• No results found

3.5 Landschapsecologische beschrijving

3.5.5 Deelgebied 5 Strand

Ecologische gebiedsbeschrijving

Het zeer brede strand langs het gehele eiland verdient een korte eigen bespreking omdat zich hier zulke opvallende processen afspelen. Bovendien is het de laatste decennia over een lengte van ca. 14 kilometer maar liefst 500-700 meter breed geworden. Vermoedelijk hangt dit samen met een toegenomen zandstroom vanuit het westelijke zeegat sinds de afsluiting van de Lauwerszee (1969). Op de zuidelijke helft van dit strand is over een lengte van ca. 8 kilometer een groen strand van 200- 300 meter breed ontstaan (o.a. Figuur 3.52). De begroeiing met een oppervlakte van ca. 150 hectare, bestaat uit zilte pioniervegetaties, zoete vegetaties die kenmerkend zijn voor kalkrijke duinvalleien en droge pioniervegetaties op lage embryonale duintjes.

Aan de westzijde van het eiland bij paal 2 en 3 begon de aangroei later, onder invloed van de aanlanding van een zandplaat omstreeks 1984.

Figuur 3.52. deel van het strand ter hoogte van paal 7. Opvallend element is het groene strand.

De laatste 10 jaren is tussen paal 4 en 7 een omslag waar te nemen van aangroei naar afslag (momenteel ca. 25 meter per jaar). Op basis van de aangroei- en afslagpatronen in het verleden wordt verwacht dat deze omslag zich de komende jaren meer naar het oosten zal gaan manifesteren (ten Haaf & Buijs 2008). Overigens wordt ingeschat dat het recent ontwikkelde groene strand daardoor niet volledig zal verdwijnen, omdat zich in de buitendelta weer een nieuwe zandplaat ontwikkelt die het eiland nadert. Daarmee dient zich binnen enkele decennia mogelijk weer een nieuwe fase van uitbouw aan.

Vanwege het vermoedelijk tijdelijke en van zeer speciale omstandigheden

afhankelijke karakter, kunnen de geschetste processen en de resulterende patronen niet als algemeen handvat voor natuurbeleid en –beheer gehanteerd worden. Wel kunnen aan dit fenomeen een aantal op zich natuurlijke processen duidelijk

geïllustreerd worden. Zo valt op dat de ontwikkelingen langs de duinboog (2A), ten westen van paal 7, een heel ander verloop kennen dan die langs het voormalig washovercomplex (3) ten oosten van paal 7. Langs het westelijk deel is onder invloed van sterke kwel vanuit de aangrenzende duinboog, of 2A1 centraal duingebied een ca. 200 meter breed, permanent met zoet water verzadigd strand aanwezig waarop de duinvalleivegetatie gedijt. (zie ook de hydrologische

dwarsdoorsnede in Figuur 3.25) Het zand is hier tot aan het oppervlak gereduceerd. Overstromingen met zout water hebben geen invloed op de vegetatieontwikkeling omdat het niet kan infiltreren en daardoor de wortels niet bereikt. Ook vinden hier geen morfologische veranderingen plaats omdat het natte zand niet kan verstuiven. Langs het voormalig washovercomplex is dit geheel anders. Hier ontbreekt een substantiële achterliggende zoetwaterbel die voor grondwateraanvoer zorgt. Hier zijn duinvalleivegetaties dan ook minder aanwezig. Wel zakt de grondwaterstand hier weg wanneer gedurende langere tijd geen overstroming vanuit zee plaatsvindt. Gevolg hiervan is dat het zand gaat stuiven en dat zich embryonale duintjes

(habitattype H2110) vormen. Bij hoge tijen snijden zich vervolgens op regelmatige afstand prielen en slenken in, die zout water aan- en afvoeren naar en vanaf de voet van de stuifdijk. Daar heeft zich een oost-west lopende slenk gevormd in de autosporen die zijn ontstaan bij het strandrijden. Bij afwezigheid van de stuifdijk zouden hier vermoedelijk de bestaande washoversystemen geactiveerd zijn en zou mogelijk zand naar binnen afgezet zijn.

Wat betreft de toekomst van de hoofdvorm ‘strand en vooroever’, kan gesteld worden dat deze afhangt van het verder verloop van de grootschalige

kustprocessen langs Schiermonnikoog. Zoals eerder vermeld zal de huidige geleidelijke achteruitgang tussen paal 4 en paal 7 zich de komende jaren verder naar het oosten voortzetten om mogelijk daarna weer een aangroeifase te ondergaan. Gezien de grote zandreserves die opgebouwd zijn zal er de komende decennia vanuit veiligheidsoverwegingen vermoedelijk geen behoefte zijn aan zandsuppleties langs de Noordzeekust van Schiermonnikoog. (zie ook kader hieronder) Vanuit natuurbeheer is die noodzaak ook niet aanwezig. Wel is het van belang te leren van de verdere geomorfologische en ecologische ontwikkelingen op het (groene) strand.

Uit het Kustlijnkaartenboek 2014 van Rijkswaterstaat (met de resultaten van de jaarlijkse toetsing van de kustlijn):

Schiermonnikoog (kustvak 2, kaarten 48 t/m 46)

De kustlijn van Schiermonnikoog ligt minimaal 60 meter zeewaarts van de basiskustlijn (BKL). Als de huidige trends aanhouden, zijn tot 2018 geen overschrijdingen te verwachten. De verwachting is dat de erosietrend zal afnemen waardoor de BKL overschrijdingen nog later in de tijd zullen plaatsvinden of uit zullen blijven. De huidige achteruitgang is het grootst van raai 302 t/m 820, met gemiddeld 18 meter per jaar. Op deze plek wordt een strandhaak

Strand met H2110 embryonale duintjes op Schiermonnikoog Habitattypen van het Strand (figuren 3.29 en 3.46)

Het groene strand ligt achter een nu eens afvlakkend dan weer opbouwend veld van embryonale duintjes (habitattype H2110). Van buiten naar binnen zijn behalve de embryonale duintjes ook zilte pioniervegetaties met zeekraal H1310A en veel zilte pioniervegetaties met zeevetmuur H1310B en schorren en zilte graslanden H1330A (kweldervegetaties) aanwezig. Verder is opvallend dat tussen paal 5 en 7 een uitgestrekte oppervlakte kalkrijke vochtige duinvallei H2190B op het strand

aanwezig is, met daarin knopbies, groenknolorchis, moeraswespenorchis en andere kenmerkende plantensoorten. Ook ten oosten van paal 7 ontwikkeld zich aan de voet van de stuifdijk een vegetatie met veel soorten van kalkrijke duinvalleien zoals groenknolorchis en parnassia die hier beiden in grote getale voorkomen.

Beheer en recente maatregelen van het Strand

Op het strand wordt geen actief beheer gevoerd. Wel worden de strandovergangen toegankelijk gehouden, waarbij wel eens een embryonaal duin wordt weggeschoven. Over het geheel zijn de volgende beheerzaken aan de orde:

1. Dynamisch kustbeheer 2. Recreatieve zonering

Ad 1 Langs de zeereep wordt de basiskustlijn gehandhaafd. Op Schiermonnikoog is de trend dusdanig dat er geen maatregelen zoals zandsuppleties nodig zijn. Op grond van metingen en modellen verwacht Rijkswaterstaat dat dit tot 2018 en ook daarna niet het geval zal zijn (zie ook kader op vorige bladzijde).

Ad 2 In het BIP+ (Braat, 2011) wordt de volgende recreatieve zonering onderscheiden zie ook Figuur 3.53):

1. Een zone met extensief gebruik en nauwelijks recreatieve voorzieningen. Deze zone omvat het grootste deel van het eiland en het strand.

2. Een zone met matig intensief recreatief gebruik, een hogere padendichtheid en hoger voorzieningenniveau. Deze zone omvat de Westerduinen en het

Westerplasgebied.

3. Een zone met relatief intensief gebruik ten noorden van het dorp. Hier liggen camping en horecavoorzieningen. 3+= Activiteitenstrand.

Figuur 3.53. Recreatieve zonering Schiermonnikoog.

Ten oosten van strandpaal 10 (= binnen zone 1) is tijdens de broedperiode alleen een strook langs de waterlijn toegankelijk voor publiek. Bovendien is het op het hele eiland verboden om groepen rustende vogels al dan niet opzettelijk te verjagen. De APV wordt gehandhaafd door de politie. Medewerkers van Natuurmonumenten hebben geen BOA (=Bijzonder Opsporingsambtenaar) bevoegdheid.