• No results found

Deze verkenning van de vragen en behoeften van gebruikers en de maatschappelijke verwachtingen enerzijds en de taken van de professionals anderzijds is omgeven met uiteenlopende discussiepunten.

Die kwamen we tegen in de stuurgroep van het traject, in de raadpleging van professionals, in de literatuur, bij de vergaderingen van het projectteam of in bilaterale contacten met experts en vertegenwoordigers van beroepsverenigingen en brancheorgansiaties. Die discussies hebben vaak wel betrekking op het werk van de professionals in het CJG, maar hebben niet altijd directe gevolgen voor de taken en competenties. Hieronder volgt een korte opsomming van wat we aan discussies zijn tegengekomen in de loop van dit traject:

1. 1. De stelling: eerst is het dekkende aanbod voor alle ouders en jeugdigen nodig om vervolgens de sluitende keten te kunnen realiseren, wordt niet in alle gevallen door gemeenten onderschreven. We constateren ook wel een nadrukkelijk risicogroepgerichte invulling van het CJG en zeer veel aandacht voor aanpakken volgens de formule één gezin, één plan met het oog op een sluitende keten. In de praktijk dient zich een spanning aan tussen de twee kernopdrachten van het CJG. Vaak is men al bezig de keten sluitend te maken zonder dat er voor alle gebruikers een dekkend aanbod wordt geboden.

2. Bij de invulling van het Centrum voor Jeugd en Gezin blijven er voorlopig nog een aantal vragen levendige discussie oproepen, omdat de antwoorden nog steeds niet eenduidig te geven zijn. Dat geldt voor de volgende vragen:

a. Waar trekken we de grens van de dienstverlening van het CJG met meer gespecialiseerde zorg en hoe vloeiend (grijs gebied) kan en mag die verlopen?

b. De verbreding van het takenpakket (b.v. met preventie op het gebied van echtscheiding of met hulpverlening door vrijwilligers) kan tesamen met de mogelijkheden om gemeentelijk maatwerk te leveren er gemakkelijk toe leiden dat de kerndoelstellingen van het CJG uit het oog verloren raken. Dan kan het CJG het

“afvalemmertje” worden voor alle nieuwe vraagstukken en de vraag is of dat een wenselijke ontwikkeling is. Hoeveel verbeding en maatwerk is wenselijk?

c. Wat is de wenselijk dan wel noodzakelijke schaal voor een CJG? En hoe valt die vraag te beantwoorden wanneer het CJG behalve een mogelijk (al dan niet wijkgebonden) loket ook een (al dan niet stadsbreed) netwerk inhoudt?

3. We constateren een spanningsveld tussen de vraag van ouders en jeugdigen aan het CJG en de verwachtingen die de samenleving via het CJG van diezelfde ouders en jeugdigen koestert. Dat levert een spanning op tussen individueel vraaggericht werken en collectieve preventie, tussen vrijwillige hulpverlening en bemoeizorg, tussen maatwerk en professionele standaardisering, tussen verantwoordelijkheid en verantwoording.

4. We zien een groeiende discussie over de kwaliteit van de professionals in en rond het Centrum voor Jeugd en Gezin. We horen over de wenselijkheid van:

 uitbreiding met nieuwe disciplines;

 versterking van de kwaliteit van zittende professionals;

 generalistisch werkende professionals in het CJG versus multidisciplinaire CJG-teams, samengesteld uit verschillende disciplines, al dan niet in combinatie met het werk in zorgadviesteams;

 de wenselijke vooropleidingen van de benodigde disciplines: van MBO tot universitair geschoolden.

5. In de ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin treffen we soms verschillende werkelijkheden en wenselijkheden aan. Een voorbeeld: de participatie van klanten is enerzijds een wens en verwachting en anderzijds in de praktijk zelden een te constateren werkelijkheid.

Dat roept de vraag op in hoeverre het adagium van ‘het kind centraal’ werkelijkheid kan worden bij de CJG-ontwikkeling.

6. Een laatste discussie, die we niet ongenoemd willen laten is de vraag naar de regievoering op het CJG. Die regievoering op de totstandkoming en uitvoering van het CJG door gemeenten en andere beleidsmatige en organisatorische taken zijn in deze studie buiten beschouwing gebleven. Toch lijkt de regie-functie een bepalende, werkzame factor voor een succesvol CJG.

Dat roept de vraag op of het wel wenselijk is deze taken en de bijbehorende competenties buiten beschouwing te laten.

a. Begrippenlijst

Hieronder vindt u een beknopte uitleg van begrippen die te maken hebben met opvoedvragen. De omschrijvingen komen uit de Jeugdthesaurus, die u op de website van het Nederlands Jeugdinstituut kunt raadplegen. De omschrijvingen staan in alfabetische volgorde.

Alledaagse opvoedingsvragen

Alledaagse opvoedingsvragen gaan over enkelvoudige en praktische problemen met een bepaald aspect van de ontwikkeling of opvoeding van kinderen. Meestal zijn het herkenbare situaties die ouders zelf nog goed kunnen hanteren. Een ouder maakt zich niet echt ongerust, maar heeft behoefte aan aanvullende informatie of aan de mening van een onafhankelijke buitenstaander.

Bemoeizorg

Ambulante zorg voor mensen in psychische of sociale nood die hulp nodig hebben maar dat zelf niet willen, kunnen of durven vragen; vaak is er sprake van meerdere problemen zoals psychiatrische problemen, ernstige zelfverwaarlozing en vervuiling, drugs- of alcoholverslaving, overlast, dakloosheid, schulden en/of dreigende huisuitzetting; de cliënten worden actief opgespoord door de hulpverleners en worden aangespoord om hulp te accepteren

Bureaus Jeugdzorg (BJZ)

Bureaus met één loket, dat jongeren, ouders en verwijzers toegang geeft tot de jeugdzorg; hebben een indicatiefunctie en leiden toe naar de jeugdhulpverlening (provinciaal gefinancierde jeugdzorg), jeugd-ggz en zorg door justitiële jeugdinrichtingen; de bureaus omvatten daarnaast de jeugdbescherming, jeugdreclassering, het AMK en de kindertelefoon51

Cliëntgebonden taken

Taken die direct verband houden met, of direct voortvloeien uit het werken met jeugdige, opvoeders of andere cliënten52.

Gezondheid

Staat van lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn

Jeugdgezondheidszorg (JGZ)

Onderdeel van de openbare gezondheidszorg dat zich richt op het bevorderen, beschermen en bewaken van de lichamelijke, cognitieve en psychosociale ontwikkeling van alle jeugdigen tot 19 jaar;

de integrale JGZ valt onder regie van de gemeenten, waarbij de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg voor 0 - 4-jarigen bij de consultatiebureaus voor zuigelingen en kleuters van thuiszorgorganisaties ligt en die voor 4 - 19-jarigen bij de jeugdgezondheidsdiensten van de GGD’en

Jeugdzorg

Ondersteuning van en hulp aan jeugdigen en hun ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen van geestelijke, sociale of pedagogische aard die de ontwikkeling naar volwassenheid belemmeren; het gaat

51 De definitie van opgroeiondersteuning zoals hier gegeven is nog niet vastgesteld in het kader van de Jeugdthesaurus van het Nederlands Jeugdinstituut.

52Voor een uitgebreide beschrijving van cliëntgebonden (en andere) taken verwijzen we naar Klaar voor de Toekomst. NIZW (2005)

daarbij om zowel vrijwillige hulpverlening als gedwongen interventies om hulp in het belang van de jeugdige mogelijk te maken

Jeugdigen

Kinderen en jongeren in de leeftijdsgroep van 0 - 23 jaar

Ontwikkeling

Zowel in het algemeen als lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van mensen

Opvoeders

Mensen die verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van kinderen. Hieronder worden de ouders en/of verzorgers van kinderen verstaan, soms ook onderwijsgevenden, trainers van sportverenigingen, jongerenwerkers enz.

Opgroeiondersteuning

Opgroeiondersteuning is primair gericht op de jeugd zelf: op de ontwikkeling van competenties en het bieden van advies, steun, zorg en hulp die nodig zijn voor een optimale ontwikkeling van henzelf en hun talenten, een succesvolle schoolloopbaan, actieve deelname in de, actieve deelname in de samenleving en – voor zover dat aan de orde is – het adequaat omgaan met beperkingen of handicaps van henzelf of hun ouders.

Opvoeding

Het onderhouden, verzorgen en grootbrengen van kinderen, met name in sociale, emotionele, intellectuele en morele zin.

Opvoedingscrisis

Problematische opvoedingssituatie waarbij bestaande opvoedingsproblemen verder escaleren of een crisis ontstaat door plotselinge, ingrijpende gebeurtenissen. Ouders voelen zich niet meer competent, kunnen de situatie niet meer zelfstandig hanteren en hebben een sterke behoefte aan professionele hulp. Derde categorie om de zwaarte van opvoedingsvragen mee in te delen.

Opvoedingsdoelen

Vier basisdoelen voor het opvoeden van jonge kinderen in het gezin, op school of in de kinderopvang:

het bieden van emotionele veiligheid, gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competenties, overdragen van normen en waarden die socialisatie bevorderen.

Opvoedingsnood

Problematische opvoedingssituatie waarbij er sprake is van langdurige en complexe problemen met de opvoeding. Ouders voelen zich machteloos en de relatie tussen ouder en kind is ernstig verstoord.

Naast crisishulp is ook structurele, vaak langdurige professionele hulp nodig. Vierde en zwaarste categorie om de zwaarte van opvoedingsvragen mee in te delen.

Opvoedingsondersteuning

Voorlichting, advies en hulp aan ouders en opvoeders bij opvoedingsvragen en -problemen ter voorkoming van problemen in de opvoeding en/of ontwikkeling van kinderen, of om deze problemen op te lossen, en ter versterking van de draagkracht en competenties van ouders en opvoeders.

Uitgevoerd door onder meer de jeugdzorg, jeugdgezondheidszorg, welzijnsinstellingen, kinderopvang en onderwijs.

Opvoedingsonmacht

Problematische opvoedingssituatie waarbij ouders zich niet meer competent voelen. Er is sprake van chronische opvoedingsspanning en het informele netwerk rondom het gezin kan voor het ervaren gebrek aan competentie geen oplossingen bieden.

Opvoedingsonzekerheid

Opvoedingssituatie waarin ouders zich competent voelen, maar wel bevestiging zoeken en behoefte hebben aan informatie en uitwisseling van ervaringen. Eerste en lichtste categorie om de zwaarte van opvoedingsvragen mee in te delen.

Opvoedingsproblemen

Situatie, vanuit de opvoeder gezien, waar het wensbeeld rond opvoeding en het beeld van de feitelijke opvoedingswerkelijkheid niet overeenkomen en de opvoeder geen middelen of wegen (meer) ziet om dit verschil binnen een voor hem acceptabele termijn op te lossen. Ook buitenstaanders kunnen dit signaleren of constateren dat de opvoeding van ouders niet effectief is.

Opvoedingssituatie

Omstandigheden waaronder de opvoeding en ontwikkeling van kinderen en jongeren plaatsvinden en waarbij zowel de situatie thuis als de sociale context zoals school, buurt of voorzieningen voor opvang of activiteiten bepalend zijn.

Opvoedingsspanning

Opvoedingssituatie waarin opvoedingsvragen problemen worden. Ouders twijfelen aan hun eigen competentie en hebben behoefte aan advies en (professionele) steun. Tweede categorie om de zwaarte van opvoedingsvragen mee in te delen.

Opvoedingssteunpunten

Voorzieningen die informatie en advies bieden en een lichte vorm van hulp of begeleiding aan ouders over opvoeding en vaak ook consultatie en deskundigheidsbevordering aan beroepskrachten. Indien nodig wordt doorverwezen naar de jeugdhulpverlening.

Problematische opvoedingssituaties

Situaties waarin een verstoring of bedreiging voor het kind of de jongere bestaat in zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid of ontwikkeling door bijvoorbeeld medische, psychosociale en/of financiële problemen of ontoereikende opvoedingskwaliteiten van een of beide ouders, door medische of psychosociale problemen van het kind zelf of door externe factoren als een onveilige buurt.

Veiligheidshuizen

Voorzieningen waarbinnen politie, justitie, gemeente en maatschappelijke instellingen, zoals bureau jeugdzorg, slachtofferhulp en kinderbescherming, samenwerken aan voorkomen en terugdringen van overlast en criminaliteit door jongeren

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo )

Deze wet regelt een samenhangend aanbod van zorg- en welzijnsvoorzieningen die gemeenten verstrekken aan mensen die zorg nodig hebben, bijvoorbeeld huishoudelijke verzorging, woningaanpassingen of vervoer naar dagactiviteiten; gericht op het bevorderen van maatschappelijke participatie en civil society

Zorg- en Adviesteams (ZAT's)

Multidisciplinaire teams in het basis- en voortgezet onderwijs en in het mbo die de zorg voor leerlingen binnen en buiten de school op elkaar afstemmen; vaak zijn vaste partners de jeugdgezondheidszorg en bureau jeugdzorg, (school)maatschappelijk werk, politie en leerplichtambtenaren; ZAT’s bieden adviezen aan de school over de zorg voor leerlingen en activeren externe zorg of bieden deze gedeeltelijk zelf

Bronnen

Bakker,l., K.Bakker, A. van Dijke en L.Terpstra. (1998). O &O in perspectief. Utrecht, NIZW.

Beemer, F. , P. Krauss, M. Schulz, G. van Velzen (2009). Regieboek Jeugd. Een handreiking voor gemeenten. Utrecht: Berenschot.

Berg Kleijn Communicatie (2008). Kwantitatief onderzoek burgers naar de perceptie van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Den Haag: Ministerie voor Jeugd en Gezin

Bool (2005). Kinderen in de knel. Brochure over hoe gemeenten en instellingen samen kunnen werken aan preventieve jeugdzorg. Utrecht: Trimbos-instituut.

Centraal bureau voor de statistiek (2008). Jaarrapport 2008. Landelijke jeugdmonitor. Den Haag:

OTB BV.

Cox, K. en Buskop-Kobussen, M.P.M.H. & (2003). Jeugdgezondheidszorg, effectiviteit van de verpleegkundige voorlichting. In: Heijnen-Kaales, Y. State of the art study van Verzorging en Verpleging. Eindrapportage, blz 382-425. Maarssen / Utrecht: Elsevier / LEVV.

Dogan, G., Dijke, A. van, en Terpstra, L. (2000). Wie zijn er moeilijk bereikbaar. Utrecht: NIZW.

Eijck, S.R.A. van (2006). Sturingsadvies Deel 1 Koersen op het kind. Den Haag: Operatie Jong.

GGD Amsterdam. (2008).

Goudriaan, G. en A.M. Vaalburg. (1998). De vraag als maat. Utrecht: NPCF.

Hermanns, J. (2007) In: Lieshout, P. van, Meij, M. van der en Pree, J. de. Bouwstenen voor betrokken jeugdbeleid, WRR-verkenningen nr. 15. Amsterdam: University Press.

Hermanns, J., Ôry, F. & Schrijvers, G. (2005). Helpen bij opgroeien en opvoeden: eerder, sneller en beter. Utrecht: Julius Centrum van de universiteit van Utrecht.

Hermanns, J. (2003). De aanpak van kindermishandeling. Wat werkt? Woerden: Co Act Consult.

Ince, D., Beumer, M., Jonkman, H. & M. Vergeer (2004). Veelbelovend en effectief. Overzicht van preventieprojecten en –programma´s in de domeinen gezin, school, kinderen en jongeren, wijk.

Utrecht : NIZW.

Kijlstra, M., Schulpen, T. en Prinsen, B. (2008). Kwetsbaar jong. Utrecht: SWP.

Leerdam, F. van c.s. (2005). Update programmeringsstudie effectonderzoek Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar. Utrecht: GGD Nederland / Erasmus Medisch Centrum / TNO / VU Medisch Centrum, Z-org / ZonMw.

Ministerie VWS (2002). Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Ministerie VWS (2004). Opvoed- en opgroeiondersteuning. De rol van de gemeente in het licht van de wet op de jeugdzorg. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Ministerie voor Jeugd en Gezin. (2007). Alle kansen voor alle kinderen. Den Haag

Ministerie van Jeugd en Gezin. (2008). Voortgangsrapportage CJG. Den Haag.

Prinsen, B. en Koch, W. 2001. Vragen staat vrij; naar een vraaggerichte opvoedingsondersteuning in de jeugdgezondheidszorg. Utrecht: NIZW.

Programmaministerie Jeugd en Gezin (2008). Basismodel Centrum voor Jeugd en Gezin. Den Haag.

Rutjes, L. (2009). Het CJG, ook om een beetje te chillen. Alexander en IVA ontwerpen spelsimulaties voor CJG. Jeugdbeleid, nr. 1.

Snijders, J. (2006). Ouders en hun behoeften aan opvoedingsondersteuning: factsheet. Utrecht:

NIZW Jeugd.

Speetjens, P., Linden, L. van der en Goossens, W. (2009). De kracht van opvoedingsondersteuning:

meer ouders bereiken met opvoedingsondersteuning. Utrecht: Trimbos-instituut.

Stichting Alexander (2008) ‘Een bekend gezicht’. Zwolse jongeren, ouders en professionals over het Centrum voor Jeugd en Gezin. Amsterdam.

Welling, M. (2003) Vraaggericht werken in de jeugdhulpverlening. Utrecht: Vilans.

Wit, C. de e.a. (2006). Opvoed- en opgroeisteun als lokale basisvoorziening. Eindhoven:

Gideongemeenten / KPC.

Zeijl, E., Crone, M., Wiefferink, K., Keuzenkamp, S. & M. Reijneveld (2005). Kinderen in Nederland.

Den Haag/Leiden: Sociaal Cultureel Planbureau / TNO Kwaliteit van Leven.

De onderdelen van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Inspiratie voor en door gemeenten. (2009)

Bijlage 1. Balans van beschermende en bedreigende factoren in de ontwikkeling van jeugdigen. Uit:

Bakker, Bakker e.a., 1997, p. 21

Bijlage 2

Hier p. 30 en 31 uit het pdf-document “Coomon core of skills…… zie in de map van het project op de H-schijf bij Uitwerking NJI/ Literatuur/ Inspiratie uit Engeland

Bijlage 3

Basismodel CJG

Factsheet Centrum voor Jeugd en Gezin

Waarom een CJG?

Met de Nederlandse jeugd en gezinnen gaat het over het algemeen goed en er zijn goede basisvoorzieningen aanwezig om jongeren in hun gezondheid en ontwikkeling te stimuleren, om ouders te ondersteunen bij de opvoeding en om problemen te voorkomen, signaleren en aan te pakken. Toch valt er in hulpverlening jeugd tussen wal en schip, kan meer worden gedaan om vroegtijdig problemen te signaleren en werken instanties nog onvoldoende samen. Het Kabinet wil met de ontwikkeling

van CJG dat snel, goed en gecoördineerd advies en hulp op maat vanzelfsprekend wordt (één gezin, één plan). CJG moeten bovenal laagdrempelige fysieke inlooppunten zijn waar (aanstaande) ouders,

kinderen en jongeren voor alles aangaande opgroeien en opvoeden terecht kunnen. Het Programmaministerie is samen met gemeenten, provincies, koepels en branches aan de slag deze ambities te realiseren.

Lokaal Maatwerk Naast het Basismodel zijn er veel

functies die op basis van lokaal maatwerk aan het CJG kunnen

● bundelt lokale functies en taken op gezondheid, opgroeien en opvoeden ● is een fysiek en laagdrempelig inlooppunt ● is in elke gemeente/wijk te vinden onder dezelfde naam ● heeft een positieve uitstraling gericht op preventie en signalering ● biedt echt advies en lichte hulp ● coördineert/schakelt met alle mogelijke voorzieningen op jeugdbeleid, gezondheidszorg en jeugdzorg ● zou mogelijkerwijs, indien

nodig, bemoeizorg kunnen arrangeren ● is van en voor een doelgroep van kinderen en jongeren van -9 maanden tot 23 jaar en hun ouders ● is

voor alle culturen even laagdrempelig ● is tevens vraagbaak voor professionals ● streeft naar uniforme signalering ● en, maakt gebruik

van verwijsindex en Elektronisch Kinddossier.

Implementatietraject

● 2007 Implementatiehandboek voor gemeenten ● 2008 realisering CJG in eerste fase door aan te sluiten bij reeds ontwikkelde ambities en

initiatieven ● 2011 landelijke dekking: elke gemeente een CJG.

Gemeentelijke Regie

Realisering van en regie op CJG is aan de gemeenten. De provincies (en stadregio’s) sluiten daar met hun Bureaus Jeugdzorg en zorgaanbieders

nauw op aan. Het Rijk zal in nader overleg treden ten aanzien van mogelijk wettelijke kader. Er is een bedrag oplopend tot 441 miljoen in

2011 beschikbaar. Voor details zie Bestuursakkoord met de VNG (Bestuursakkoord met IPO volgt).

Deze eerste contouren van het CJG zijn tot stand gekomen in samenwerking met:

Bijlage 4

Schema risicofactoren met toelichting (Richtlijn Eenheid van Taal)

Kindfactoren Toelichting

Ernstig prematuur < 34w en/ of geboortegewicht

< -2SD gewicht naar leeftijd

Kinderen geboren na een zwangerschap van minder dan 34 weken en/of met een

geboortegewicht onder –2SD gewicht naar leeftijd

Apgar < 6 na 5 min./ ernstige asfyxie / slechte start In ontslagbrief ziekenhuis /door huisarts of verloskundige benoemde Apgarscore < 6 na 5 min, ernstige asfyxie of slechte start.

Ernstig aangeboren afwijking Afwijking leidend tot chronisch ziek zijn of handicap

Adoptie- of pleegkind Jeugdige die langdurig niet bij de natuurlijke ouders woont

(ex-)Asielzoekerskind Gevluchte jeugdige die in afwachting is van een beslissing over de asielaanvraag en kind dat reeds in het bezit is van een A-status en dus voor onbepaalde tijd in Nederland mag blijven

Illegaal kind Jeugdige zonder geldige verblijfsstatus, dat

niet (meer) in afwachting is van de asielprocedure

Langdurig of chronisch ziek kind Jeugdige met een lichamelijke ziekte of afwijking, die hen voor een langdurige periode beïnvloedt. Bv. astma (indien medicamenteus behandeld), diabetes, epilepsie etc.

Overgewicht Overgewicht wordt bepaald met behulp van de

Body Mas Index (BMI). Voor de afkappunten wordt verwezen naar het signaleringsprotocol van het (Kenniscentrum Overgewicht)

Gedragsprobleem Afwijkend (niet bij de leeftijd passend) gedrag bij een jeugdige dat leidt tot problemen bij ouders, omgeving en/of bij de jeugdige zelf.

Achterstand in ontwikkelingsveld FM/A/P/SG (fijne motoriek/adaptatie/persoonlijkheid/sociaalgedrag)

Met behulp van een signaleringsinstrument vastgestelde achterstand in het

ontwikkelingsveld FM/A/P/SG.

Achterstand in ontwikkelingsveld communicatie Met behulp van een signaleringsinstrument vastgestelde achterstand in het

Kindfactoren Toelichting

ontwikkelingsveld communicatie.

Achterstand in ontwikkelingsveld grove motoriek Met behulp van een signaleringsinstrument vastgestelde achterstand in het

ontwikkelingsveld grove motoriek.

Spraak/taalstoornis Een stoornis in de opbouw van het spraak-

taalsysteem, tengevolge waarvan de spraak, het taalbegrip en/of de taalproductie zich in vergelijking met leeftijdsgenootjes langzamer of anders ontwikkelen.

Achterstand Nederlandse taal Meertalige jeugdige met een op grond van een signaleringsinstrument vastgestelde

achterstand in de Nederlandse taal. Hierbij is de taalontwikkeling in de eigen taal voldoende.

Kindfactoren Toelichting

Ouder- en gezinsfactoren Toelichting

Leeftijd moeder bij bevalling < 20 jaar idem

Alcohol- of drugsgebruik in de zwangerschap

Meer dan incidenteel alcoholgebruik. Elk drugsgebruik.

Geen gebruik JGZ of alleen vaccinaties Jeugdige en/of ouders verschijnen niet op de consulten of komen alleen voor de vaccinaties.

Opvoedingsproblemen Situatie waarin ouder(s) opvoedingsspanning, opvoedingscrisis of opvoedingsnood ervaren.

Zorgtekort Elke vorm van zorgtekort door de ouders/verzorgers. Hieronder valt ook lichameljke en psychische mishandeling en

verwaarlozing

Ontbreken sociaal netwerk Isolatie van het gezin zonder sociale steun van familie of omgeving.

Eénouder gezin Gezinsvorm waarbij één ouder geheel of grotendeels verantwoordelijk is voor de opvoeding van de jeugdige.

Langdurige

werkloosheid/arbeidsongeschiktheid ouder(s)

Kostwinner of beide ouders

Verzorgende ouder spreekt geen nederlands

Verzorgende ouder spreekt geen nederlands