, 2013; Post et al., 2011; de Villiers et al., 2011; Zhang, 2012; Zhang et al., 2013) of de afzonderlijke impact van cultuur op de CSR prestaties van een onderneming (Ho, Wang, Vitell, 2012; Ioannou & Serafeim, 2012) heeft dit onderzoek zowel een theoretische als empirische bijdrage geleverd aan de groeiende hoeveelheid literatuur welke suggereert dat de effectiviteit en universaliteit van good governance voorschriften onderhevig kan zijn aan contextuele en ondernemingsspecifieke omstandigheden (Aguilera et al., 2008; Desender et al., 2012; Dowell et al, 2011; Judge, 2012; Kumar & Zattoni, 2013). In dit onderzoek wordt empirisch bewijs verschaft voor de mate waarin CG praktijken (karakteristieken van de board of directors) op ondernemingsniveau van invloed zijn op de CSR prestaties en wordt tevens bewijs verschaft voor de mate waarin deze governance praktijken beïnvloed worden door de nationale cultuur (landenniveau).

Door gebruik te maken van de wereldwijde uitgebreide Thomson Reuters ASSET4 database bestaande uit een steekproef van 18.383 beursgenoteerde ondernemingen uit 41 verschillende landen voor de periode 2002-2012 kan antwoord gegeven worden op de eerder geformuleerde onderzoeksvraag: “In hoeverre hebben board karakteristieken (onafhankelijkheid, subcommissies, diversiteit en omvang) invloed op de CSR prestaties van beursgenoteerde ondernemingen en in hoeverre wordt deze relatie beïnvloed door de cultuur van deze verschillende landen?

Dit onderzoek heeft een onderscheid gemaakt tussen de toezichthoudende rol (gebaseerd op de agency theorie) en de adviserende rol (gebaseerd op de resource dependence theorie) van de board of directors en verschaft bewijs in overeenkomst met beide theorieën van de rollen van de board. Wat betreft de toezichthoudende rol is gekeken naar twee specifieke board karakteristieken, te weten de onafhankelijkheid van

49

de board en het aantal subcommissies in de board. Waar een positieve associatie werd verwacht tussen het percentage onafhankelijke directors en de CSR prestaties van een onderneming laten de resultaten een negatieve associatie zien. Hierbij moet opgemerkt worden dat wanneer Japan uit de steekproef wordt weggelaten (door het uitzonderlijke lage gemiddelde percentage van 18.85% van onafhankelijkheid) de veronderstelde positieve associatie wel wordt gevonden. Dit onderzoek levert daardoor een bijdrage aan de discussie rondom de universele geldigheid van de agency theorie (Filatotchev, 2012; Lubatkin et al., 2005, 2007; Wiseman et al., 2012). Het is moeilijk voor een specifiek land om de corporate governance praktijken van een ander land te importeren of te imiteren. De veronderstellingen, overtuigingen en verwachtingen van mensen zijn ontstaan door de socialisatie (school, religie, familie etc.) welke niet alleen hun gedrag vormen, maar ook de formele instituties (rechtssysteem, politieke systeem, financiele systeem etc.) van een land. De corporate governance praktijken van een land zijn een oplossing voor een reeks problemen zo ontworpen dat ze werken in een specifieke context. Net zoals een software programma alleen werkt in combinatie met het juiste besturingssysteem, zullen geïmporteerde governance praktijken alleen werken als de instituties van een land vergelijkbaar zijn met het land dat de governance praktijken heeft ontworpen (Lubatkin et al., 2005). Daarnaast laten de resultaten zien dat het aantal subcommissies van een board positief gerelateerd is aan de CSR prestaties. Deze bevinding is consistent met de eerdere literatuur op het gebied van de toezichthoudende rol van de board.

Wat betreft de adviserende rol van de board is gekeken naar de board karakteristieken diversiteit en omvang. Dit onderzoek laat zien, in consistentie met de resource dependence theorie, dat bedrijven hogere scores hebben op het gebied van CSR naarmate er meer vrouwen in de board zitten en naarmate de omvang van de board groter is. Vrouwen kunnen boards gevoelig maken voor CSR activiteiten door het bieden van verschillende perspectieven welke nuttig kunnen zijn om CSR problemen aan te pakken welke de CSR prestaties van een bedrijf zullen verhogen. Daarnaast heeft een grotere board meer kans dat er directors in de board zitten welke een grotere kennis en ervaringen hebben op het gebied van CSR. In een grotere board komen namelijk directors voor welke een verschillende achtergrond hebben (Hillman et al., 2000).

Het tweede deel van dit onderzoek heeft gekeken naar de mate waarin governance voorschriften werden beïnvloed door andere (externe) factoren, namelijk de nationale cultuur van een land. Verwacht werd dat de cultuurdimensie individualisme een versterkend effect zou hebben op de positieve associatie tussen het percentage van onafhankelijke directors in de board en de CSR prestaties. Verrassend genoeg werd er een negatieve associatie gevonden. Naarmate een cultuur individualistischer is, neemt het

50

positieve verband tussen de onafhankelijkheid van de board en de CSR prestaties van een onderneming af. Een mogelijke verklaring voor deze bevinding is dat individualisme leidt tot een gebrek aan groepssamenhang (Taras et al, 2010) doordat iedere director streeft naar het behouden van zijn/haar eigen reputatie en status en dit vervolgens een negatieve invloed heeft op de samenwerking (Wagner, 1995) van de board als geheel. Daarnaast wordt in dit onderzoek gevonden dat individualisme een verzwakkend effect heeft op de relatie tussen het aantal subcommissies van de board en de CSR prestaties van een onderneming. Uit deze twee resultaten kan geconcludeerd worden dat een hoge mate van individualisme een verzwakkend effect heeft op de governance praktijken wat betreft de toezichthoudende rol van de board. In een cultuur welke gekenmerkt wordt door een hoge mate van collectivisme zullen de governance praktijken met betrekking tot de toezichthoudende rol sterker zijn.

Tot slot is gekeken of de nationale cultuur een invloed heeft op de adviserende rol van de board of directors. De resultaten laten zien dat individualisme zowel een positieve als negatieve invloed kan hebben op de positieve associatie tussen diversiteit in de board en de CSR prestaties van een onderneming. In individualistische landen zullen directors creatiever en innovatiever zijn (Goncalo & Staw, 2006) doordat directors uit de groep durven te stappen in plaats van te voldoen aan de groepsnomen. Ten opzichte van deze ‘value’ van diversiteit komt in een individualistische cultuur ook de nadruk te liggen op de individuele verschillen van board leden. Hierdoor kunnen subgroepen ‘faultlines’ ontstaan binnen de board welke kunnen leiden tot een gebrek aan sociale cohesie welke nodig is voor communicatie en overleg (effectieve besluitvorming) (Forbes & Milliken ,1999) voor wat betreft CSR. Verder is gebleken dat individualisme een versterkend effect heeft op de positieve associatie tussen de omvang van de board en de CSR prestaties van een onderneming. Hieruit blijkt dat in individualistische culturen directors meer gemotiveerd zijn om zich van andere board leden te onderscheiden. Zij zullen eerder perspectieven (anders dan het zakelijk-perspectief) (Hillman et al., 2002) naar voren brengen die niet in overeenstemming zijn met het denken van de board als geheel. Daarentegen zullen directors in een collectivistische cultuur minder profiteren van de verschillende vaardigheden, ervaringen en deskundigheden (menselijk kapitaal) (Zahra & Pearce, 1989) en de verschillende perspectieven die directors naar voren kunnen brengen (Hillman et al., 2002) aangezien men conflicten probeert te vermijden en men het snel met elkaar eens zal zijn. Op basis van deze bevindingen kan over het algemeen geconcludeerd worden dat in individualistische culturen de adviesrol van de board sterker zal zijn dan in collectivistische culturen.

In document CORPORATE SOCIAL RESPONSIBILITY: (pagina 48-51)