• No results found

Uit bovenstaand onderzoek is niet gebleken dat er een significantie invloed is van de macht van de CEO op de hoogte van zijn beloning binnen de Nederlandse ziekenhuizen. Daarnaast kan ook niet zonder meer gezegd worden dat de beloningscontracten van de CEO’s gebaseerd worden op de economische determinanten van de functie van de CEO. Het onderzoek kent echter een aantal beperkingen en er zijn enige punten van discussie. Deze worden in dit hoofdstuk besproken.

Allereerst is gekeken naar de verdeling van de storingstermen van de vier statistische modellen. De histrogrammen van deze verdelingen zijn in onderstaande figuur weergegeven. Er is voor iedere verdeling van de storingstermen een Shapiro-Wilks toets uitgevoerd, de resultaten zijn tevens weergegeven in de figuur.

Figuur 3: Verdeling van de storingsterm (van links naar rechts model 1 t/m 4)

Zoals te zien is in bovenstaande histrogrammen is in geen enkel model de storingsterm normaal verdeeld, dit blijkt zowel uit de Shapiro-Wilks toets, als uit de grafische weergave. Aan de rechterzijde van de verdeling is een aantal extreme waarden zichtbaar. Deze waarden worden waarschijnlijk veroorzaakt door een aantal uitbijters in de variabelen. De gebruikte methode fixed- effects lineaire regressieanalyse gaat uit van een normaalverdeling van de storingsterm. Uit bovenstaande blijkt dat dat niet het geval is bij de verschillende modellen. De toetsingsresultaten worden daardoor minder betrouwbaar. Eventuele vervolgonderzoekers wordt aangeraden voorafgaand aan het uitvoeren van de toetsen te controleren op uitbijters, omdat deze een sterke invloed kunnen uitoefenen op de uitkomsten van de toetsen. Om een eerste indicatie te krijgen van het aantal uitbijters, kan een box-plot worden gemaakt. Daarnaast kan een sensitiviteitsanalyse

worden uitgevoerd met de verschillende variabelen, waarbij kan worden gekeken welke waarden de meeste impact hebben op de afhankelijke variabele. Hierbij moet wel worden bepaald wat de reden is van de uitbijters, omdat ze soms juist bepaalde verschijnselen vertegenwoordigen die onderzocht worden.

Een belangrijk aspect wat in dit onderzoek ontbreekt wanneer wordt gekeken naar de hoogte van de beloningen van de CEO’s, heeft de maken met de kwalitatieve prestaties van het ziekenhuis. In Nederland wordt veel nadruk gelegd op de kwaliteit van de zorg. Op dit moment wordt het belang van een gezond financieel beleid binnen ziekenhuizen steeds belangrijker, maar dit was in het verleden lang niet altijd het geval. De prioriteiten van het management lagen in de eerste plaats op de kwaliteit van de zorg. Door het ontbreken van aandeelhouders en beurskoersen, genieten de financiële prestaties van ziekenhuizen weinig bekendheid bij het grote publiek. De kwalitatieve prestaties worden daarentegen breed uitgemeten in de media. Het Algemeen Dagblad stelt ieder jaar de ziekenhuis Top-100 op en Elsevier schrijft ieder jaar een kwaliteitsrapport over de Nederlandse ziekenhuizen. Een ziekenhuis in Nederland heeft bestaansrecht door te handelen in de belangen van de stakeholders. De enige informatie die een groot gedeelte van deze stakeholders ontvangt over de prestaties van het ziekenhuis, komt uit de kwaliteitsscores en - rapportages. Gezien het belang van de kwaliteitsscores van de ziekenhuizen, kan verondersteld worden dat de Raad van Toezicht CEO’s probeert te motiveren om de kwaliteit te verbeteren. Deze motivatie zal volgens de beschreven theorie tot uiting moeten komen in het beloningscontract, waardoor het mogelijk is, dat een gedeelte van de beloning van de CEO wordt bepaald door de kwalitatieve prestaties. In dit onderzoek is het echter niet haalbaar gebleken deze prestaties betrouwbaar te meten over de verschillende jaren. Mogelijke vervolgonderzoeken kunnen hier wellicht meer nadruk op leggen en proberen de kwalitatieve prestaties betrouwbaar te meten.

Daarnaast kan gesteld worden dat de waarden van de variabelen voor het bepalen van de macht van de CEO zijn gemeten in hetzelfde jaar als de hoogte van de beloning. Als deze variabele invloed zouden hebben op de hoogte van de beloning van de CEO, is het waarschijnlijker dat deze invloed plaats vindt in het jaar t-1, wanneer de onderhandelingen tussen de CEO en de RvT zijn over de beloning voor het volgend jaar. In andere onderzoeken naar de compensatie van CEO’s, wordt echter ook nagenoeg altijd naar de situatie in het jaar van onderzoek gekeken. Hoewel de verschillen van de variabelen over de verschillende jaren per ziekenhuis niet veel verschillen, zou dit toch een realistischer beeld van de werkelijkheid kunnen geven.

Ook is er een opmerking te maken over het bepalen van de variabelen RatioBoard en RatioExpertise. In dit onderzoek is bij de variabele RatioExpertise gekozen om te kijken naar het totaal aantal titels binnen de RvT. Er had ook voor gekozen kunnen worden om te kijken naar het aantal unieke titels binnen de RvT, omdat dit wellicht beter de verschillende kennisgebieden binnen de RvT vertegenwoordigt, waardoor het meer kwalitatief dan kwantitatief gericht zou zijn. Er is gekozen voor het totaal aantal titels, omdat verondersteld werd dat hierdoor de verschillen tussen de ziekenhuizen groter zouden zijn. Door het op deze manier te meten, kan echter opgemerkt worden dat deze variabele mogelijk te veel overlap heeft met de grootte van de RvT, die gemeten wordt in de variabele RatioBoard. Immers hoe meer leden in de RvT, hoe groter de kans is op een groter aantal titels. Uit de correlatiematrix bleek echter geen correlatie tussen deze twee variabelen.

Een andere beperking van dit onderzoek heeft te maken met de karakteristieken van de CEO. De zorg in Nederland wordt steeds duurder en de Nederlandse bevolking is niet per definitie bereid deze hogere kosten te betalen. Een gevolg hiervan is dat er, onder druk van de overheid en de ziektekostenverzekeraars, sterk bezuinigd moet worden. Ziekenhuizen die er niet voldoende in slagen om deze bezuinigingen door te voeren, kunnen in financiële moeilijkheden komen. Op zo’n moment kan het voor een ziekenhuis zinvol zijn een CEO in dienst te nemen met veel ervaring en die in het verleden goede prestaties heeft geleverd. Een CEO van die kwaliteit zal echter ook een bepaalde prijs hebben. Het is in dit onderzoek niet mogelijk gebleken om een goede maatstaaf te vinden voor de ervaring van de CEO, terwijl er wel verondersteld wordt dat dit van invloed is op de hoogte van de beloning. In eventuele vervolgonderzoeken is het aan te raden hier over na te denken.

De laatste opmerking die geplaatst kan worden bij de variabelen voor het bepalen van de macht van de CEO, heeft te maken met de lengte van het dienstverband van de CEO. Er is een significante invloed gevonden van deze variabele op de hoogte van de beloning van de CEO, dit is conform de verwachting. Deze variabele is echter wellicht niet zo relevant om te onderzoeken, omdat het evident is dat een CEO gemiddeld gezien een hogere beloning ontvangt wanneer hij langer in dienst is. In de initiatiefase van het onderzoek was het plan om voor de macht van de CEO een proxy op te nemen, die de lengte van het dienstverband van de CEO vergelijkt met de gemiddelde lengte van het dienstverband van de leden van de RvT om hiermee te kunnen bepalen wat de invloed is van de relatieve lengte van het dienstverband op de hoogte van de beloning. De lengte van de dienstverbanden van de leden van de RvT bleek echter in lang niet alle gevallen publiekelijk beschikbaar, waardoor deze variabele niet te meten was.

In algemene zin kunnen in retrospect vraagtekens gezet worden bij de onderzoeksgroep. Sinds 2013 is de WNT van kracht, die de beloning van bestuurders in de zorg maximaliseert. Deze wet geldt alleen voor bestuurder die na 1-1-2013 in functie zijn getreden, de andere bestuurders mogen hun afgesproken beloning gedurende vier jaar behouden. In de dataset zijn hierdoor maar 10 waarnemingen afgevallen. Toch kan deze nieuwe wet wel zorgen voor een bepaalde tendens binnen de Nederlandse ziekenhuissector. De publieke opinie wordt steeds kritischer op de beloning van bestuurders in de zorg, waardoor toezichthouders van ziekenhuizen toch meer geneigd zullen zijn de beloningen van hun CEO’s wat bij te stellen naar beneden om de stakeholders tevreden te houden. Dit verschijnsel wordt in de theorie ook wel de “outrage contraint” genoemd (Bechuck en Fried, 2013). Onderzoekers die een vervolgonderzoek willen uitvoeren naar de hoogte van beloningen van CEO’s binnen Nederlandse ziekenhuizen, wordt aangeraden goed na te denken over de onderzoeksperiode, gezien de huidige wijzigingen die worden doorgevoerd.

Intiuïtief lijkt het daarnaast zo te zijn dat de beloningen van de CEO’s steeds verder genormaliseerd worden. Dit verschijnsel zou kunnen voortvloeien uit het instellen van een (toekomstig) maximum. CEO’s die ver onder het maximum zitten, zullen zich afvragen waarom ze er niet dichter bij zitten en kunnen hierdoor druk uitoefen op de RvT. CEO’s aan de bovenkant van de schaal zullen uiteindelijk allemaal op hetzelfde maximum uitkomen. De ontwikkeling van deze normalisatie van de beloningen kan tevens een interessant onderzoeksonderwerp zijn.

8 Referenties

- Aggarwal, R. K., Evans, M. E., & Nanda, D. (2012). Nonprofit boards: Size, performance and managerial incentives. Journal of Accounting and Economics, 53(1), 466-487.

- Bebchuk, L. A., & Fried, J. M. (2003). Executive compensation as an agency problem (No. w9813). National Bureau of Economic Research.

- Bebchuk, L. A., Fried, J. M., & Walker, D. I. (2002). Managerial power and rent extraction in the design of executive compensation (No. w9068). National bureau of economic research.

- Bongers, Y.T. (2013). Executive compensation in semi-public Dutch Hospitals in relation to financial and qualitative performance. (Afstudeerscriptie, Universiteit van Amsterdam). Gedownload op 7 oktober 2016, van http://http://www.scriptiesonline.uba.uva.nl/

- Brickley, J. A., & Van Horn, R. L. (2002). Managerial Incentives in Nonprofit Organizations: Evidence from Hospitals*. Journal of law and Economics, 45(1), 227-249.

- Brickley, J. A., Van Horn, R. L., & Wedig, G. J. (2010). Board composition and nonprofit conduct: Evidence from hospitals. Journal of Economic Behavior & Organization, 76(2), 196-208. - Cardinaels, E. (2009). Governance in non-for-profit hospitals: Effects of board members’

remuneration and expertise on CEO compensation. Health policy, 93(1), 64-75.

- Core, J. E., Holthausen, R. W., & Larcker, D. F. (1999). Corporate governance, chief executive officer compensation, and firm performance. Journal of financial economics, 51(3), 371-406. - Coughlan, A. T., & Schmidt, R. M. (1985). Executive compensation, management turnover,

and firm performance: An empirical investigation. Journal of Accounting and Economics, 7(1), 43- 66.

- Daily, C. M., & Johnson, J. L. (1997). Sources of CEO power and firm financial performance: A longitudinal assessment. Journal of Management, 23(2), 97-117.

- Dierynck, B., Landsman, W. R., & Renders, A. (2012). Do managerial incentives drive cost behavior? Evidence about the role of the zero earnings benchmark for labor cost behavior in private Belgian firms. The Accounting Review, 87(4), 1219-1246.

- Eeckloo, K., Delesie, L., & Vleugels, A. (2007). Hospital Governance: Exploring the European Scene. Part I. Hospital, 9(2), 14-16.

- Eisenhardt, K. M. (1989). Agency theory: An assessment and review. Academy of management review, 14(1), 57-74.

- Field, A. (2009). Discovering statistics using SPSS. Sage publications.

- Grinstein, Y., & Hribar, P. (2004). CEO compensation and incentives: Evidence from M&A bonuses. Journal of Financial Economics, 73(1), 119-143.

- Hermalin, B. E., & Weisbach, M. S. (2003). Boards of Directors as an Endogenously Determined Institution: A Survey of the Economic Literature (Digest Summary). Economic Policy Review, 9, 17-26.

- Herzlinger, R. E. (1995). Can public trust in nonprofits and governments be restored?. Harvard Business Review, 74(2), 97-107.

- Huijsman, R., & Zanen, M. (2005). Toekomst-scenario's klinische geriatrie. Uitgeverij Van Gorcum. - Jensen, M. C., & Meckling, W. H. (1976). Theory of the firm: Managerial behavior, agency

costs and ownership structure. Journal of financial economics, 3(4), 305-360.

- Jong, A. D., & Roosenboom, P. G. J. (2002). De balans na vijf jaar Peters. Economisch Statistische Berichten, 87(4390), 924-927.

- Kosnik, R. D. (1990). Effects of board demography and directors' incentives on corporate greenmail decisions. Academy of Management journal, 33(1), 129-150.

- Lambert, R. A., Larcker, D. F., & Weigelt, K. (1993). The structure of organizational incentives. Administrative Science Quarterly, 438-461.

- Larcker, D., & Tayan, B. (2011). Corporate governance matters: A closer look at organizational choices and their consequences. FT Press.

- Libby, R. (1981). Accounting and human information processing: Theory and applications. Prentice Hall.

- Lin, J. W., & Hwang, M. I. (2010). Audit quality, corporate governance, and earnings management: A meta‐analysis. International Journal of Auditing,14(1), 57-77.

- Monitoring Commissie Corporate Governance. (2011). Rapport Monitoring Commissie Corporate Governance Code 2011. Monitoring Commissie Corporate Governance.

- Pfeffer, J. (1981). Power in organizations (Vol. 33). Marshfield, MA: Pitman.

- Rijksoverheid, Corporate Governance Committee. (2003). The Dutch Corporate Governance Code: Principles of good corporate governance and best practice provisions. Corporate Governance Committee. - Rijksoverheid (2013). Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector

(WNT) (2013, 1 januari). Geraadpleegd op 9 Oktober 2015, van http://www.rijksoverheid.nl

- Ryan, H. E., & Wiggins, R. A. (2004). Who is in whose pocket? Director compensation, board independence, and barriers to effective monitoring. Journal of Financial Economics, 73(3), 497- 524.

- Schaepkens, F. F., & Speklé, R. F. (2014). Governance in Not-for-Profit Hospitals: Effects on CEO Compensation and Performance. Available at SSRN 2467496.

- Shleifer, A., & Vishny, R. W. (1997). A survey of corporate governance. The journal of finance, 52(2), 737-783.

- Westphal, J. D., & Zajac, E. J. (1995). Who shall govern? CEO/board power, demographic similarity, and new director selection. Administrative Science Quarterly, 60-83.

- Zorgcode 2010. ‘Zorgbrede governancecode 2010’, brancheorganisaties zorg. Gedownload op 15 oktober 2015, van http://www.nfu.nl/fileadmin/documents

Bijlage 1: Lijst onderzochte ziekenhuizen