• No results found

Demografische kenmerken

4 Factoren van invloed op radicaliseringsprocessen (literatuur en interviews)

4.3 Demografische kenmerken

Nu we weten welke behoeftes de religieuze en politieke oriëntaties van moslimjongeren beïnvloeden, willen we graag weten welke individuele factoren invloed hebben op het radicaliseringsproces. We bespreken hier de invloed van leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, etniciteit en gezinssituatie op de ontvankelijkheid voor radicalisering.

Leeftijd. Het is te verwachten dat voornamelijk jongeren ontvankelijk zijn voor radicalisering. Jongeren zijn gemiddeld meer dan ouderen georiënteerd op de Nederlandse samenleving en hebben veel meer dan ouderen last van de integratieparadox. Ouderen willen, volgens de respondenten, gewoon rustig leven en zijn minder bezig met vraagstukken van acceptatie en discriminatie. Jongeren willen meedoen en geaccepteerd worden, en bij hen komen discriminatie, stigmatisering en uitsluiting harder aan. De kans op een moreel vacuüm is daardoor bij ouderen ook minder groot dan bij jongeren. Ook omdat zij sterke wortels in de cultuur van het moederland hebben, waarin het geloof een uitgekristalliseerde plek heeft.

Leeftijd is ook volgens Buijs e.a. het meest eenduidige kenmerk van radicaliserende moslims in het Westen. En hoewel extremisten over het algemeen te boek staan als jonge mannen van begin twintig, tekent zich de trend af dat jongeren steeds jonger radicaliseren.

Zestien jaar is geen ongewone leeftijd om te radicaliseren. We kunnen zeggen dat radicalisme zich grotendeels beperkt tot jongeren in de leeftijd tussen vijftien en achter in de twintig. Ook

volgens de informanten zijn het vrijwel uitsluitend jongeren die radicaliseren. En ook de Hofstadgroep bestaat uitsluitend uit zeer jonge mensen. Mohammed B. was met zijn 26 jaar een van de oudsten. Uit de gesprekken en uit de informatie over de extremistische jongeren in Nederland krijgen we de indruk dat het vooral gaat om jongeren tussen 14 en 25 jaar. Hoewel de jongeren in de Hofstadgroep veelal (islamitisch) getrouwd zijn met elkaar, lijkt het dat jongeren in het algemeen tegen het moment dat ze gaan trouwen zich minder recalcitrant van de samenleving afkeren en ‘rustig worden’.

Geslacht. Jongens en meisjes lopen even veel kans om te radicaliseren omdat zij evenveel frustraties hebben, zo is de mening van de respondenten. Ook zien we dat de Hofstadgroep bestaat uit zowel jongens als meisjes. Wij hebben ook het idee dat jongens en meisjes eenzelfde soort zoektocht hebben naar de voorschriften voor een goede moslim. Ook hebben ze beide te maken met discriminatie. Jongens worden weliswaar vaker negatief afgebeeld in de media, maar meisjes die hoofddoekjes dragen worden vaak vreemd aangekeken en vervelend aangesproken. Wel zijn er verschillen. Meisjes zijn voor het merendeel van de respondenten onzichtbaar, zij begeven zich haast niet op straat om te hangen of te spelen.

Veel respondenten geven aan dat meisjes zelfbewuster en mondiger zijn, dat meisjes het vaak beter doen op school en vaak beter geïntegreerd zijn, en dat meisjes bewuster met het geloof omgaan en consequenter zijn. Uit de literatuur blijkt bovendien dat meisjes ook kritischer zijn en minder loyaal ten aanzien van tradities dan jongens (Demant 2005). Wat betreft de bereidheid tot geweld zijn de meningen verdeeld. Aangezien meisjes niet op straat hangen lijken zij minder in aanraking te komen met (kleine) criminaliteit. Daarnaast kunnen sommige van onze respondenten zich niet voorstellen dat vrouwen geweld zouden kunnen gebruiken.

Een andere informant spreekt echter van de trend dat meisjes in een rap tempo een criminele inhaalslag maken. Ook Buijs signaleert dat met betrekking tot radicalisering de emancipatie onder meisjes zich voltrekt. Hoewel ze (nog) niet direct betrokken lijken te zijn bij gevallen van bedreigingen of geweld lijken ook zij in toenemende mate aangetrokken te worden tot het radicale gedachtengoed.

Opleidingsniveau. De invloed van opleidingsniveau is niet eenduidig. Lager opgeleiden zijn in het algemeen meer achtergesteld dan hoger opgeleiden, maar hoger opgeleiden hebben waarschijnlijk meer last van relatieve deprivatie omdat zij meer energie hebben gestoken in het nastreven van hun ambities en hoge verwachtingen hebben. Ook hebben zij waarschijnlijk meer last van de integratieparadox: juist hun gerichtheid op Nederland maakt dat de berichtgeving in de media – die zij wellicht nauwer volgen – hen meer raakt, wat ze meer ontvankelijk voor radicalisering kan maken. Wel vinden processen van secularisatie en liberalisering vooral plaats onder hoger opgeleiden.

Religieuze achtergrond. Buijs e.a. beschrijven dat met betrekking tot de religieuze achtergrond, de meeste radicalen ‘wedergeborenen’ zijn. Dit zijn jongeren die wel een islamitische achtergrond en opvoeding hebben, maar een tijd lang niet of nauwelijks hun geloof hebben gepraktiseerd. Zij hebben, overigens net zoals bekeerlingen, de mogelijkheid een nieuwe binding met het geloof aan te gaan in een andere, meer radicale, vorm. Bij jongeren die altijd al een sterkere binding met het geloof hebben gehad en bij wie het geloof nog steeds aanspreekt, is het minder waarschijnlijk dat zij een geheel nieuwe (radicale) geloofsinvulling kiezen.

Etniciteit. Bijna alle informanten hebben de indruk dat het vooral Marokkanen zijn die radicaliseren. In de gesprekken worden Marokkanen vergeleken met Turken en worden moslims van andere etniciteiten niet genoemd. Ook spreekt niemand over bekeerlingen,

terwijl er relatief veel autochtone bekeerlingen betrokken zijn bij het islamitisch radicalisme in Nederland (Buijs, Demant en Hamdy 2006).

Er zijn al veel verschillen tussen Marokkanen en Turken aan de orde gekomen. We zagen al dat Turken gemiddeld een kleinere sociaal-economische achterstand hebben en minder vaak werkloos zijn. De politieke participatie is hoger onder Turken, zij zijn beter georganiseerd en zijn vaker actief als vrijwilliger. Marokkanen liggen veel vaker onder vuur in de media dan Turken. En Turken zoeken meer dan Marokkanen de vrienden in de eigen etnische groep, ze zijn meer traditioneel en hebben een sterkere etnische identiteit. Bij de Turkse jongeren lijkt er minder sprake te zijn van een generatiekloof dan bij Marokkaanse jongeren en de religieuze zoektocht is verwarrender voor Marokkaanse jongeren dan voor Turkse omdat de Turken betere aanspreekpunten hebben. Ten aanzien van orthodoxe overtuigingen is de verhouding tussen de etnische groepen niet geheel duidelijk. De gegevens uit de Burgermonitor, waaruit naar voren komt dat Turken orthodoxer zijn dan Marokkanen en in tegenstelling tot Marokkanen juist meer naar de moskee gaan in plaats van seculariseren, staan tegenover de resultaten uit het SCP-onderzoek waarin Marokkanen meer orthodox en minder seculier naar voren komen dan Turken.

Ook onze respondenten zien duidelijk verschillen tussen Turken en Marokkanen.

Volgens hen hebben Turken een sterke etnische identiteit en een hechte gemeenschap, terwijl Marokkanen een minder sterke etnische identiteit hebben en een minder hechte gemeenschap.

Turken zijn actiever, ondernemend en meer oplossingsgericht, terwijl bij de respondenten Marokkanen veelal bekend staan om hun ‘slachtoffermentaliteit’ die elke oplossing vanuit hen zelf in de weg lijkt te staan. Turken hebben sterk de neiging om in de gemeenschap hun problemen op te lossen, en doen dat volgens de respondenten ook redelijk goed. Turkse jongeren worden veel beter in de gaten gehouden door hun ouders en de gemeenschap dan Marokkaanse jongeren. Turkse ouders lijken sterker dan Marokkaanse ouders verantwoordelijkheid voor hun kinderen buitenshuis te voelen. Veel Marokkaanse ouders zien de verantwoordelijkheid voor hun kinderen buitenshuis als taak van de maatschappij. Voor Turkse jongeren zijn er ook meer activiteiten, lijkt het.

Op basis van factoren zoals de integratieparadox en het moreel vacuüm van de Marokkaanse jongeren, het sociaal kapitaal in Turkse gemeenschap en de beeldvorming over Marokkanen is te verwachten dat Marokkanen meer dan Turken ontvankelijk zullen zijn voor radicalisering. Dit is ook wat de respondenten aangeven. Hoewel een enkeling opmerkt dat radicalisering onder Turken gevaarlijk kan zijn, denken de meeste respondenten aan Marokkanen als zij het hebben over radicalisering. Zij denken bij radicalisering meer aan Marokkanen dan aan Turken omdat zij verwachten dat de Turken binnen hun gemeenschap een groter vermogen hebben problemen op te vangen en dat door de hechtheid daarvan jongeren zich minder buitengesloten voelen. Onze informanten waarschuwen ons echter voor de geslotenheid van de Turkse gemeenschap die het erg moeilijk maakt om erachter te komen wat zich precies afspeelt in de Turkse gemeenschap en in hoeverre Turkse jongeren vatbaar zijn voor radicalisering.

Gezinssituatie. Radicale jongeren komen, zoals soms gesuggereerd wordt, niet gemiddeld meer uit gebroken gezinnen. Voor zover bekend, treffen we onder de islamitisch radicalen in West-Europa geen opvallend percentage uit gebroken gezinnen aan (Buijs, Demant, Hamdy 2006: 244).

Hoewel er ons niets bekend is over de gemiddelde woonomstandigheden van islamitisch radicalen in West-Europa, worden we door enkele respondenten gewezen op het effect van een slechte woonsituatie. Krappe woningen voor grote gezinnen leiden tot conflicten tussen ouders en kinderen en leiden ertoe dat kinderen hun heil en ruimte vaker

buitenshuis zoeken, waardoor ze waarschijnlijk meer ontvankelijk zijn voor invloeden van buitenaf – misschien ook voor radicaliserende invloeden.

‘De woonsituatie is in veel gevallen problematisch. Grote gezinnen in kleine woningen geven

aanleiding tot conflicten tussen jongeren en ouders. Jongeren hebben vaak geen ruimte om huiswerk te maken of om thuis te zitten.’ Beleidsmedewerker in Zeeburg.

Operationalisering in Burgermonitor. De demografische en sociologische kenmerken die opgenomen zijn in de Burgermonitor zijn etniciteit, leeftijd, generatie, opleiding, geslacht, inkomen, werk en grootte van het huishouden.

Variabelen in de Burgermonitor: Demografische variabelen

• Etniciteit (Marokkaans of Turks)

• Leeftijd

• Generatie (1e of 2e generatie migrant)

• Opleiding

• Geslacht

• Inkomen

• Werk (wel of geen werk)

4.4 Samenvattend en concluderend

Om radicalisering tegen te gaan is het belangrijk de context van radicalisering goed te begrijpen. Dit hoofdstuk beschreef de situatie van veel moslims in Nederland, en welke behoeften er onder hen leven die kunnen leiden tot radicalisering. Te onderscheiden zijn een politiek-activistische, een sociaal-culturele en een religieuze dimensie.

De politiek-activistische dimensie van radicalisering sluit aan bij een dringende behoefte aan rechtvaardigheid. Hoewel de kritiek zich niet specifiek op Amsterdam richt, hebben veel moslims in Nederland het gevoel dat zij achtergesteld worden en dat er in Nederland met twee maten gemeten wordt. Ook denken velen dat in de internationale arena het westen het op de islam gemunt heeft. Het is belangrijk deze onvrede constructief te kunnen vertalen naar (politieke) actie. Maar ook op dit vlak zien we achterstand. Allochtonen hebben een lagere politieke participatie, waarschijnlijk door een lager politiek zelfvertrouwen.

Ook speelt een onderschrijving van de democratische, seculiere, moderne waarden een rol.

Hoe groter de verschillen tussen de waarden van een individu en de samenleving, hoe groter de kans dat hij de samenleving als minder legitiem gaat zien en afstand gaat nemen. En hoewel er processen zijn van liberalisering en secularisering onder moslims, zijn moslims meer conservatief en meer religieus dan autochtonen.

De sociaal-culturele dimensie van radicalisering gaat over binding en acceptatie. Er is sociaal gezien een kloof tussen moslims en niet-moslims in Nederland, en er is weinig onderling contact. Dat is onwenselijk, aangezien meer onderlinge interetnische contacten leiden tot meer begrip, onderlinge waardering, en minder negatieve stereotypen. Ook zijn organisatienetwerken onder moslims de laatste jaren gefragmenteerd, wat kan leiden tot een afname in maatschappelijk en politiek vertrouwen. Een gevoel van binding en acceptatie is belangrijk voor een positief zelfbeeld. Een gebrek aan een positief zelfbeeld maakt mensen star en defensief, het vergroot de kansen op slachtofferdenken en op terugtrekking op de eigen groep.

De religieuze dimensie heeft betrekking op een behoefte aan houvast en zingeving.

Het omgaan met de vrijheden van de modernisering, met een hybride identiteit en een moreel vacuüm in een situatie waarin er een grote kloof met de ouders is, stelt veel moslimjongeren

voor een grote uitdaging. Vaak is er naast deze onderzekerheden ook sprake van een zoektocht naar antwoorden op existentiële vragen van ‘wie ben ik?’ en ‘wat wil ik?’. Religie kan hierop antwoorden geven en houvast bieden. Het kan enerzijds zorgen voor binding met anderen en een gevoel van eigenwaarde geven, en tegelijkertijd schept het een kader om als moslim in de Nederlandse samenleving te leven.

Met betrekking tot persoonlijke kenmerken verwachten we dat jongeren een grotere kans hebben te radicaliseren dan ouderen, en Marokkanen meer dan Turken. Meisjes en jongens lijken even ontvankelijk te zijn voor radicalisering. Het invloed van opleidingsniveau is niet eenduidig. Hoger opgeleiden lijken meer ontvankelijk te zijn voor de ideologische kant van radicalisering, maar lager opgeleiden zijn meer orthodox en vatbaarder voor beïnvloeding.

Nu we een beter beeld hebben van de context waarin radicalisering zich afspeelt kunnen we begrijpen wat het radicale gedachtegoed te bieden heeft. De radicale indeling van de wereld in vriend en vijand en in goed en kwaad werkt verhelderend en versimpelend. Met deze beschrijving van de onrechtvaardige strijd tussen vriend en vijand komt dit wereldbeeld tegemoet aan de onrechtvaardige situatie zoals velen die ervaren, en biedt deze uitleg van de wereld handvatten om de eigen complexe emoties van woede en frustratie op een simpele manier te onderbouwen. Tegelijkertijd zorgt de nadruk op solidariteit en broederschap met alle moslims voor binding en een gevoel van saamhorigheid. En door het gevoel van superioriteit draagt identificatie als moslim bij tot een vergroting van de eigenwaarde. De duidelijke regels scheppen daarnaast voor velen het duidelijke kader waar zo’n behoefte aan is.

De vergelijking tussen de vertogen van democratisch actieve moslims en radicale moslims in het onderzoek van Buijs, Demant en Hamdy laat zien dat het radicale gedachtegoed zo zijn voordelen heeft ten opzichte van hetgeen de democraten te bieden hebben. Hoewel het uitgangspunt van de democratisch actieven (namelijk ‘meedoen’ om de uitwassen in de, op zichzelf goede, samenleving aan te pakken) krachtig en emancipatoir is, heeft het democratisch vertoog minder te bieden op het sociaal-culturele vlak en met betrekking tot zingeving. Zij heeft geen pasklare antwoorden op moeilijke vragen, bijvoorbeeld met betrekking tot zaken als de individuele vrijheid, de plek van religie, de rol van het gezin en de verbondenheid met de gemeenschap. En ook aan een democratische versie van de islam moet nog vorm gegeven worden. Daarbij voelen veel democratisch actieve moslims zich enerzijds onbegrepen door de eigen etnische groep en anderzijds niet volwaardig geaccepteerd door de Nederlandse samenleving. Het radicale vertoog biedt daarentegen duidelijkheid, houvast, zekerheden en acceptatie. Het bestaat uit duidelijke voorschriften wat te doen en wat te laten, het biedt een identiteit om trots op te zijn en verbondenheid met nabije broeders en zusters en de wereldwijde moslimgemeenschap.

Tegelijkertijd levert religiositeit het respect op van ouders en vrienden.