‘Maar, man, die tekst is subliem... fantastisch!’ valt Tony Geiser haar in de rede.
‘Neem een stoel en schuif bij. Wat drink je?’
‘Een glas bier.’
‘Je hebt er toch niets tegen dat we die liedjes reeds lieten registreren bij Sabam?’
zegt hij naast zijn neus weg terwijl hij een gelegenheidsdienster wenkt. ‘Het mochten
eens wereldsuksessen worden... Je kunt nooit weten.’ Hij knipoogt zelfverzekerd
naar Estella. ‘Vijf procent auteursrechten, schikt je dat?’
‘Ik hoef helemaal niets te hebben,’ stamel ik verbouwereerd. ‘“Bloedrode Honig” is
een vergeten jeugdzonde, en “Groenland” schreef ik om Estella een genoegen te
doen. Ik zou me schamen mocht ik daar geld voor opstrijken...’
‘Nog zo'n idealist,’ smaalt hij. ‘Enfin, voor mijn part... Gezondheid! Bah, dit bier
is lauw...’ Met tegenzin werkt hij een teug naar binnen. ‘Ik zou de recette hier vandaag
wel eens willen zien. In feite is het toch een schande, nietwaar? De inrichters ronselen
wat afgedankte spullen en koopjes bij de neringdoeners uit de buurt, en die rommel
schenken ze dan aan de mensen die de show komen maken...’
‘De opbrengst gaat steeds naar een of ander liefdadig werk,’ wijst Estella hem
terecht. ‘Niemand heeft hier persoonlijk profijt bij, en tenslotte staat het elke
deelnemer vrij al of niet van de partij te zijn.’
‘Al die geveinsde liefdadigheid begint me stilaan de oren uit te lopen,’ zegt Tony
Geiser. Hij kijkt nonchalant van ons weg.
In de zaal is Frank Berkman één van zijn eindeloze intermezzograppen aan het
uitspinnen. Estella staat op en neemt haar gitaar. ‘Ik ga me omkleden,’ zegt ze
gefroisseerd. ‘Ik moet trouwens absoluut ook nog wat repeteren.’
Tony Geiser kijkt onverholen naar haar benen als ze weggaat. ‘Is me dat een griet,’
fluistert hij verrukt. ‘De man die met haar in één bed geraakt, is aan het opperste
aardse genot toe. Wat denk jij?’
‘Estella is inderdaad een mooie vrouw,’ geef ik onwennig toe.
‘Ik ben er bijna zeker van dat ze nog maagd is. Jongens, wat een figuurtje!’ Hij
strekt wellustig de armen voor zich uit.
‘Maar ze is preuts, dat is een feit... Er moet heel wat diplomatie én gewiekste
taktiek aangewend worden om tussen haar benen te geraken!’
‘Is het jou daarom te doen?’ vraag ik nogal onbeschaamd.
Hij grinnikt. ‘Ik versmaad nooit iets appetijtelijk vrouwelijks. Jij wel?’
‘Ze heeft talent als zangeres,’ antwoord ik ontwijkend.
‘Dat is waar.’ Hij steekt een sigaret op en blaast de rook genoeglijk naar boven.
‘Enfin, vandaag wint ze.’
‘Ik hoop het. Het is een nieuw lied. Als het in de smaak van de jury valt...’
‘Het is zeker, dat ze wint,’ zegt hij staccato. ‘Dat is zo afgesproken, dus...’
Verbluft kijk ik op. ‘Heb jij de juryleden omgekocht?’
‘Neen, maar ik heb dat geregeld met Frank Berkman en Alewijn Lafroi.’
‘Vervalsen zij de resultaten dan?’
‘Zij dirigeren de resultaten.’
‘Dat begrijp ik niet...’
‘Ben jij naïef, zeg! Is het je dan nog niet opgevallen dat deze zangwedstrijden
geregeld een andere laureaat of laureate hebben? Een conférencier als Frank Berkman
en een begeleider als Alewijn Lafroi moeten van deze rondreizende kompetities
leven; zij moeten ervoor zorgen dat ze zoveel mogelijk kandidaten mét een talrijke
aanhang liefst telkens weer aanlokken, en dàt precies kunnen ze niet als ze alleen
maar de beste kandidaten aan hun trekken laten komen... dus zorgen ze voor
afwisseling, aanmoediging, spanning als je wil.’
‘Maar zoiets is toch korrupt!’
‘Wat, mijn waarde, is niet korrupt tegenwoordig?’
‘En als iemand al deze konkelarijen nu eens aan het licht bracht... in de pers
bijvoorbeeld?’
‘Iedereen zou zeggen dat het leugens waren van een of andere naijverige
gefrustreerde pummel. De mensen zijn immuun geworden tegen sensatie en
korruptieschandalen. Neem nu Estella: is ze er in al haar engelachtigheid niet heilig
van overtuigd dat deze wedstrijden korrekt verlopen? Ze durft in het ergste geval
alleen maar denken dat het sommige juryleden aan kompetentie mangelt... Het is
ontroerend!’
Op dat ogenblik klopt iemand mij joviaal op de schouder: in een aureool van
zeemzoete vriendelijkheid hangt het kale hoofd van Egide Eliaans boven mij. ‘Dag,
Willem!’ zegt hij.
‘Hoe maak je het?’ Zonder boe of ba gaat hij tegenover mij zitten.
Tony Geyser staat op. ‘Ik ga eens kijken of mijn poulain zich niet te zenuwachtig
maakt,’ zegt hij verontschuldigend.
‘De smeerlap!’ sist Egide hem na. Hij grimlacht verachtelijk.
‘Heeft hij je wat misdaan?’ vraag ik geïntrigeerd.
‘En of!’ Egides kaakbeenderen bewegen heen en weer, de verontwaardiging gloeit
in zijn ogen. ‘Tony Geiser is de grootste schoft die ooit de zangwedstrijden
afschuimde. Destijds speelde hij het klaar nagenoeg elke week in de jury te zetelen.
Ik zou het geld eens bij elkaar willen zien dat hij toen toucheerde!’ Hij schuddekopt
en snuift. ‘Maar dat is het ergste niet... Hij heeft Cindy mee naar Antwerpen
getroggeld. Ze was toen zestien jaar, en ze zou van hem muzieklessen krijgen... gratis,
drie maanden lang, elke week driemaal... Je ziet van hier wat voor lessen ze kreeg!
Hij heeft haar ziek geneukt. Ik ben ervoor bij een vrederechter te Herentals geweest.
Weet je wat die me aanraadde? Geef je dochter de pil, zei hij, dan kan haar toch niets
gebeuren... Kun je je zoiets voorstellen?’
‘Is Pamela niet hier?’
Zijn spinnijdig gezicht begint als bij toverslag te glunderen. ‘Die komt toekomende
vrijdag uit in de finale te Schilde! Ze heeft nu kennis met één van de inrichters daar,
een vent met konnekties in de B.R.T.-kringen. Onthoud mijn woorden: Pamela wordt
een grote vedette, in een stel en een sprong... Ach ja, ze vroeg of je al muziek
gekomponeerd hebt bij haar tekst, je weet wel...’
‘Ik ben ermee bezig,’ zeg ik vaag. Het zweet breekt me uit. Het is zwoel. ‘Ik denk
dat we nog een onweer krijgen.’ Ik wrijf met zijn zakdoek over mijn voorhoofd en
sta op. ‘Ik heb een afspraak met een vriend op de markt. Tot straks!’ Ik trek mijn
jasje uit en gooi het over mijn schouder. Zo slenter ik naar mijn wagen. De lucht is
een mengeling van zwarte meren en gele rivieren. De gedachte aan Estella en de
kuiperijen rond haar is onuitstaanbaar. Ik ben machteloos, ik kan niet ingrijpen, ik
kan alleen maar toeschouwer zijn bij een spel dat ik
verafschuw, ik moet mij terugtrekken en mijn wonden likken voordat ik verminkt
of dodelijk gekwetst word. Illusies hoef ik niet meer te koesteren, dat weet ik. Op
een televisie-antenne zit een merel onverdraaglijk mooi te fluiten.
X
's Anderendaags in de vooravond wandel ik naar het gehucht De Del. Daar woont
Marinus Kiewits, een kunstschilder, bij wie de ouders van zwakke kinderen sedert
jaren hun honig kopen. Marinus is de voorzitter van de lokale bijenboerenbond. Sinds
mensenheugenis is hij de grootste imker van de Kempen: hij eksperimenteert met
verschillende rassen en procédés, chartert vrachtwagens om de korven en kasten van
de hele streek telkens weer naar die plaatsen over te brengen waar de
fruitboombloesems of de witte klaver of de heide het meest beloven, weet kolonies
In document
Robin Hannelore, Bloedrode honig · dbnl
(pagina 73-78)