• No results found

Teeven heeft met zijn adolescentenstrafrecht wel degelijk rekening gehouden met de internationale verdragen waaraan Nederland gebonden is, in het bijzonder het IVRK. Zo zijn de verhoging van de leeftijd voor de toepasbaarheid van het jeugdstrafrecht en de aanpassingen van de GBM als positieve veranderingen te beschouwen.

Op andere punten wringt het adolescentenstrafrecht echter met het IVRK. Zo kunnen zowel het verbod om bij bepaalde delicten enkel een taakstraf op te leggen, als de mogelijkheid om een PIJ- maatregel om te zetten naar TBS leiden tot schendingen van het IVRK. Ook de mogelijkheid om bezoek te weigeren voor een maximum van twaalf maanden leidt tot spanningen.

Tenslotte levert het feit dat Teeven het voorbehoud bij art. 37 IVRK handhaaft voortdurende kritiek op van diverse instanties.

38 

H6 Conclusie

In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de probleemstelling:

‘In hoeverre zou door de invoering van het adolescentenstrafrecht strijd kunnen ontstaan met

de verplichtingen uit internationale verdragen waar Nederland aan gebonden?’

Om deze vraag te beantwoorden is allereerst in hoofdstuk 1 gekeken naar de ontwikkeling van het Nederlandse jeugdstrafrecht en de voorstellen die door de jaren heen gedaan zijn. Op advies van de Commissie Overwater werd een ondergrens voor strafrechtelijke aansprakelijkheid ingesteld van twaalf jaar, waar al een bovengrens voor achttien jaar bestond. De Commissie Anneveldt kwam met een voorstel voor een adolescentenstrafrecht voor achttien- tot vierentwintigjarigen. Dit voorstel werd echter bij de invoering van het nieuwe jeugdstrafrecht in 1995 niet overgenomen. De wetgever dacht dat een adolescentenstrafrecht de wetgeving onnodig ingewikkeld zou maken.

In hoofdstuk 2 zijn de internationale regelingen waar Nederland aan gebonden is besproken. Achtereenvolgens kwamen het IVRK, de Beijing Rules, de Havana Rules en de Riyadh Guidelines aan bod. Artt. 37 en 40 IRVK stonden hierbij centraal. Nederland bleek veel van haar wetgeving in

overeenstemming met artt. 37 en 40 IVRK te hebben gebracht, maar in de praktijk bleken er meerdere handelingen te zijn die wellicht niet in overeenstemming waren met het IVRK. Daarnaast heeft Nederland op zowel art. 37 als art. 40 IVRK een voorbehoud gemaakt, dit tot grote bezorgdheid van het Comité.

In hoofdstuk 3 kwam de ontwikkeling van het adolescentenstrafrecht aan bod. Eén van de redenen voor het grote aandeel van adolescenten in de Nederlandse criminaliteitscijfers bleek hun nog onvoltooide hersenontwikkeling, welke meestal pas voltooid is rond het drieëntwintigste levensjaar. Vanwege deze onvoltooide hersenontwikkeling is het van belang adolescenten anders te behandelen dan volwassenen. Weijers geeft aan dat het oordeelsvermogen van adolescenten als beperkt moet worden gezien ten opzichte van dat van volwassenen, en dat adolescenten daarnaast niet goed kunnen doorzien hoe het strafproces in hun werk gaat en moeite hebben met het inschatten van hun

rechtspositie. Ook benadrukt Weijers dat veel delinquente jongeren een stoornis hebben waarbij dringend behoefte is aan behandelingsmogelijkheden. Ook Dorelijers wijst op dit feit, en benadrukt daarnaast dat jongeren risicogedrag vertonen doordat ze nog erg beïnvloedbaar zijn, zich veelal laten sturen door het deel van de hersenen dat gericht is op een directe beloning en moeite hebben met het beheersen van hun emoties. Dorelijers doet een voorstel voor een adolescentenstrafrecht voor vijftien- tot drieëntwintigjarigen, omdat dit volgens hem een homogenere groep vormt dan de groep twaalf- tot achttienjarigen.

In hoofdstuk 4 kwam het adolescentenstrafrecht van staatssecretaris Teeven aan de orde. Ook Teeven benadrukt dat de hersenen van adolescenten nog in ontwikkeling zijn, wat sneller tot

criminaliteit kan leiden. Daarom wil Teeven deze groep als een afzonderlijke groep binnen het strafrecht behandelen, en kwam hij met een voorstel voor een adolescentenstrafrecht voor vijftien- tot drieëntwintigjarigen. Dit zou volgens Teeven een forse bijdrage moeten leveren aan een veiliger Nederland. Een breed pakket aan maatregelen en straffen die specifiek zijn toegesneden op adolescenten moet criminaliteit onder adolescenten beter en effectiever aanpakken. Er wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de dader, waaronder de ontwikkelingsfase waar hij of zij zich bevindt. Ook ligt er een grotere nadruk op maatschappelijke veiligheid dan voorheen het geval was. Aan het eind van hoofdstuk 4 kwamen de belangrijkste wijzigingen aan de orde.

Deze wijzigingen konden in hoofdstuk 5 naast de internationale verplichtingen voor Nederland worden gelegd waardoor antwoord kan worden gegeven op de probleemstelling.

39  Gebleken is dat het adolescentenstrafrecht van Teeven op enkele punten een vooruitgang is in de wijze waarop Nederland gehoor geeft aan de internationale verplichtingen. Zo wordt de verhoging van de leeftijdsgrens van het jeugdstrafrecht naar drieëntwintig jaar erg gewaardeerd door het Comité. Ook de wijzigingen omtrent de GBM, waardoor de mogelijkheden van elektronisch toezicht,

nachtdetentie en de time-out maatregel gecreëerd worden, worden positief ontvangen. Teeven creëert hiermee, in lijn met art. 40 IVRK, alternatieven voor jeugddetentie.

Het adolescentenstrafrecht leidt echter ook tot meerdere wetswijzigingen die kunnen resulteren in schendingen van het IVRK. Met de invoering van het adolescentenstrafrecht krijgt de directeur van een inrichting de mogelijkheid om bezoek te weigeren voor een periode van maximaal twaalf maanden. Dit kan leiden tot een schending van art. 37c IVRK dat stelt dat jeugdigen het recht hebben om contact met hun familie te onderhouden. Het argument van Teeven dat hij de

bezoekregeling in de Bjj gelijk wilde stellen aan de bezoekregeling in de Pwb is ondeugdelijk nu gebleken is dat de maximumtermijn van twaalf maanden in het Pwb alleen maar geldt voor volwassen indien er sprake is van (verdenking van) een terroristisch misdrijf of waarbij de bescherming van slachtoffers een zo lang mogelijke duur vergt.

Ook het verbod om bij bepaalde delicten enkel een taakstraf op te leggen kan leiden tot een schending van het IVRK. Art. 37b IVRK stelt dat vrijheidsbeneming enkel als uiterste maatregel mag worden opgelegd. Om schendingen hiervan te voorkomen heeft Teeven voor jeugdigen de

mogelijkheid gecreëerd om een taakstraf op te leggen naast een jeugddetentie of PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm, waardoor de vrijheidsbeneming inderdaad als uiterste maatregel geldt. Deze mogelijkheid voorkomt echter niet de schending van art. 40 lid 4 IVRK, waarin staat dat de taakstraf bedoeld is als alternatief voor vrijheidsbeneming. Door de rechter te verplichten naast een taakstraf een vrijheidsbenemende straf of maatregel op te leggen, kan de taakstraf niet meer gezien worden als alternatief.

Verder heeft Teeven aangegeven het voorbehoud bij art. 37c IVRK te blijven handhaven, waardoor het mogelijk blijft om het volwassenstrafrecht toe te passen op zestien- en zeventienjarigen (art. 77b Sr), wat ertoe kan leiden dat jeugdigen samen met volwassenen worden gedetineerd. Het argument van Teeven dat het voor Nederland van belang is om het voorbehoud te blijven handhaven is begrijpelijk aangezien de flexibiliteit rond de achttienjaargrens van groot belang is voor het

adolescentenstrafrecht. Desondanks duurt door handhaving van het voorbehoud de kritiek voort. Tenslotte kan de mogelijkheid om de PIJ-maatregel om te zetten naar TBS leiden tot diverse schendingen van het IVRK. Het omzetten van de PIJ-maatregel naar TBS kan mogelijk leiden tot een levenslange gevangenisstraf doordat er een mogelijkheid bestaat TBS telkens opnieuw te verlengen (art. 38e lid 2 Sr). Dit zou leiden tot een schending van art. 37a IVRK dat het opleggen van een levenslange gevangenisstraf aan personen onder de achttien jaar verbiedt. Ook levert de omzetting van een PIJ-maatregel naar TBS een mogelijke schending op van art. 40 lid 3 IVRK dat streeft naar een specifiek jeugdstrafrecht. Het omzetten van de PIJ-maatregel, welke is toegespitst op jeugdigen, naar TBS, wat is toegespitst op volwassenen druist in tegen de gedachte dat een jeugdige recht heeft op een pedagogische behandeling waarbij rekening wordt gehouden met diens leeftijd en bevordering van de re-integratie in de samenleving. De stelling van Teeven dat het IVRK niet van toepassing is op personen waarbij de PIJ-maatregel wordt omgezet in TBS is onjuist nu volgens het Comité het IVRK van toepassing is op alle personen onder de achttien ten tijde van het plegen van het delict.

Concluderend kan gesteld worden dat met de invoering van het adolescentenstrafrecht een deel van de wetswijzigingen in overeenstemming is met het IVRK, maar een ander deel, ondanks pogingen van Teeven om het adolescentenstrafrecht vorm te geven binnen de grenzen van het IVRK, ook zou kunnen leiden tot schendingen van het IVRK.

Hier zullen echter weinig consequenties aan verbonden zijn. Het IVRK is weliswaar bindend voor partijen, desondanks is er niet voor gekozen om naleving te bevorderen door middel van het

40  sanctioneren van schendingen. De ontwerpers van het IVRK waren destijds bang dat veel landen het IVRK dan niet zouden willen ratificeren. Er is, zoals enkele malen vermeld, wel voorzien in een toezichtsmechanisme: het Comité. Er wordt uitgegaan van een systeem van positief toezicht; staten zijn verplicht te rapporteren aan het Comité over de toestand van kinderen in hun land, en het Comité biedt dan op haar beurt hulp en advies. Maar doordat er dus geen mogelijkheid bestaat om sancties op te leggen aan staten en er ook geen mogelijkheid bestaat om een (individuele dan wel collectieve) klacht in te dienen, ervaren staten weinig druk om (mogelijke) schendingen te voorkomen, dan wel te veranderen.128 Wel is in Nederland in 1995 de Goedkeuringswet IVRK inwerking getreden, waarbij in de Memorie van Toelichting aan meerdere artikelen van het IVRK rechtstreekse werking is

toegekend,129 waardoor het mogelijk is ze in te roepen voor de nationale rechter. Uit de praktijk is echter gebleken dat de rechter in Nederland terughoudend en inconsequent is met betrekking tot het IVRK.130        128 Verhellen 2000, p. 111-128. 129 Kamerstukken II 1992/93, 22 855 (RI1451), nr. 3, p.9. 130 Pulles & Wörst 2012, p. 188.

41 

Literatuurlijst

Boeken

Doek & Vlaardingerbroek (2009)

J.E. Doek & P. Vlaardingerbroek, Jeugdrecht en Jeugdzorg, Amsterdam: Elsevier Juridisch 2009.

Jolande (2013)

Jolande uit Beijerse, Jeugdstrafrecht; Beginselen, wetgeving en praktijk, Maklu-Uitgevers N.V. 2013.

De Jonge & Van der Linden (2007)

G. de Jonge & A.P. van der Linden, Jeugd & Strafrecht; Een leer- en praktijkboek over het

(internationale) jeugdstrafrecht en jeugdstrafprocesrecht, Kluwer 2007 (tweede druk).

Kruissink & Verwers (2001)

M. Kruissink & C. Verwers, Het nieuwe jeugdstrafrecht; vijf jaar ervaring in de praktijk, WODC Den Haag 2001.

Meuwese e.a. (2005)

S. Meuwese, M. Blaak, M. Kaandorp (red.), Handboek Internationaal Jeugdrecht, Ars Aequi Libri Nijmegen 2005.

Verhellen (2000)

E. Verhellen, Verdrag inzake de Rechten van het Kind, Antwerpen/Apeldoorn: Garant 2000.

Weijers (2006)

I. Weijers, Jeugdige dader, volwassen straf?, Deventer: Kluwer 2006.

Tijdschriften

Doreleijers (2009)

Th.A.H. Doreleijers, ‘Te oud voor het servet, te jong voor het tafellaken’, FJR 2009-68, p. 181-185.

Doreleijers & Fokkens (2010)

Th.A.H. Doreleijers & J.W. Fokkens, ‘Minderjarigen en jongvolwassenen: pleidooi voor een evidence based strafrecht’, Rechtstreeks 2010-2.

Liefaard (2010-02)

T. Liefaard, ‘Rechtspositie van jongeren in detentie: De Nederlandse Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen beschouwd vanuit internationaal kinderrechtelijk perspectief’, Tijdschrift voor

Jeugdrecht en Kinderrechten, 2010-2, p. 97–106.

Liefaard (2010-09)

T. Liefaard, ‘De rechtspositie van jeugdigen in justitiële jeugdinrichtingen in het licht van

internationale mensenrechten en actuele ontwikkelingen’, Delikt en Delinkwent, 2010-09, p. 1115– 1140.

42 

Liefaard (2011-1873)

T. Liefaard, ‘Strafrecht voor adolescenten: een kritische analyse van de plannen van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie’, Nederlands Juristenblad, 2011-1873, p. 2496–2502.

Pulles & Wörst (2012)

G.J.W. Pulles & L.C.J.M. Wörst, ‘Doorwerking van het IVRK: de wetgever geeft het voorbeeld’,

Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, 2012-7/8, p. 184-189.

Weijers (2005)

I. Weijers, ‘Jeugdige dader, volwassen straf?’, Ontmoetingen: Voordrachtenreeks van het Lutje

Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, 2005-11, p. 51-63 Rapporten

Rapport van de commissie ingesteld met als doel van advies te dienen over de vraag in welke richting het Rijkstucht- en opvoedingswezen en in verband daarmee het jeugdstrafrecht, zich zullen moeten ontwikkelen (Commissie Overwater), ’s Gravenhage: Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf 1951. Sanctierecht voor jeugdigen, Rapport van de commissie herziening strafrecht voor jeugdigen (Commissie Anneveldt), ‘s- Gravenhage: Staatsuitgeverij 1982.

CRC. Concluding Observations of the Committee on the Rights of the Child: Netherlands. 26/10/00, CRC/C/15/Add.114 (Concluding Observations/Comments).

CRC. Concluding observations of the Committee on the Rights of the Child; The Kingdom of the Netherlands (Netherlands and Aruba): Aruba, Netherlands. 26/02/04, CRC/C/15/Add.227 (Concluding Obervations/Comments).

CRC. General Comment No. 10 (2007); Children’s rights in juvenile justice. 25/04/07, CRC/C/GC/10. CRC. Concluding observations of the Committee on the Rights of the Child; The Kingdom of the Netherlands. 30/01/09, CRC/C/NLD/CO/3/Add. 78 (Concluding Obervations/Comments).

CommDH(2009). Report by the commissioner for human rights Mr. Thomas Hammerberg on his visit to the Netherlands, 21-25 September 2009.

UN Doc. Views of the Human Rights Committee under article 5, paragraph 4, of the Optional Protocol to the International Covenant on Civil and Political rights, CCPR/C/99/D/1797/2008, 18 August 2010. Advies ‘Het jeugdstrafproces: toekomstbestendig!’, Raad voor Strafrechtstoepassing en

Jeugdbescherming, Den Haag: 14 maart 2011.

Advies ‘Wetvoorstel adolescentenstrafrecht: een gemiste kans’, Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, Den Haag: 14 maart 2012.

Advies ‘Advies conceptwetsvoorstel tot Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van adolescentenstrafrecht’, Raad voor de rechtspraak, Den Haag: 23 maart 2012.

43  Advies met betrekking tot het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht, Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten, Leiden: 17 januari 2013.

Kamerstukken Kamerstukken II 1897/98, 219, nr. 3. Kamerstukken II 1955/56, 41 41, nr.3. Kamerstukken II 1978/79, 15 416, nr.4. Kamerstukken II 1989/90, 21 327, nr. 3. Kamerstukken II 1992/93, 22 855 (RI1451), nr. 3. Kamerstukken II 2010/11, 32 417, nr. 14. Kamerstukken II 2010/11, 28 741, nr. 17. Kamerstukken II 2011/12, 28 741, nr. 18. Kamerstukken II 2012/13, 33 498, nr. 6. Wetgeving

Wet van 6 februari 1901, Stb. 1901, nr. 62. Wet van 12 februari 1901, Stb. 1901, nr. 63. Wet van 12 februari 1901, Stb. 1901, nr. 64.

Wet van 20 december 2007, Stb. 2007, nr. 575. Inwerkingtreding 1 februari 2008, KB 22 januari 2008,

Stb. 2008, nr. 24.

Besluit van 20 januari 2014, Stb. 2014, nr. 33.

De United Nations Standard Minimum Rules for the Administration of Juvenile Justice van 1985: Standaard minimum regels voor de toepassing van het jeugdstrafrecht (UN Document A/RES/40/30).

De United Nations Rules for the Protection of Juveniles Deprived of their Liberty van 1990: Regels voor de bescherming van jeugdigen die van hun vrijheid zijn beroofd (UN Document A/RES/45/113). De Unites Nations Guidelines for the Prevention of Juvenile Delinquency van 1990: Richtlijnen voor de preventie van jeugddelinquentie (UN Document A/RES/45/112).

Jurisprudentie

EHRM 27 november 2008, nr. 36391/02, NJ 2009, 214 (Salduz vs Turkije). EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed vs Nederland). HR 30 juni 2009, NJ 2009, 349 (Salduz verweer).

Beroepscommissie RSJ 26 september 2011, nr. 11/1183/GA.

Internet

www.idoweijers.nl www.vumc.nl