• No results found

De Deense cartoons 5

In document Religie, binding en polarisatie (pagina 45-49)

Op 30 september 2005 publiceerde de Deense krant Jyllands-Posten een kort artikel van de hoofdredacteur, Carsten Juste, waarin hij repte over de overgevoeligheid voor kritiek van degenen die de islam in het publiek representeerden. Bij het artikel werden twaalf cartoons

4 De Open brief van Mohammed Bouyeri aan Ayaan Hirsi Ali is te vinden op:

http://www.9lives.be/forum/algemene-discussies/268594-open-brief-van-mohammed-b-aan-van-gogh-en-hirsi-ali.html.

5 Strikt genomen gaat het, zoals ook Klausen (2009: 6) opmerkt, om karikaturen ofwel spotprenten. Over het algemeen wordt met de term ‘cartoon’ gedoeld op een narratieve structuur, die hier ontbreekt. Omdat de term ‘cartoon’ zo ingeburgerd is, geven we in dit onderzoek –met Klausen hieraan de voorkeur.

46

gepubliceerd onder de kop ‘Het gezicht van Mohammed’, waaronder de later zeer bekend geworden cartoon van een man met een bom en de islamitische geloofsbelijdenis in zijn tulband van Kurt Westergaard.6 De cartoons beoogden volgens de Jyllands Posten het rechtvaardigen en legitimeren van terroristische daden met een beroep op de profeet

Mohammed aan de kaak te stellen (Klausen 2009: 22). De publicatie van de cartoons leidde in de maanden die volgden tot een heftig debat in Denemarken en diplomatieke protesten en vanaf begin 2006 tot ernstige ongeregeldheden in het Midden-Oosten, India en Afrika (Klausen 2009: 106-113). Op 18 februari 2006 vielen bijvoorbeeld bij protesten in de Libische stad Benghazi achttien doden. De Internationale Bond van Islamitische geleerden onder voorzitterschap van de bekende Yusuf al-Qaradawi, riep op tot een boycot van Deense producten indien men geen excuses voor de cartoons zou aanbieden (Klausen 2009: 106). Als redenen voor de verontwaardiging kunnen genoemd worden het afbeelden van de profeet Mohammed, hetgeen niet toegestaan is volgens vele, vooral soennitische orthodoxe moslims, het afbeelden op een zodanige wijze dat hiermee kritiek wordt uitgeuit aan het adres van de profeet waar deze binnen de islam op een grote verering en liefde kan rekenen, maar vooral de minachting die zou spreken uit de wijze waarop volgens vele islamitische autoriteiten de Deense overheid op de protesten reageerde, namelijk lange tijd in het geheel niet (Klausen 2009: 27). Hiernaast was er sprake van manipulatie en misverstand, waardoor de zaak verder escaleerde. Zo kwamen er ook cartoons met een beledigende en seksuele connotatie in omloop die niet tot de oorspronkelijke twaalf behoord hadden (Klausen 2009: 7). De cartoonkwestie houdt de gemoederen tot op de dag van vandaag bezig.

Jytte Klausen stelt in haar studie over de cartoon affaire dat deze snel escaleerde door de opkomst van nieuwe media. Als de Jyllands-Posten de cartoons niet in een online editie had gepubliceerd, dan hadden alleen de reguliere abonnees ze gezien. Hierin school ook het nieuwe van de crisis. Satelliet TV, mobiele telefoons, blogs en online chatrooms maakten dat de

cartoons de Deense context ontstegen (Klausen 2009: 4). Gesteld kan dus worden dat met de opkomst van de nieuwe media islamkritiek en anti-islamisme een nieuwe wending namen. Breedband internet en het ontstaan van sociale netwerken, youtube en andere communicatie kanalen veranderden de communicatie. Representatie langs de weg van het beeld ging sinds de tachtiger jaren van de vorige eeuw teksten vervangen. Deze omwenteling zelf, alsmede de bewustwording ervan, wordt wel aangeduid als de ‘pictorial turn’ (Mitchell 1986; Bakewell 1998; Belting 2005).

Fitna

Op 3 september 2004 maakte het toenmalige VVD Tweede Kamerlid Geert Wilders zich los van zijn fractie en richtte de Groep Wilders op. Enige tijd later vormde hij hieruit de Partij voor de Vrijheid (PVV). Vanaf eind 2006 ging Wilders zich steeds feller tegen de islam richten (Fennema 2010: 149). Op 28 november 2007 kondigde hij publiekelijk in De Telegraaf aan een film voor te bereiden over de Koran. Na een lange periode waarin het verschijnen werd aangekondigd, verscheen op 27 maart 2008 de film Fitna. Gelet op de vele, vaak zeer kritische uitlatingen die het Tweede Kamerlid reeds gedaan had en de onrust die was uitgebroken in Europa en het Midden-Oosten na de publicatie van de Deense cartoons, ontstond een duidelijk voelbare spanning in het land. Die werd nog versterkt door de aankondiging dat in de film op demonstratieve wijze duidelijk zou worden gemaakt dat de Koran wegens zijn vermeende gewelddadige karakter beter verscheurd kon worden. Anders dan de Deense overheid, die gedurende lange tijd doof bleef voor de signalen van islamitische kant, anticipeerde de Nederlandse overheid op het verschijnen van Fitna. Door de voorpubliciteit rond de film

6

Tien cartoons zijn te zien op: http://www.elsevier.nl/web/Nieuws/Buitenland/66695/De-gewraakte-Deense-cartoons.htm.

47 weigerden vele media de film te publiceren. Fitna beleefde uiteindelijk zijn première op het internet (vgl. Klausen 2009: 57). Eerst werd deze op de website van de PVV geplaatst, later op de website Liveleak. Fitna toont een serie beelden van moslims en geweld. Ook toonde de film aan het slot de bekendste van de Deense cartoons, de bovengenoemde cartoon van Kurt Westergaard. Het statische beeld van deze cartoon wordt begeleid door een tikkend geluid.7 Het is hier niet de plaats om de veelheid van reacties, nationaal en internationaal, te

analyseren. Wel moet hier worden gewezen op de wijze waarop de Nederlandse overheid zich voorbereidde op het verschijnen van de film (Klausen 2009: 56-57). Zoals we hieronder zullen zien wordt door vele actoren, ook door de leiding van de organisaties die door ons onderzocht zijn, opgemerkt dat de houding van de overheid belangrijk is geweest.

Naar aanleiding van de incidenten rond de Deense spotprenten had de Nederlandse overheid in 2006 de werkgroep ‘Deense spotprenten’ of de ‘Cartoonwerkgroep’ opgericht, die later omgedoopt werd in ‘Scenariowerkgroep’ (zie Tweede Kamer, 2007-2008, 31200VI, nr. 169). Deze breed samengestelde werkgroep was door de Ministerraad ingesteld en bestond uit vertegenwoordigers van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties, Justitie, Wonen, Wijken en Integratie, Economische Zaken, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, het Landelijk Korps Politiediensten en het Openbaar Ministerie. Het voorzitterschap was in handen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb). De werkgroep richtte zich op wat zij zag als een nieuw type internationale crisis waarbij een land het doelwit wordt van heftige

verontwaardiging in binnen- en buitenland als gevolg van een als provocatie ervaren uiting. Vier kenmerken typeren dit fenomeen: “een hoge snelheid van (internationale) communicatie, een grote samenhang van binnen- en buitenlandse actoren en factoren, bewuste agitatie door een aantal personen of groeperingen en grote persoonlijke en collectieve veiligheidsrisico’s.” (Idem: 2) De werkgroep stelde zich ten doel dergelijke fenomenen te monitoren, te identificeren en na te gaan welke strategieën toegepast zouden kunnen worden voor het geval Nederland mikpunt van nationale en internationale verontwaardiging en onrust zou worden. Ze bereidde

bestuurlijke en veiligheidsmaatregelen in binnen- en buitenland voor.

Vanaf het moment in het najaar van 2007 dat bekend werd dat Wilders van plan was een korte film over de Koran uit te brengen, kwam de Scenariowerkgroep frequent bijeen om de situatie en mogelijke toekomstige scenario’s te bespreken. Men nam de situatie hoog op omdat het kabinet vermoedde dat Wilders voornemens was de film af te sluiten met het verscheuren en verbranden van een deel van de Koran en er rekening mee hield dat dit tot hevige reacties onder moslims in binnen- en buitenland zou kunnen leiden (Ministerie van Justitie en Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2007; Ministerie van Justitie 2007; vgl. Elsevier, 26 juli 2008)). Tijdens de wekelijkse persconferentie na afloop van de ministerraad van 18 januari en 29 februari trad minister-president Jan Peter Balkenende naar buiten over deze kwestie. Het standpunt van de Nederlandse regering omvatte de volgende punten:

- Nederland kent een traditie van vrijheid van meningsuiting, godsdienst en levensovertuiging,

- tegelijkertijd kent Nederland een traditie van respect, verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid,

- de heer Wilders wordt opgeroepen om in vrijheid en verantwoordelijkheid te handelen, mede met het oog op de belangen van Nederlanders en Nederland in verschillende landen,

7

Het letterlijke transcript van Fitna is te vinden op: www.watzeggenzenoueigenlijk.nl/wp-content/uploads/Fitna-transcript.pdf. De film is te zien op:

48

- uitingen van Wilders als individuele volksvertegenwoordiger vallen niet samen met die van de Nederlandse regering,

- Nederland is een rechtsstaat waarin een vermeende overtreding van de wet door dhr. Wilders niet door de overheid maar eventueel door de rechter dient te worden veroordeeld (vgl. Rijksoverheid, Nieuwsberichten persconferenties minister-president Balkenende, 18-01-2008, 29-02-2008).

Deze boodschap werd allerwegen uitgedragen door bewindspersonen, ambtenaren,

diplomaten en ambassadeurs. Zo bracht Ahmed Aboutaleb, de toenmalige staatssecretaris van Sociale Zaken, dit standpunt over aan de leden van de Arabische Liga op de top van de Europese Unie en die Liga op Malta op 12 februari 2008. Op 28 januari 2008 namen enkele Nederlanders van Marokkaanse afkomst het initiatief tot de oprichting van de koepelorganisatie Landelijk Beraad Marokkanen (LMB). Dit ad-hoc samenwerkingsverband zette zich met grote ijver ervoor in dat moslims in Nederland en daarbuiten ‘kalm en waardig’ op de film zouden reageren. Begin 2008 gaf FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, het Factbook The Position of Muslims in the Netherlands: Facts and Figures (2008) uit dat onder journalisten in de islamitische wereld werd verspreid (vgl. El Madkouri 2008).

Van oudsher onderhoudt het Ministerie van Justitie contact met kerkelijke organisaties in Nederland. Daarnaast heeft het Ministerie van Wonen, Wijken en Integratie (WWI) regulier contact met moslim- en migrantenorganisaties. In de periode voorafgaande aan en kort na het verschijnen van Fitna heeft overleg plaatsgehad tussen deze instellingen en enkele

levensbeschouwelijke organisaties.8 Minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin zei over de achtergrond en de uitkomst daarvan:

“De film van de heer Wilders wekt de indruk dat de islam, de moslims onder onze medeburgers verantwoordelijk zijn voor geweld en criminaliteit en voor gruwelijkheden die hij in vertoning heeft gebracht. Die voorstelling van zaken is vals en wakkert angst aan. Het overgrote deel van de moslims in ons land en daarbuiten verwerpt geweld. Wie dat niet wil zeggen, lost geen problemen op, maar veroorzaakt ze. Dat splijt de samenleving, dat drijft een wig in de samenleving tussen mensen van goede wil, moslims en christenen, joden, humanisten en andersdenkenden. In die geest heb ik ook als minister die verantwoordelijk is voor de relaties met de kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag, samen met mijn collega mevrouw Vogelaar, de gesprekken gevoerd. Een eerste gesprek vond al plaats lang voordat de film werd uitgebracht, maar op het moment dat de discussie in ons land speelde. Een gesprek vond plaats vorige week vrijdag, na het uitbrengen van de film. Wij hebben in die gesprekken van de toonaangevende geestelijke leiders van de verschillende godsdienstige en

levensbeschouwelijke gemeenschappen die ons land rijk is, ervaren dat zij achter ons staan. Wat nog belangrijker is, dat zij achter deze fundamentele waarden van de rechtstaat [sic] staan.” (Tweede Kamer, Handelingen 2007-2008, nr. 70, 4880-4921)

Op 27 maart 2008 kwam Fitna uit. Onmiddellijk na het verschijnen van de film nam het kabinet in een persverklaring bij monde van minister-president Jan Peter Balkenende afstand van de film (Tweede Kamer, 2007-2008, 31402, nr.1). Yusuf Altuntas van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) stelde dat “Wilders met zijn film de grens van het toelaatbare opzoekt, maar hij niet over de grens heengaat.” (NRC Next, 28 maart 2008) Altuntas meende tevens dat het gros van de moslims kalm op de film zou reageren. De heftige reacties in binnen- en

buitenland waarvoor aanvankelijk werd gevreesd, bleven uit. Het Landelijk Beraad Marokkanen (LBM) reageerde opgelucht. (vgl. El Madkouri 2008). Op 30 maart verscheen een artikel van Minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen in de Arabische krant As-Sharq al-Awsat,

8

Aan dat overleg namen vertegenwoordigers deel van: CMO, CGI, Vereniging van Imams in Nederland (VIN), Raad van Kerken, CIO, SKIN, Hindoe Raad Nederland (HRN), Humanistisch Verbond (HV), Boeddhistische Unie (BUN), Bisdom Rotterdam, Inspraakorgaan Turken (IOT), Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders (SMN), Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON), Landelijk Beraad Marokkanen: LBM. Bron: medewerker WWI. Van dit beraad is geen verslag gemaakt.

49 waarin hij aandrong op dialoog in plaats van provocatie als methode om verschillen tussen culturen te overbruggen (As-Sharq al-Awsat 2008). Op 1 april 2008 volgde een gedenkwaardig Kamerdebat waarin Geert Wilders minister Ernst Hirsch Ballin uitmaakte voor leugenaar toen die aangaf dat Wilders, in een vertrouwelijk overleg van Wilders met de NCTb, had aangegeven wat de inhoud van de film zou worden en meedeelde dat hij van plan was aan het eind van de film delen van de Koran te verscheuren en in brand te steken. “Ik wordt hier belazerd, belazerd door de Minister van Justitie met dit vod van een verklaring die leugens bevat …”. De minister zei de waarheid te spreken (Tweede Kamer, Handelingen 2007-2008, nr.70, 4880-4921; Tweede Kamer, Handelingen 2007-2008, nr.70, 4924-4937; vgl. Ministerie van Justitie en Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2007) en Ministerie van Justitie (2007)).

In 2009 was enige tijd sprake van een vervolg op Fitna, aangeduid als Fitna 2. Uit uitlatingen van Geert Wilders kon worden opgemaakt dat hij in deze film wilde voortborduren op de boodschap van de eerste film. Later deelde Wilders echter mee voorlopig af te zien van Fitna 2. Op 1 april 2011 gaf Geert Wilders echter aan dat hij in 2011 met een vervolg op Fitna 1 zal gaan komen die zal gaan over “het barbaarse leven van de zieke geest Mohammed” (NRC Handelsblad, 1 april 2011).

Wat het standpunt van het kabinet Balkenende IV was inzake het publieke optreden van Geert Wilders en Fitna werd in maart 2010 op een FORUM-conferentie over Social Diplomacy in the Transmediterranean Relations door minister Verhagen nog eens helder verwoord:

“In the Netherlands, as elsewhere, diversity has come to be viewed not so much as a source of cultural enrichment, but as a threat. Many Dutch people fear radicalisation, and their fears are fuelled by international terrorist attacks in the name of Islam. This, together with a general feeling of unease by globalization, has resulted in rising tensions between groups of people with different cultures, customs and beliefs. These tensions are disguised or denied by some and fuelled by others. I believe both responses are wrong. Downplaying tensions does not do justice to people’s legitimate concerns. Fuelling conflict, on the other hand, is equally irresponsible. Look at how Geert Wilders has influenced the public debate over the past years. Look at what he’s doing in the run-up to the June 9 elections. His method is simple: he plays people off against one another – in a highly distasteful fashion, I might add. He is not looking for common ground, uphold shared values or work toward a constructive solution based on these shared values. In fact his approach is the opposite of constructive: by spreading fear and hatred, he is only destroying, not building. And in the process, he is damaging the interest of the Dutch people and the reputation of the Netherlands in the wider world. If we allow discrimination and hatred to spread, this will only lead to segregation, polarization, escalation and eventually confrontation. We should not condemn religions, but rather people and groups who abuse religion to achieve their ends through violence. Islam is not the problem. There are more than 800,000 people in the Netherlands with roots in the Islamic world, about 5.3% of our population. The overwhelming majority of them adheres to the values and rules of Dutch society and participates in Dutch society. The problem is not their religion, but the fact that some abuse religion to spread hatred and intolerance.” (Verhagen 2010: 18-19)

In document Religie, binding en polarisatie (pagina 45-49)