• No results found

Beoordeling Natuurbeschermingswet

4.4 Toetsing en beoordeling van huidige activiteiten

4.4.5 Beoordeling Natuurbeschermingswet

Uit de analyse van de huidige activiteiten komt naar voren dat deze activiteiten in een groot aantal gevallen geen probleem vormen voor de

instandhoudingsdoelstellingen. Voor een aantal activiteiten, die met name aan het strand gebonden zijn, zijn er wel (mogelijke) knelpunten geconstateerd, maar deze zijn met een beperkt aantal mitigerende maatregelen op te lossen. Voor al deze activiteiten geldt wel de voorwaarde dat zij in vorm, locatie, omvang en tijd niet in betekenende mate wijzigen ten opzichte van de getoetste situatie. Als er sprake is van uitbreiding van deze activiteiten, dan dienen deze uitbreidingen alsnog getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet.

Hieronder wordt op basis van de toetsingen de huidige activiteiten in het kader van de Natuurbeschermingswet ingedeeld in de volgende categorieën:

Categorie 1: Vrijgestelde vergunningplichtige activiteit, zonder specifieke voorwaarden

Op Schiermonnikoog zijn er geen vergunningplichtige activiteiten, die zonder specifieke voorwaarden vrijgesteld kunnen worden.

Categorie 2: Vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten, met specifieke voorwaarden

Er zijn vergunningplichtige activiteiten, die alleen onder specifieke voorwaarden geen significante effecten op de Natura 2000-doelstellingen hebben. Deze activiteiten zijn met inachtneming van de generieke en specifieke voorwaarden, genoemd in het beheerplan, vrijgesteld van vergunningplicht.

Voor Schiermonnikoog geldt dit voor de activiteiten van Thijs’ Vliegerparadijs. Voor deze activiteiten is op 22 november 2013 de Nb-wetvergunning verlengd tot 1 januari 2017 of tot het moment van onherroepelijk worden van het Beheerplan Natura 2000 ‘Duinen Schiermonnikoog’ en ‘Noordzeekustzone’. De voorwaarden,

zoals verbonden aan het besluit van 5 december 2008, kenmerk 00787131, worden ook verbonden aan dit besluit.

Na het vaststellen van de Natura 2000-beheerplannen ‘Schiermonnikoog’, ‘Noordzeekustzone’ en ‘Waddenzee’ zijn de activiteiten van Thijs’ Vliegerparadijs vrijgesteld van de vergunningplicht, mits voldaan wordt aan de voorschriften, welke als bijlage 6 toegevoegd zijn aan dit beheerplan. Deze voorschriften zijn

overgenomen uit de Nb-wetvergunning van 5 december 2008 (kenmerk 00787131) bijbehorende verlengingen van 03 december 2010 (kenmerk 00913997) en 22 november 2013 (kenmerk 01085887)

Vrijgestelde vergunningplichtige activiteiten, onder voorwaarden in de Natura 2000 beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee (Ministerie vaan Infrastructuur en Milieu / Rijkswaterstaat)

Delen van het eiland liggen binnen de begrenzingen van de deelgebieden

Noordzeekustzone en Waddenzee (zie Figuur 1.1.) zoals het Noordzeestrand, het Westerstrand, het Rif, de kwelders en de Balg.

Voor de Waddenzee en Noordzeekustzone zijn afzonderlijk ook beheerplannen opgesteld (door Rijkswaterstaat, zie ook literatuurlijst). Ook in die beheerplannen worden de huidige activiteiten binnen die deelgebieden beschreven en beoordeeld op hun effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor die deelgebieden. Er is voor wat betreft de huidige activiteiten deels een overlap tussen de drie beheerplannen. Zo zijn de activiteiten, welke bijvoorbeeld op het strand

plaatsvinden meegenomen in het beheerplan Schiermonnikoog, maar vallen ook onder het beheerplan Noordzeekustzone. Wanneer er voor de huidige activiteiten op Schiermonnikoog in dit beheerplan mitigerende maatregelen opgenomen zijn, gelden deze ook voor de beide andere beheerplannen. In de beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee wordt dan ook verwezen naar de mitigerende maatregelen in het beheerplan Schiermonnikoog.

Andersom is dit ook het geval. Voor een beperkt aantal activiteiten zijn in de beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee voorwaarden opgenomen ten behoeve van de vrijstelling van vergunningplicht. Deze vrijstellingen en

voorwaarden zijn ook voor deze activiteiten van toepassing op het eiland Schiermonnikoog. Dit geldt voor de onderstaande activiteiten:

 Onderhoud Oever- en waterbouwkundige constructies;

 Regulier onderzoek en monitoring (geldt voor de Natura 2000-deelgebieden Waddenzee en Noordzeekustzone)

 Beheer- en inspectievluchten (laagvliegen)  Zandsuppleties;

Deze activiteiten vallen in categorie 2 - onder voorwaarden vrijstelling van vergunningplicht. De voorwaarden per activiteit worden vermeld in bijlage 3 van beide beheerplannen. Deze vrijstellingen van vergunningverlening met voorwaarden zijn onverkort ook van toepassing op het beheerplan van Schiermonnikoog.

Het onderhoud aan Oever- en waterbouwkundige constructies komt in de lijst met

huidige activiteiten (Tabel 4.3, o.a. de nummers 25 t/m 31) van het beheerplan Schiermonnikoog voor.

In de beheerplannen Waddenzee en Noordzeekustzone worden aanvullende

voorwaarden gegeven in bijlage B3.3.4. (Onderhoud waterbouwkundige constructies (veer-)havens en andere dergelijke constructies. Deze vrijstelling en voorwaarden zijn dus ook van toepassing op het beheerplan Schiermonnikoog.

Onderzoek en monitoringsactiviteiten zijn opgenomen in de lijst met huidige

activiteiten (Tabel 4.3, de nummers 55 t/m 65). In paragraaf 4.4.5 is aangegeven dat activiteit 62 ‘Vogels vangen en ringen’ en 65 ‘Wetenschappelijke onderzoeken flora en fauna’ afzonderlijk vergund blijven.

In de beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee worden voor onderzoek- en monitoringsactiviteiten aanvullende voorwaarden gegeven in bijlage B3.3.6.

(Voorwaarden monitoring- en onderzoeksactiviteiten (regulier)). Deze vrijstelling en voorwaarden zijn dus ook van toepassing op het beheerplan Schiermonnikoog.

De beheer- en inspectievluchten van Rijkswaterstaat staan niet in de lijst met

huidige activiteiten van Schiermonnikoog (Tabel 4.3). Wel wordt er de activiteit 165 ‘Vliegverkeer’ vermeld, maar deze is algemener dan de beheer- en

inspectievluchten. Er zijn in het beheerplan Schiermonnikoog geen mitigerende maatregelen of voorwaarden voor dit gebruik opgenomen.

In de beheerplannen Waddenzee en Noordzeekustzone zijn wel voorwaarden opgenomen voor deze activiteiten, die ook kunnen plaatsvinden langs de kust van Schiermonnikoog. Deze voorwaarden worden vermeld in de bijlage B3.3.8. (Luchtvaart – laagvliegen gelimiteerde doelgroep civiele taken) van de

beheerplannen Waddenzee en Noordzeekustzone. Deze vrijstelling en voorwaarden zijn ook van toepassing op het beheerplan Schiermonnikoog.

De activiteit Zandsuppleties is niet opgenomen in de lijst van huidige activiteiten van

het beheerplan Schiermonnikoog, omdat deze activiteit de afgelopen twee decennia niet is voorgekomen op of rond Schiermonnikoog. Er worden voor Schiermonnikoog op dit moment geen suppleties voorzien in de 1e beheerplanperiode. Desondanks kan in de komende jaren blijken dat er door de dynamiek in de Noordzeekustzone wel suppleties nodig zijn op of rond Schiermonnikoog. Voor het behoud van de basiskustlijn en daarmee de veiligheid van Schiermonnikoog zullen er dan ook suppleties ingepland en uitgevoerd kunnen worden.

Zand- of kustsuppleties zijn gericht op het dynamisch handhaven van de

basiskustlijn door het op peil houden van het zandvolume van het kustfundament ter voorkoming van erosie van de kust (de kustlijnzorg). Het gaat daarbij om een bescherming van alle functies; natuur in duingebieden, bewoners van kustplaatsen of bijvoorbeeld drinkwaterputten.

De systematiek van de zandsuppleties is steeds gelijk: structurele erosie tegengaan. Structurele erosie wordt vastgesteld op basis van de ligging en de trend van de actuele kustlijn ten opzichte van de basiskustlijn (zeewaarts of landwaarts ervan). Bij een overschrijding van de basiskustlijn in combinatie met een landwaartse trend wordt besloten tot een suppletie. Een suppletie wordt ontworpen voor de verwachte erosie van een jaar of 4 tot 5. In de meeste gevallen is de situatie na 5 jaar dus weer ongeveer als op het moment van suppleren. Het jaarlijkse totale

suppletievolume vanuit de kustlijnzorg (onderhoud) voor het gehele Nederlandse kustgebied is tot dusver gemiddeld circa 12 miljoen m3 zand (V&W, 2009). Deze 12 miljoen m3 is als maximum genomen bij de toetsing van dit beheerplan. De

zogenaamde ‘zwakke schakels’ zijn niet ingecalculeerd bij dit totale volume. ‘Zwakke schakelprojecten zijn niet meegenomen bij de toetsing voor dit beheerplan, omdat deze – in de zin van dit beheerplan – worden beschouwd als nieuwe, toekomstige projecten. Voor deze projecten, die Nb-wetvergunningplichtig zijn, moeten aparte Nb-wettoetsingen (passende beoordelingen) worden opgesteld.

De meest ingrijpende activiteit bij zandsuppleties vindt plaats op de bodem van de Noordzee, daar waar het zand gewonnen en gestort wordt (vooroeversuppletie). De vooroeversuppleties worden besproken in het beheerplan Noordzeekustzone.

De strandsuppleties worden ook meegenomen, gezien hun mogelijk directe invloed op de habitattypen of vogelsoorten op de stranden. Strandsuppleties kunnen sedimentatieprocessen beïnvloeden en daarmee een effect hebben op de habitattypen zilte pionierbegroeiingen en schorren en zilte graslanden. Het habitattype embryonale duinen ondervindt mogelijk een effect door bedekking of vergraving of door het gebruik van te grof zand (verstuift moeilijker). Dit laatste heeft mogelijk ook gevolgen voor de habitattypen witte duinen, grijze duinen en vochtige duinvalleien. Daarnaast kan verstoring van de bontbekplevier, de strandplevier en dwergstern optreden en kunnen hun nesten bedekt worden door strandsuppleties.

Kustsuppleties, zowel de vooroever- als de strandsuppleties, zijn in de Natura 2000- beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee opgenomen als huidige activiteit en vrijgesteld van Nb-wet vergunningsplicht. De voorwaarden, als zijnde de mitigerende maatregelen bij deze suppleties, worden in beide beheerplannen beschreven. De in het beheerplan Noordzeekustzone en beheerplan Waddenzee opgenomen vrijstelling met voorwaarden (respectievelijk bijlage B3.3.1. en bijlage B3.3.2) is onlosmakelijk verbonden met het beheerplan Schiermonnikoog en dus ook van toepassing op dit beheerplan.

Categorie 3: Vergunningplichtige activiteiten, die afzonderlijk vergund blijven

Voor de volgende activiteiten vormt het beheerplan geen vrijstelling van de vergunning- plicht. Deze activiteiten zijn nu reeds vergund middels een NB-wet- vergunning en blijven dat ook.

Het gaat hier om de onderstaande activiteiten:  Vogels ringen (activiteit nr. 62).

 Wetenschappelijke onderzoeken (activiteit nr. 65)

Voor de twee bovenstaande activiteiten geldt dat deze nu jaarlijks vergund worden en inhoudelijk qua activiteit ook jaarlijks variëren. Daar is een vrijstelling van vergunningplicht middels dit beheerplan niet gewenst of mogelijk. Dit is met de betrokken partijen bij het verlenen van de vergunning ook zo gecommuniceerd. Categorie 4: Niet-vergunningplichtig activiteiten, misschien wel mitigatie vereist

Deze categorie wordt gevuld met het 'bestaande gebruik'. Het gaat om activiteiten die voor 31 maart 2010, dat is de inwerkingtreding van de Crisis- en Herstelwet, of later tot de ter visie legging van het beheerplan in het Natura 2000-gebied

plaatsvonden.

In dit beheerplan is geanalyseerd of het bestaande gebruik zonder probleem doorgang kan vinden, òf dat er aanleiding is om randvoorwaarden te stellen. In het eerste geval is het vergunningvrij. In het tweede geval kunnen de activiteiten eveneens zonder vergunning worden voortgezet, wanneer het binnen de aangegeven randvoorwaarden plaatsvindt. Wanneer vervolgens blijkt dat de uitvoering van een activiteit niet binnen de voorwaarden wordt uitgevoerd, kan het bevoegd gezag gebruik maken van de aanschrijvingsbevoegdheid die de wet geeft. Op grond daarvan kan het bevoegd gezag degene die 'bestaand gebruik' uitoefent verplichten om passende maatregelen te treffen om negatieve effecten tegen te gaan.

Op basis van de toetsingsmethodiek, zoals beschreven in paragraaf 4.3 en het achtergronddocument “Toetsing huidige activiteiten Schiermonnikoog”, is voor de niet-vergunningplichtige activiteiten (categorie 4) bepaald of er knelpunten zijn tussen de activiteiten en de Natura 2000-doelen. Door de uitkomsten van de globale

en de cumulatietoets is het mogelijk de van oudsher niet-vergunningplichtige activiteiten in te delen in de 3 categorieën:

C4.1. Geen negatief of zelfs positieve effecten op het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen

Een groot gedeelte van de huidige activiteiten, zoals beschreven in de groslijst met huidige activiteiten hebben geen negatief effect op de behouddoelstellingen. Deze activiteiten zijn terug te vinden in Tabel 4.3 en hebben alleen een groene kleur gekregen in deze tabel. Deze activiteiten waren al vergunningsvrij en blijven dat ook.

C4.2. Beperkte negatieve effecten op het bereiken van de instandhoudings-doelstellingen

De activiteiten, welke in Tabel 4.3. aangeduid zijn met een oranje kleur, hebben op zichzelf een beperkt negatief effect op habitattypen of vogels. Afzonderlijk is het effect per activiteit beperkt, maar gezamenlijk kan er toch sprake zijn van een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen. Dit is vooral mogelijk, wanneer het betreffende habitattype of de doelsoort een

uitbreidingdoelstelling heeft en/of kwetsbaar is door een afname in oppervlakte of in aantal.

Dit vraagt om extra aandacht, vooral wanneer er meer activiteiten zijn, die op dezelfde habitattypen of doelsoorten een soortgelijk beperkt negatief effect hebben. Deze cumulatieve toetsing vindt dan plaats in de cumulatietoets.

Voor een beperkt aantal huidige activiteiten met een beperkt negatief effect (oranje gekleurd in Tabel 4.3.) zijn mitigerende maatregelen opgesteld. Deze maatregelen zijn genummerd en zijn qua nummer terug te vinden per activiteit in de laatste kolom.

Deze mitigerende maatregelen zorgen ervoor dat de betreffende activiteiten vergunningvrij blijven en dat de instandhoudingsdoelstellingen gerealiseerd kunnen worden. De volgende mitigerende maatregelen dienen genomen te worden om de realisatie van de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen in combinatie met de huidige activiteiten mogelijk te maken.

Mitigerende maatregel 1: Het afsluiten van het pad onder aan de stuifdijk voor voertuigen

Door veelvuldig gebruik is het pad uitgesleten en verdicht en gaat het steeds meer fungeren als een getijdegeul, waar zeewater in stroomt bij vloed. In het BIP+ 2011 - 2022 wordt daarom voorgesteld om het rijden over het pad onder aan de stuifdijk te beperken. Hiervoor is in het kader van het BIP+ afgesproken dat dit in de

vergunningsvoorwaarden van de gemeente opgenomen zal worden. Dit is daardoor te beschouwen als een afdoende mitigerende maatregel.

Pad onder aan de stuifdijk voorbij paal 7

Mitigerende maatregel 2: Het verplaatsen van de strandactiviteiten naar een deel van het activiteitenstrand.

Dit deel is het strandgedeelte tussen de strandovergang van de Badweg en van het Jacobspad / Paal 5. Deze maatregel is opgenomen in het BIP+ 2011 – 2022 en is inmiddels al ingevoerd.

De zonering wordt in de brochure ‘Welkom op Schiermonnikoog’ weergegeven op een kaartje en is terug te vinden in Figuur 4.3. Recreatieve zonering op het strand.

Mitigerende maatregel 3: Een flexibele zonering van het strandgebruik instellen om verstoring onderling en ten aanzien van aanwezige fauna op het strand te

voorkomen.

Gezien het dynamische karakter van het strand is het gewenst om de noodzakelijke flexibiliteit te betrachten in de functietoekenning (op welk deel van het strand kan een bepaalde vorm van strandgebruik uitgeoefend worden) van bepaalde

recreatievormen. Deze maatregel is al opgenomen in het BIP+ 2011-2022. In maart van ieder jaar zullen nadere afspraken met de verschillende partijen gemaakt worden. Aanwezig bij dit gesprek zijn de gemeente Schiermonnikoog, Natuurmonumenten en de (georganiseerde) strandgebruikers. De gemeente neemt het initiatief voor het organiseren van het gesprek. De Werkgroep Beheer van het Nationaal Park wordt geïnformeerd over de afspraken.

De afspraken die gemaakt worden, hebben enerzijds betrekking op

veiligheidsaspecten van het recreatieve gebruik onderling en met andere gebruikers van dit deel van het strand waaronder zwemmers, huifkartochten etc.

Anderzijds zullen er ook afspraken worden gemaakt om de verstoring van de (soms) aanwezige fauna tot een minimum te beperken. Hierbij kan gedacht worden aan nadere gebiedsafbakening van de verschillende gebruikers, het ontwikkelen van een gedragscode, het ontwikkelen van een voorlichtingsflyer en het evalueren van de

verschillende vormen van strandgebruik en de effecten hiervan. Ten behoeve van de evaluatie moet duidelijk zijn wie wat doet en welke gegevens gebruikt worden. Ook de bebording bij de strandopgangen zal worden aangepast.

Deze maatregel is opgenomen in de tabellen van paragraaf 7.3, ‘Overzicht kosten en financiering’

Mitigerende maatregel 4: Mitigerende maatregelen voor de aanlandingspunten op Schiermonnikoog van Wadlooptochten.

Voor de Wadlooptochten worden in het beheerplan Waddenzee, waarbinnen het grootste gedeelte van de Wadlooptochten plaats vindt, mitigerende maatregelen opgenomen. In dit beheerplan Waddenzee worden de volgende mitigerende maatregelen als onderdeel van de gedragscode voorgesteld:

 In de broedperiode (1 april – 15 juli) worden broedkolonies op de kwelders gemeden en van solitair broedende vogels worden geen nesten verstoord en/of vertrapt of eieren meegenomen

 In de periode 15 april – 15 juli mag de eilandkwelder op Schiermonnikoog niet worden betreden

 Verstoring van groepen vogels moet worden voorkomen; dit geldt zowel op de foerageerplaatsen, de slaapplaatsen en de hoogwatervluchtplaatsen

 Vertrek- en aanlandingslocaties zijn in overeenstemming bepaald met de terreinbeheerder. Over gewenste veranderingen van deze locaties zal overleg plaatsvinden tussen de wadlooporganisaties en terreinbeheerders, met als doel beperking van verstoring op natuurwaarden, met name vogels.

 Degene die wadlooptochten organiseert, dient deze tochten te registeren en jaarlijks door te geven aan het bevoegde gezag (provincie Fryslân). De registratie dient de volgende elementen te bevatten: het aantal gehouden tochten, het aantal deelnemers per tocht en de gelopen route.

Deze mitigerende maatregelen zijn ook van toepassing op de aanlandingspunten op Schiermonnikoog.

Aanvullende mitigerende maatregelen, met gedragsregels uit de beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee

In de beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee worden om verstoring van concentraties vogels (vooral scholeksters) en zeehonden en bescherming van bruinvissen (Noordzeekustzone) mitigerende maatregelen voorgesteld voor de activiteit (recreatief) vissen met staand want of ander vast vistuig (activiteit 116 in Tabel 4.3)

Voor het recreatief vissen met staand want zijn in respectievelijk bijlage 4.1.6. en 4.1.8. van de beheerplannen Noordzeekustzone en Waddenzee mitigerende maatregelen opgenomen. De maatregelen richten zich met name op netlengte, maximaal 1 net per persoon en een meldingsplicht bij de desbetreffende gemeente. De registratie (en handhaving) vindt plaats door de gemeente.

Deze mitigerende maatregelen voor het recreatief staand wantvissen zijn ook van toepassing op het beheerplan Schiermonnikoog.

C4.3. Significant negatieve effecten op het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen.

Hier wordt een significant negatief effect per activiteit bedoeld. Uit de globale toetsing zijn geen activiteiten naar voren gekomen, die op zichzelf een significant negatief effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van Schiermonnikoog

5

PAS gebiedsanalyse Schiermonnikoog