• No results found

8 Milieueffecten van maatregelen

8.4 Discussie en conclusie open teelten

Discussie

De uitgangssituatie voor het berekenen van de milieueffecten van maatregelen is één standaard spuitschema per teelt. In de praktijk is er echter een grote variatie in spuitschema’s. Het toepassen van een bepaalde gewasbeschermingsmaatregel in de praktijk is sterk afhankelijk van de actuele situatie ter plekke. Het gekozen ras, de ziekte/plaag/onkruiddruk, weersverwachting, stand van het gewas, mate van aantas- ting, effectiviteit van middelen in betreffende situatie, ervaring en overtuigingen van de boer / tuinder, etc., etc. bepalen wat een teler doet. Zelfs bij een individuele boer zijn er bijvoorbeeld al grote verschillen in spuitschema’s tussen het ene en andere perceel aardappelen. Bij de standaardspuitschema’s is een gemiddelde genomen van handelingen volgens de Goede Landbouw Praktijk.

Ook de uitvoering van een geïntegreerde maatregel kan vaak op verschillende ma- nieren gebeuren, in deze studie is slechts één nieuw spuitschema als resultante ge- nomen.

Vanwege de grote situatieafhankelijkheid van te nemen maatregelen en spuitsche- ma’s moeten uitkomsten van modelberekeningen t.a.v. geïntegreerde maatregelen niet als algemeen geldend worden gezien, maar als richtinggevend voor beleid. De implementatiegraad van geïntegreerde maatregelen is gebaseerd op de enquête. De toepassingsgraad van 90% driftreducerende doppen is behoorlijk hoog in verge- lijking met verschillende andere deelonderzoeken, zoals het nalevingsonderzoek op het LOTV (door AID, NVWA). Mogelijk is de maatregel in de enquête verkeerd geïn- terpreteerd (heeft men geen acht genomen van het woord ‘altijd’ in de formulering). Ook kan het zijn dat de maatregel associaties heeft opgeroepen met de wettelijk verplichte driftarme doppen, waardoor bij deze maatregel de kans op sociaal wense- lijke antwoorden relatief hoog is.

Een maatregel kan verder op verschillende manieren geïnterpreteerd of uitgevoerd worden. Als men bijvoorbeeld aangeeft een BOS of Gewis te gebruiken is het nog wel de vraag in hoeverre men de adviezen van deze systemen opvolgt.

Milieu Indicator Punten (MIP) mogen eigenlijk alleen per actieve stof worden bepaald, omdat het een waarde geeft aan het risico van één of meerdere toepassingen van die stof. MIP’s mogen dus eigenlijk niet bij elkaar opgeteld worden. Voor het inschatten van het werkelijke milieurisico is het beter om naar normoverschrijdingen te kijken. In deze studie is gekozen voor het sommeren van punten, vanwege de vergelijk- baarheid met de resultaten uit deelproject Milieu. Het milieueffect van de verschillen- de maatregelen is uitgedrukt in het verschil met de standaardmaatregelen. Dit geeft een goed vergelijkbaar beeld van effecten van maatregelen. Het is mogelijk dat een forse afname in MIP geen afname van het aantal normoverschrijdende stoffen of toepassingen heeft opgeleverd. Of dat een geringe afname van MIP juist wel een afname van het aantal normoverschrijdingen betekende.

De effecten van maatregelen zijn uitsluitend per maatregel weergegeven. Deze effec- ten kunnen niet altijd bij elkaar opgeteld worden. Het milieueffect van bijvoorbeeld de toepassing van een BeslissingsOndersteunend Systeem wordt kleiner als daarbo- venop ook driftreducerende doppen worden toegepast en andersom. Het totaaleffect is in dat geval kleiner dan de som der delen. Het is wel mogelijk om voor een combi- natie van maatregelen een nieuw spuitschema op te stellen en daarvan de milieube- lasting te bepalen. Op basis van de resultaten uit de enquête is waarschijnlijk wel uit te zoeken welke maatregelen gecombineerd zijn toegepast, maar de variatie in com- binaties van maatregelen zal zo groot zijn dat dit onuitvoerbaar wordt.

97

Het verschil in milieueffectiviteit van maatregelen tussen gewassen is groot. Veel maatregelen zijn teeltspecifiek. In deze studie is slechts een selectie van gewassen onderzocht. De resultaten van één of enkele gewassen kunnen niet door vertaald worden naar resultaten voor de hele sector. Algemene conclusies met betrekking tot driftbeperkende maatregelen en vervanging van milieubelastende stoffen gelden wel voor alle open teelten.

Conclusies

Er is een groot verschil in milieubelasting tussen teelten bij standaard maatregelen in de uitgangssituatie. Per teelt is er slechts een beperkt aantal stoffen dat het grootste deel van de milieubelasting voor zijn rekening neemt.

Maatregelen in de meest milieubelastende teelten, tegen de meest milieubelastende stoffen zijn dan ook het meest milieueffectief. Het bij de middelenkeuze in tulp reke- ning houden met de milieubelasting en de geïntegreerde fruitmotbestrijding in appel en peer blijken per ha het hoogste berekende milieueffect voor het oppervlaktewater te hebben opgeleverd. Een vermindering van 114 MIP water per ha in tulp, 113 in appel en 109 in peer volgens de modelberekeningen. Deze maatregelen hebben een hoge implementatiegraad en ze reduceren het gebruik van de meest milieubelasten- de stoffen in de meest milieubelastende teelten.

Dat maatregelen in de meest milieubelastende teelten, tegen de meest milieubelas- tende stoffen het meest milieueffectief zijn, klinkt vanzelfsprekend en dat is het ook. Toch zijn veel geïntegreerde maatregelen gericht op vermindering van het gebruik van chemische middelen en niet direct op de vermindering van de milieubelasting. De toepassingsgraad van bijvoorbeeld een BeslissingsOndersteunend Systeem (BOS) in consumptieaardappelen, zaaiuien en laanbomen is hoog, terwijl het milieueffect op oppervlaktewater beperkt is. Er is namelijk wel reductie van het middelengebruik, maar dit betreft niet de middelen die het meest milieubelastend zijn voor het opper- vlaktewater.

Verder blijkt het toepassen van emissiebeperkende maatregelen die verder gaan dan nu door het LOTV zijn voorgeschreven veel vermindering van de milieubelasting van het oppervlaktewater te geven.

Bij de akkerbouw-, vollegrondsgroenten- en bloembolgewassen is de grootste mili- euwinst behaald door de veelvuldige toepassing van 90% driftreductie in een strook van 14 meter langs een watervoerende sloot. Bij tulp is de winst het hoogst met 134 MIP water per ha. Wanneer de milieueffecten van alle onderzochte toegepaste maat- regelen op het totale areaal in Nederland met elkaar vergeleken worden, blijkt de toepassing van 90% driftreductie in wintertarwe volgens de modelberekeningen de meeste milieuwinst te hebben opgeleverd, namelijk 5,9 mln MIP water. Dit is een milieu-effectieve maatregel met een hoge implementatiegraad in een gewas met een groot areaal.

Verdergaande emissiebeperkende maatregelen hebben vanzelfsprekend alleen een positief effect op het milieucompartiment oppervlaktewater. De andere meest milieu- effectieve maatregelen voor het oppervlaktewater hebben vaak ook een positief ef- fect op de milieucompartimenten grondwater en bodem.

Als de behaalde milieuwinst wordt afgezet tegen de potentiële milieuwinst, blijkt dat er veel bereikt is, maar dat verdere toepassing van maatregelen nog meer milieuwinst kan betekenen. Vooral nog verdere toepassing van 90% driftreductie door andere doppenkeuze of bijvoorbeeld inzet van een spuitmachine met luchtondersteuning of

98

sleepdoek in met name wintertarwe en het planten van schurftresistente of minder vatbare appelrassen kan volgens de modelberekeningen nog veel milieuwinst voor het oppervlaktewater opleveren (namelijk 1,6 mln. MIP bij wintertarwe en 1,5 mln. MIP bij appel).