• No results found

DETAILNIVEAU: FIJN (DEFINITIEF ONTWERP) .1 OMSCHRIJVING

GEOTECHNISCH- EN GEOHYDROLOGISCH ONDERZOEK

DINO-LOKET

4.6 DETAILNIVEAU: FIJN (DEFINITIEF ONTWERP) .1 OMSCHRIJVING

In de DO-fase zijn alle basiskeuzen voor ontwerp en deels voor de uitvoering gemaakt. Wat nu volgt is het verder uitdetailleren. Dit betreft zowel ontwerpaspecten als uitvoeringswijze en planningsaspecten.

De nu te verzamelen gegevens moeten voldoende zijn om het detail- en realisatieontwerp mogelijk te maken.

4.6.2 TYPEN BEREKENINGEN

In de DO-fase worden ontwerp- en toetsingsberekeningen uitgevoerd voor alle onderdelen van het ontwerp. Evenals in de vorige fase zal daarbij weer van de standaard geotechni-sche ontwerptools gebruik worden gemaakt. Afhankelijk van het type project kunnen ook meer geavanceerde berekeningen worden uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld eindige elementen analyses om de gronddeformaties en de stabiliteit nader te kunnen beoordelen. Daarnaast zal in deze fase uitgebreid aandacht worden besteed aan omgevingsbeïnvloeding. Denk hierbij aan horizontale en verticale gronddeformaties, trillingen en geluid.

4.6.3 TYPE EN HOEVEELHEID GRONDONDERZOEK

Het grondonderzoek voor de DO-fase is een verdere verfijning van het grondonderzoek. Over het algemeen is er dan ook voldoende grondonderzoek beschikbaar om het realisatieontwerp te maken.

Over het algemeen kan worden gezegd dat in deze fase alleen nog naar specifieke probleem-locaties gekeken zou moeten worden. Uit eerdere fasen moet het globale geotechnische en geologische beeld van de ondergrond voldoende duidelijk zijn.

Wel bestaat de mogelijkheid dat de risico analyse uit de vorige fase aanleiding geeft om aanvullend onderzoek te doen. Uiteindelijk zou het grondonderzoek voor deze fase zodanig van omvang moeten zijn, dat voor alle gesignaleerde geotechnische risico’s maatregelen kunnen worden vastgesteld.

Een minimale hoeveelheid grondonderzoek is dan ook voor deze fase niet aan te geven omdat dit volledig afhankelijk zal zijn van de specifieke eigenschappen van het project.

5

ONTWERP

5.1 INLEIDING

Het ontwerpproces van de kraanopstelplaats staat centraal in de handreiking en wordt toege-licht in paragraaf 5.2.

Het ontwerp van een kraanopstelplaats dient voldoende veilig te zijn en moet voldoen aan de vigerende normen. Er kan onderscheid worden gemaakt in de veiligheid van de kraan zelf en de veiligheid van de kraanfundering. Voor de toetsing van beide aspecten zijn aparte normen beschikbaar. Bij het bepalen van de kraanbelastingen en het toetsen van het draagvermogen dient rekening te worden gehouden met de verschillende veiligheidsfilosofieën van beide normen.

Uit de specificaties van de turbineleverancier volgen de uitgangspunten voor het ontwerp van de kraanopstelplaats. De volgende uitgangspunten dienen bekend te zijn ofwel vastgesteld te worden:

• Type te bouwen windturbine.

• Type kraan benodigd voor de bouw van de windturbine.1

• Belastingen op de kraanopstelplaats.

• Contactspanningen en bijbehorend contactoppervlak.

• Grondopbouw, grondparameters, grondwaterstand en stijghoogten. • Benodigde veiligheidsniveau en de risico’s.

• Ruimtebeslag.

• Functies en geometrie van de kraanopstelplaats. • Eisen vanuit de omgeving.

Aan de hand van de uitgangspunten wordt het ontwerp van een kraanopstelplaats gemaakt. Daarbij dient in ieder geval rekening te worden gehouden met de volgende aspecten:

• Ruimtelijke inpassing in de omgeving. • Drooglegging.

• Draagkracht of draagvermogen (dit bepaalt in het algemeen het type fundering). • Zettingen.

• Taludstabiliteit.

Het ontwerp van de kraanopstelplaats is onder andere afhankelijk van het type windturbine en de benodigde kraan. Dit zorgt in het ontwerpproces vaak voor knelpunten, omdat in een vroeg stadium deze keuzes vaak nog niet exact vastliggen. Hiervoor is afstemming benodigd tussen de verschillende partijen (turbineleveranciers, kraanverhuurders en ontwerpers). Belangrijk hierbij is het bespreken en vastleggen van de uitgangspunten door de verschillende betrokken partijen. Met name de belastingen vanuit de kraan en de rups- of stempeldrukken

1 Aanbevolen wordt om een kraanopstelplaats niet geschikt te maken voor slechts één type kraan, maar voor meerdere

op de ondergrond zijn belangrijke uitgangspunten en moeten voor alle partijen gelijk zijn. Door een goede afstemming hierover kan worden voorkomen dat de betrokken partijen verschillende uitgangspunten hanteren, met als gevolg een verkeerd ontwerp, het achteraf moeten aanpassen van het ontwerp en/of het onderschatten van geotechnische risico’s. Vanwege de afstemming van de uitgangspunten is het van belang om in een vroeg stadium te beginnen met het ontwerp van de kraanopstelplaats. Voor de ruimtelijke inpassing is dit van belang, omdat het raakt aan eventuele benodigde vergunningen. Maar dit geldt ook voor het geotechnische ontwerp. Door in een vroeg stadium te beginnen met het geotechnisch ontwerp kunnen geotechnische risico’s worden bepaald. Deze risico’s kunnen ook gevolgen hebben voor de oplossingsrichtingen in relatie tot de omgeving en voor eventuele benodigde vergunningen: denk aan het wel of niet toepassen van een fundering op palen, of het graven van sloten ten behoeve van de afwatering van de kraanopstelplaats.

In de onderstaande paragrafen zijn aanbevelingen opgenomen voor het ontwerp van een kraanopstelplaats. Indien mogelijk is hierbij onderscheid gemaakt tussen de verschillende ontwerpstadia (Voorontwerp versus Definitief Ontwerp).

5.2 ONTWERPPROCES

Het kader van het ontwerpproces is weergegeven in de processchema’s in Figuur 1.1 en Figuur 1.2.

Het is belangrijk om vast te stellen dat in de meeste gevallen de toe te passen kraanconfigu-ratie bij de start van het ontwerpproces nog niet bekend is. Pas in een laat stadium, net voor de bouw, wordt een definitieve kraankeuze gemaakt. De aannames voor de kraan aan het begin van het ontwerpproces worden daarom meestal gedaan op basis van:

1. Specificaties van de turbinefabrikant (vaak blijft dit beperkt tot een oppervlaktedruk die de opstelplaats moeten kunnen weerstaan).

2. Ervaringsgetallen van de ontwerper.

Het ontwerp en de aanleg van de opstelplaats worden hierop gebaseerd.

Het is daarom van het grootste belang dat er op tijd voor de hijsoperatie een verificatie plaats-vindt van de aangelegde opstelplaats op basis van de uiteindelijk gekozen kraanconfiguratie. Op die wijze kan de geschiktheid van de opstelplaats voor de gekozen kraan worden vastge-steld. Nog te vaak wordt dit niet / niet op tijd gedaan met als gevolg schade en / of stagnatie van het hijsproces.

Het is in het belang van alle betrokken partijen (turbineleverancier, kraanbedrijf, civiele aannemer, opdrachtgever) dat er een dergelijke verificatie plaatsvindt. De ontwerper van de opstelplaats voert deze verificatie bij voorkeur uit, maar er kan ook voor een onafhankelijke controlepartij worden gekozen.

Een ander aandachtspunt in dit proces is de aanname die voor het ontwerp wordt gedaan. Het komt voor dat er, omwille van besparing, bewust een lagere ontwerpbelasting wordt aange-nomen. Er wordt daarbij voorgesorteerd op het aanbrengen van extra kraanschotten welke de oppervlaktedruk op het kraanvlak verder moeten verdelen. Hiermee wordt feitelijk een deel van de ontwerpverantwoordelijkheid naar een andere partij (vaak de kraanverhuurder) geschoven. Men moet zich echter realiseren dat de kraanverhuurder geen expertise heeft om te beoordelen of er voldoende spreiding door de schotten optreedt. De spreiding die schotten

kunnen realiseren is afhankelijk van stijfheden en stijfheidsverhoudingen van schotten in relatie tot de ondergrond. Het is daarom het uitdrukkelijke advies om de schottenconfigu-ratie direct mee te nemen in het ontwerp van de kraanopstelplaats.